deze boeklogjes vormen het dossier:

Over het illegale kartel in de bouw

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Veranderend getij ~ Marcel Metze

Het thema dat onderzoeksjournalist Marcel Metze aansnijdt in Veranderend getij interesseerde me wel vooraf. Wat speelt er allemaal bij een dienst als Rijkswaterstaat? Zou het een plus zijn als hij daarbij wat geschiedenis zou geven. Zodat me bijvoorbeeld eens duidelijk werd waarom kantonniers de beroepsnaam kantonniers dragen.

Maar die geschiedenis van ’s Rijkswaterstaat staat in kort bestek weggestopt in een appendix, en begint bij een centraliseringslag in de Franse tijd. Wat wel de benaming kantonniers perfect verklaart, en tegelijk niet heel veel meer.

Wat uitgebreid in het boek behandeld wordt, zijn de veranderingen die er plaatsvonden in deze nog zo korte eeuw. En zoals inmiddels gebruikelijk bij Metze krijgt de lezer daarbij nogal wat kantoorpolitiek meegedeeld — de hoofdrolspelers krijgen ook portretjes, en hun karakter wordt daarbij in éen trefwoord gegeven. Veel van zulke passages lees ik eerlijk gezegd niet met de grootste aandacht. De uitkomsten van beslissingen zijn belangrijker dan wie wanneer wat zei.

Dit boek had overigens vorig jaar al zullen verschijnen. Metze schreef het in opdracht van Rijkswaterstaat. Maar de opdrachtgever was ontevreden, en verbood de uitgave aanvankelijk. Metze mocht de tekst al evenmin in eigen beheer uitgeven. Pas nadat Kamervragen over de zaak waren gesteld, werd uitgave alsnog toegestaan. Misschien omdat de dienst de tekst ook vrij had moeten geven, als iemand een beroep had gedaan op de Wet openbaarheid van bestuur.

Dus was het bij het lezen ook een beetje raden wat de heren bij Rijkswaterstaat nu zo vreselijk aanstootgevend hadden gevonden.

Aan het begin van de eenentwintigste eeuw was Rijkswaterstaat weinig anders dan een machtige en vrijwel autonome staat in de staat. Niemand controleerde het functioneren van de dienst. En iedereen die er werkte in de hogere echelons had aan de TU Delft gestudeerd, of was op een andere manier techneut. Daardoor trad sektevorming op, en kon Rijkswaterstaat niet bogen op een grote publieksvriendelijkheid.

Toch had dit al decennia geen problemen gegeven, tot er twee storingen optraden.

De heimelijke kartelvorming onder Nederlandse aannemers — tegenwoordig meestal Bouwfraude genoemd — deed vermoeden dat degenen die de opdrachten tot bouwen verstrekt, ofwel Rijkswaterstaat, ook niet helemaal zuiver op de graad was. Er leek een gevoeligheid voor steekpenningen te bestaan.

Verder kwam er de klacht vanuit de politiek dat Rijkswaterstaat te duur was, en dat onduidelijk bleef waar al dat geld daar aan opging. Waarom liepen de Betuwelijn, of de HSL Zuid zo veel vertraging op, en kostten ze telkens miljarden meer dan begroot?

Vervolgens bleek inderdaad dat de zeventien aparte regionale rijkjes, geregeerd door Hoofd Ingenieur Directeuren, binnen Rijkswaterstaat nauwelijks inzicht hadden in hun eigen begrotingen.

Daarop moest het hele apparaat in enkele jaren omgevormd worden tot een agentschap van de Rijksoverheid, met een bestuur van drie personen, in plaats van zeventien heren. Dat ging alleen al met problemen gepaard, doordat alles van bovenaf werd opgelegd. En wat Metze vervolgens aan wrijvingen heeft kunnen aantonen, zal gevoelig hebben gelegen. Al zal niemand kunnen ontkennen dat Rijkswaterstaat zijn eigenheid kwijtraakte, en dat bij de sanering veel expertise verloren ging doordat zo veel mensen vertrokken.

En toch denk ik na lezing dat het boek te kort op de reorganisatie geschreven werd, om de effecten daarvan werkelijk al te kunnen evalueren.

