Vluchtelingen en immigratie ~ Michael Dummett

Dummett is hoogleraar in de logica en mensenrechtenactivist. Vooral die laatste kwaliteit klinkt door in dit boek, dat aangenaam weinig filosofisch jargon bevat. Het duurde zelfs even tot me daagde waarom het toch een filosofieboek is.

De schrijver benadert het hele immigratieprobleem namelijk bij tijden omgekeerd. Waarom hebben landen eigenlijk iets te beslissen over wie ze willen binnenlaten en wie niet? Wat is het eigenlijk raar dat niet iedereen mag gaan en staan waar die wil.

Die benadering maakt ook dat Dummett ongekend hard oordeelt over het immigratie- en vluchtelingenbeleid dat de meeste Europese landen erop na houden. Dat is op zijn zachtst gezegd bekrompen, maar zwaardere veroordelingen als racistisch of xenofoob kunnen ook worden gebruikt.

Fort Europa wordt bevolkt door bange mensjes.

Ik las dit boek toen het tumult rond Ayaan Hirsi Ali losbarstte, en dat gaf er een merkwaardige extra lading aan. En als Dummett iets verduidelijkt, dan wel dat er een groot verschil zou moeten bestaan tussen het vluchtelingenbeleid van een land en dat voor immigratie. Helaas is dit er zelden.

Overigens spitst dit boek zich wel nogal op de Britse situatie toe, en dat is toch een ander land als Nederland.

Michael Dummett, Vluchtelingen en Immigratie
183 pagina’s
Uitgeverij Routledge © 2002
Vertaling van On Immigration and Refugees


Große Wanderung ~ H.M. Enzensberger


Dit essay van Enzensberger herinnerde mij er ineens aan dat ik het ooit leuk vond om naar lezingen te gaan. Die lust is er inmiddels niet meer. Vermoedelijk omdat ik sindsdien beroepshalve menige lezing heb bijgewoond; en sindsdien enkel nog in de teksten geïnteresseerd ben; niet per se meer in de voordracht.

Niet dat ik klagen moet. Ik heb uit vrije wil toch heel wat mensen voorbij zien trekken die nu nog altijd mijn interesse hebben — en boeklog bevolken. Galeano bijvoorbeeld; Chomsky, Bolkestein, Schama, Konrád, Buruma, Kousbroek, Nooteboom. Vergeet ik er vast zo nog wel tien.

En toch waren ze mij in hun boeken altijd nader.

Hans Magnus Enzensberger gaf in 1992 de Van der Leeuw-lezing in Groningen. Dit was tijdens het tweede jaar van mijn tweede studie. Bezoek was daarmee ook een sociaal gebeuren — het aspect aan zo’n bijeenkomst dat me steeds meer is tegen gaan staan. En Enzensberger bracht een indrukwekkende boodschap, geïllustreerd met een grote pijl die uit Afrika omhoog wees naar Spanje, en noordelijker landen.

Typisch genoeg is die illustratie niet terug te vinden in het materiaal dat ik van de lezing bewaard heb.

Enzensberger maakte behoorlijk wat indruk toen, door de objectiviteit in wat hij zei, over emigratie en immigratie. Over integratie, en over eigenheid. Hij liep daarmee vele jaren voor op het publieke debat in Nederland. Omgekeerd had de sterk gepolariseerde toon van dit debat op het moment weer als gevolg dat ik het essay Die Große Wanderung wat was gaan wantrouwen. En dat bleek ten onrechte zo te zijn. Enzensberger behandelt de hele kwestie in drieëndertig korte overpeinzingen vanuit een historisch perspectief. Alleen al voor zijn opmerkingen over hoe kort de natiestaat nog maar bestaat, en hoe raar het is daar een identiteit aan te ontlenen, was dit essay de moeite van het herlezen waard.

H.M. Enzensberger, Die Große Wanderung
Drieunddreißig Markierungen
Mit einer Fußnote ›Über einige besonderheiten bei der Menschenjagd‹

76 pagina’s
Suhrkamp, 1992

Achtenveertigste uur ~ Nicolaas Matsier

Twintig jaar terug, in onschuldiger tijden, stelde ik eens een onnozele vraag. Daarop werd zo schaapachtig gereageerd dat het moment me altijd bij is gebleven.

Ik liep stage bij een dagblad toen. Ging daarom elke dag op pad. En bezocht zo ook een feestelijke terugkomdag voor jonge mensen. AMA’s, ofwel ‘alleenstaande minderjarige azielzoekers’ heetten deze jongeren in het indertijd gebruikelijke ambtelijk jargon. Allen woonden zij inmiddels op zichzelf, of bij gastgezinnen, en die middag waren ze even weer onder elkaar in hun eerste opvang hier.