Marcel Metze, Veranderend getij
Rijkswaterstaat in crisis

326 pagina’s
Balans, 2010
© Staat der Nederlanden 2009/2010

Te eerlijk om beleefd te zijn ~ Hans Broekhuis

Zo er een Bouwfraude is geweest in Nederland, waaruit bestond die dan precies? Deze vraag lijkt me nog eens een grondig onderzoek waard. Mede om de collectieve verstandsverbijstering die er een paar jaar heeft geheerst over dit onderwerp, begin 21e eeuw. Een waan die gevoed werd door een niet der zake kundige media, en de blinde kippendrift van politici die in roerige tijden iets van gezag probeerden te herstellen.

Ja, er werden onderling afspraken gemaakt tussen bedrijven in de grond-, weg- , en waterbouw (GWW). Maar daar waren ook wel redenen voor. Zo hebben alleen de bedrijven die grote onderhoudscontracten krijgen continu werk. De rest moet maar hopen regelmatig een project te mogen uitvoeren.

Dus zijn ondernemingen er van afhankelijk dat opdrachtgevers hen een werk gunnen. En doorgaans krijgt slechts de laagste bieder dat.

Door nu onderling af te spreken wie ditmaal aan de beurt was om de laagste bieder te zijn, was continuïteit in de hele sector min of meer te waarborgen; want daardoor konden bedrijven nog enigszins begroten hoeveel personeel en materieel ze erop na konden houden.

Alleen heten dit soort afspraken kartelvorming. En zulks is sinds 1992 door Europa verboden in Nederland.

Maar ging het in de ‘Bouwfraude’, die het TV-programma Zembla signaleerde in november 2001, niet om honderden miljoenen, zo niet vele miljarden schade, die de GWW-sector de belastingbetaler heeft gekost door zulke illegale prijsafspraken?

En ging ook de uiteindelijke Parlementaire enquête bouwnijverheid niet enkel over de enorme schade die de GWW-bedrijven hebben veroorzaakt?

Merkwaardig vind ik dan toch dat de buitengewone claim dat aannemers zo veel extra verdienden nooit ondersteund is door het bijbehorende buitengewone bewijs. Volgens Hennes de Ridder, hoogleraar Civiele Techniek te Delft, zijn de marges in de wegen- en waterbouw namelijk zo laag, dat de sector amper levensvatbaar is.

Zeker, van tal van bouwprojecten is bekend dat die veel duurder uitvielen dan oorspronkelijk begroot. Maar lag zoiets nu werkelijk alleen aan de aannemers? Of zijn er niet toch ook altijd politici aan te wijzen, die, om hun prestigeproject er door te krijgen, stelselmatig zaken eerst te rooskleurig voorstellen? En dus veel te goedkoop?

Hoeveel duurder is de JSF-straaljager inmiddels wel niet geworden. Op papier.

En ook: is een overheid, die telkens eenzijdig regels wijzigt en oplegt, wel zo’n verstandige inkoper? Als slechts de allergrootste bedrijven de administratieve werkkracht hebben om bij te houden wat de laatste gril is in wat de ambtenaren nu weer verlangen? Of als het gevoerde inkoopbeleid alleen al corruptie uitlokt, doordat altijd slechts het laagste bod wordt aangenomen?

Enfin. Deze vragen rezen bij me, tijdens het lezen van dit boek. Te eerlijk om beleefd te zijn. Dat is een biografie van de ondernemer Henk Koop, die, zijns ondanks, even de naam werd bij alles wat de bouwwereld maar kwalijk was te nemen.

Het boek is dan ook deels een apologie, met als doel nu eens Koop’s kant van het verhaal te vertellen. Want, waar de media er geen enkele moeite mee hadden hem zonder bewijs voor alles uit te maken dat maar lelijk was, werd het blijkbaar nauwelijks nog nieuwswaardig geacht dat Koop uiteindelijk in 2008 werd vrijgesproken op alle tweeëntwintig punten die het Openbaar Ministerie [OM] tegen hem had aangevoerd. Als dat OM al niet eerder domweg niet ontvankelijk was verklaard.

Koop had voordien alleen om verschillende redenen pech.

Ten eerste was het nu net een oud-werknemer van hem, met de naam Ad Bos, die in de eerder genoemde Zembla-uitzending nogal kritiekloos tot klokkenluider werd uitgeroepen. Omdat deze man op goede dag naar eigen zeggen een ‘schaduwboekhouding’ van Koop’s bedrijf Koop Tjuchem ‘aan zijn deurklink vond’ hangen. Daarin werden de onderlinge afspraken tussen bouwbedrijven over werkverdeling verrekend. Want, het bedrijf dat een overheidsopdracht verwierf, moest de mededingers wel compenseren voor die gunst.