Tuurlijk, protesten tegen buitenlandse asielzoekers bestonden toen ook in Nederland. Maar die vonden vooral op lokaal niveau plaats. En waren dan gericht tegen de vestiging van een asielzoekerscentrum — die door de overheid ook opvallend vaak in dunbevolkte gebieden zijn neergezet; als er ter plaatse al geen locatie werd gehuurd.

Bijna net zo vaak is later overigens geprotesteerd tegen het verdwijnen van zo’n asielzoekerscentrum. Want de lokale middenstand ontdekte op zo’n moment toch wel leuke omzetten gedraaid te hebben door al die nieuwe vreemdelingen. En anders was er wel een school die ineens weer prettige voorzieningen inleveren moest.

‘Wat gebeurt er met zo’n jongere als die meerderjarig is geworden,’ vroeg ik aan een medewerker van het opvangcentrum. Maar die ontweek de vraag. Net zomin gaf iemand anders me die middag ooit een rechtstreeks antwoord.

In mijn onnozelheid had ik in een open wonde gepeurd. Waarschijnlijk wisten de medewerkers heel goed dat de jonge asielzoekers zouden worden uitgewezen eens hun beschermde status verviel. Alleen was hun werk nu net om deze kinderen de vaardigheden bij te brengen waarmee ze in Nederland zouden kunnen functioneren.

En weinig mensen kunnen zich veroorloven om na te gaan denken over het nut van hun bezigheden.

Ook later zou ik op soortgelijke vormen van beroepsblindheid stuitten — waarbij mensen zich manhaftig aan de veiligheid vasthielden die het uitvoeren van regels biedt; daarbij geen oog hebbend voor wat die regels betekenen.

Overigens lijkt me dit éen van die wezenlijke onderwerpen waar meer literatuur zich mee bezig zou moeten houden.

En daarom hoopte ik de roman Het achtenveertigste uur van Nicolaas Matsier als een hedendaags meesterwerk te kunnen begroeten. Alleen is het minder goed dan gehoopt. Tegelijk lukte de auteur bijna alles in deze roman — wat kritiek dan weer vrijwel onmogelijk maakt.

Matsier beschrijft in het boek een ambtelijke procesgang. In bijna elk hoofdstuk komt een ander radertje in deze machine aan het woord.

Volgens de Vreemdelingenwet 2000 is iemand die Nederland niet in mag en hier toch een vluchtelingenstatus wil aanvragen meteen weer uit te zetten, als binnen 48 uur duidelijk wordt dat een asielaanvraag geen kans maakt. Zo luidt het protocol. En Matsier laat zien dat er bij de ambtenaren van de IND in zijn roman onbehoorlijk veel routine bestaat om dit protocol naar de letter uit te voeren.

De eigenlijke hoofdpersoon in het boek — een 30-jarige vluchteling uit Soedan — komt na de eerste hoofdstukken ook niet meer sprekend terug in het boek. Er wordt over hem gesproken, en daarmee geoordeeld. En in dat oordeel ligt alles al vast.

Even krijgt hij nog een zwijgend optreden in éen van de laatste hoofdstukken, als bij de rechtbank in Amsterdam de beroepszaak dient tegen het oordeel van de IND.

Vervolgens verdwijnt de vluchteling helemaal uit het boek. Om zo nog een administratie of wat extra werk te bezorgen.

Nicolaas Matsier wist hierbij telkens handig en aannemelijk van register te wisselen in de hoofdstukken. Dat zijn hoofdpersoon amper in het boek voorkomt, is ook al zo voortreffelijk. Ligt er bovendien het gegeven dat het de auteur gelukt is om de krankzinnigheid te tonen van een systeem.

Waarom zei Het achtenveertigste uur mij dan zo weinig?

Is dit omdat er wel erg veel cynische stemmen voorkomen in het boek? Waar de meeste mensen die in zo’n ambtelijke organisatie werken zich veel meer zullen plooien? Voor hun gezond?

Misschien is het omdat de roman alleen een beroep deed op mijn verstand. En dat had de behandelde vragen al eens beantwoord.

Nicolaas Matsier, Het achtenveertigste uur
270 pagina’s
De Bezige Bij, 2005

Trek naar de stad ~ Doug Saunders

Graag heb ik dat problemen, als die aan de orde komen, in een zo groot mogelijk kader worden geplaatst. En daardoor rest me al gauw weinig anders dan het lezen van een boek.

De krant, of het TV-journaal, doen namelijk precies wat mij nu net tegenstaat. Die isoleren een probleem altijd. Dit maakt dat de drukte over de dagelijkse actualiteit op mij al snel wat onbenullig overkomt.

Arrival City van de Canadees Doug Saunders is een boek met een werkelijk enorm kader. Wat alleen al bewonderswaardig maakt dat hij daar aan durfde te beginnen. Saunders beschrijft namelijk een proces dat al eeuwen geleden in gang werd gezet, en sinds een paar jaar zijn kantelpunt bereikt heeft.

Ooit woonden de meeste mensen op het platteland. Tegenwoordig woont een meerderheid op deze wereld in de steden. Het platteland druppelt overal leeg.