Ad Bos was eerder door Koop ontslagen, na wanprestaties in Nederland, en bij een bedrijfsonderdeel op Sint Maarten. En ook omdat deze veel geld had geëist voor zijn zwijgen over kartelafspraken — volgens de auteur Hans Broekhuis ging het daarbij om 651.000 dollar, omdat Bos wist dat de bedrijfsboekhouding daar onduidelijk over was.

Vervolgens zou Bos een tijd lang gepoogd hebben om ook concurrerende bouwbedrijven te chanteren met het dreigement uit de school te zullen klappen.

Daarna stapte hij naar het Openbaar Ministerie; dat niets met zijn schaduwboekhouding deed. Het OM kwam pas veel later in beweging, na die stemmingmakende Zembla-uitzending, en het gekrakeel dat daarop volgde in media en politiek.

Daarop wilden politici daadkrachtig lijken; want dat willen ze nu eenmaal altijd, als dit niet ten koste van de eigen kaste hoeft te gaan.

Henk Koop zou, naar eigen zeggen, ook Kop van Jut worden, omdat hij de enige ondernemer was, onder de bestuurders van de grote bouwbedrijven in Nederland. Het management van de andere bedrijven, die allemaal aan de beurs genoteerd waren, bestond nu eenmaal uit naamloze loonslaven.

Daarbij suggereert auteur Hans Broekhuis zelfs dat de politiek zich in het bijzonder zo fel tegen Koop keerde, omdat de Nederlandsche Bank anders onrust vreesde, op de beurs, vanwege de notering van al die andere bedrijven.

En opvallend is zeker dat die hele Parlementaire enquête, onder leiding van lichtgewicht Marijke Vos [GroenLinks], zich zo zeer concentreerde op dat bedrijf van Koop. Omdat dit toch een relatief kleine speler was in de GWW-sector. Ook al omdat dat bedrijf vrij kort op dat gebied actief was. En dan alleen omdat Koop na een overname volgens de mededingingsregels te groot werd in de markt voor het leggen van pijpleidingen, en daarom met een deel van zijn activiteiten in iets vergelijkbaars moest vluchten.

Bij de boetes die de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) uiteindelijk oplegde, vanwege het kartel in de wegenbouw, werd het bedrijf Koop Tjuchem relatief licht gestraft vergeleken met andere bedrijven, aldus Broekhuis.

Tal van juridische problemen volgden op Ad Bos’ vlucht naar de media — zo werd Koop op Interpol gezet, en gearresteerd in Duitsland. Verder viel de politie zijn huis binnen, en werd van alles voor jaren in beslag genomen — en ook kostte deze affaire zijn bedrijven veel geld. Al was het alleen maar omdat de banken eenzijdig hun steun opzegden, en daarop een reorganisatie moest volgen.

Te eerlijk om beleefd te zijn gaat vrij uitgebreid in op wat deze reorganisatie inhield. Net als dat nog uitvoeriger wordt stil gestaan bij hoe Henk Koop zich van boerenzoon ontwikkelde tot een internationaal actief ondernemer. Alleen leek me dat wel een wat te kritiekloos bewonderend verhaal; een iets te makkelijke schets volgens het cliché ruwe bolster blanke pit.

Maar mij interesseerden, eerlijk gezegd, ook vooral de tegenwerpingen tegen het algemene beeld dat er over de Bouwfraude is. En dan wreekt zich dat dit boek sommige feiten wel meer dan eens herhaalt, en onder meer bij de schets van het politieke klimaat indertijd juist te veel in suggestie blijft hangen — terwijl toch ook Rijkswaterstaat, dat zo vaak opdrachtgever is bij bouwprojecten, onder politiek druk ineens geheel gereorganiseerd moest worden.

Maar goed, dat is haast een standaardbezwaar tegen biografieën, hier op boeklog. Niets gebeurt met iemand los van de tijd waarin iets plaatsvindt, alleen concentreren biografen zich zo vaak liever op het verhaal van slechts éen persoon.

Hans Broekhuis, Te eerlijk om beleefd te zijn
Henk Koop, ondernemer uit Tjuchem
159 pagina’s
Uitgeverij Noordboek, 2010