De voornaamste reden daarvoor is simpel. Steden bieden aan elk individu meer mogelijkheden en kansen.

Zelfs in het al sinds de Middeleeuwen verstedelijkte Nederland is het voor menigeen uit de regio nog altijd volkomen logisch om naar Randstad te verhuizen, voor werk.

De gevolgen van deze stelselmatige volksverhuizing zijn minder simpel te laten zien. Opmerkelijk aan Arrival City | De trek naar de stad is daarom alleen al dat Doug Saunders overal ter wereld ging kijken waar de nieuwkomers in de steden terechtkwamen. Wat daar de leefomstandigheden zijn. En wat overheden daarbij kunnen en zouden moeten betekenen.

Trekt Saunders ook parallellen met het verleden. Want wat nu in Afrika gebeurt, in Zuid-Amerika, of in China, vond anderhalve eeuw geleden ook hier plaats. In steden als Londen, Parijs, of Barcelona.

Alleen zouden deze plaatsen pas echt groot groeien nadat de massale sterfte onder bevolking er afnam; omdat men eindelijk enig benul kreeg van hygiëne.

Arrival City vond ik bijzonderder door de persoonlijke verhalen die Saunders optekende, dan door zijn bredere analyses. Want op basis van informatie die de auteur aandraagt, trek ik hardere conclusies dan hij.

Zo beschreef Jane Jacobs al in 1961, in The Death and Life of Great American Cities, dat stadsvernieuwing doorgaans weinig van doen heeft met de wensen van degenen die in zo’n stad moeten wonen.

En nog wordt er dagelijks tegen haar observaties gezondigd door politici; die liever hun werkelijkheid aan de bevolking opleggen.

Saunders heeft ook de Amsterdamse wijk Slotervaart beschreven in Arrival City — maar dat gebeurde enkel omdat het daar eerst flink mis moest gaan, voor er iets opmerkelijk over te zeggen viel.

Slotervaart was ooit in een andere tijd voor andere mensen ontworpen als woonwijk. In Nederland betekent dit dan ook meteen dat er in zo’n wijk vrijwel alleen woonhuizen staan; ondernemingen mogen zich er niet vrij vestigen. Vijftig jaar later, eind twintigste eeuw was de woonwijk verworden tot een opvangbak van voornamelijk alles Marokkaans; wat dan nog niet integreerde ook. Het onderwijs kon daarbij de kinderen niet redden die van huis uit of op straat geen Nederlands leerden, omdat de scholen die kwaliteit ontbeerden. Het tal leerlingen dat chronisch spijbelde of voortijdig het onderwijs verliet was mede daardoor hoog, vooral onder jongens. En juist die jongens hingen dan wat rond op straat. Wat de sfeer er grimmig op maakte.

Dit zou ondertussen alleen een stuk beter zijn geworden, dankzij buurtregisseur Ahmed Marcouch, en de steun die hij kreeg vanuit de gemeente.

En het is dat Doug Saunders dit schrijft, ik kan dat dan weer niet controleren. Omdat de media die me daarover zouden kunnen inlichten dit veel te hijgerig doen; zonder oog te hebben voor de grote lijnen. En ook al omdat de voorwaarden van het debat over immigratie gedicteerd worden door de populist Geert Wilders; die maakt dat andere politici zich niet eens aan het onderwerp durven te wagen.

Maar op de hele wereld zijn de grote steden magneten die mensen aantrekken. Is een land rijk, dan willen bovendien niet alleen de eigen plattelandbewoners naar zulke stedelijke centra, dan trekt daar ook het volk van buiten naar toe. En in Nederland kan dat wel degelijk groot nut hebben.

Waarbij voorbeelden van elders ook leren hoe het niet moet. Canada, o Canada, moest en zou bijvoorbeeld alleen hooggeschoolde immigranten toelaten. Terwijl het land in de praktijk zo veel meer had gehad aan vakmensen en ambachtslui. Lassers mochten er alleen niet in, of zorgpersoneel. Waardoor veel van al die hooggeschoolde import om banen zocht die er niet waren, werkloos raakte, of werk aannam waarvoor niemand zou willen immigeren.

Doug Saunders, De trek naar de stad
416 pagina’s
De Bezige Bij, 2010
vertaling door Guus Houtzagers van Arrival City, 2010

Wereldbedreigende rampen ~ Bill McGuire

Zelden las ik een boek dat zo duidelijk toonde hoe toevallig onze wereld werd zoals die is.

Bill McGuire werkt als vulkanoloog. In de Britse media draagt hij weleens de bijnaam Disasterman. Want hij weet nogal wat over het zo vreemd dunne laagje aarde dat wij bewonen; dat niet altijd stabiele korstje om een verder vloeibare planeet.

Belangrijkste nieuwe kennis die dit boek me opleverde is dat ook het klimaat waarschijnlijk invloed heeft op de activiteit van vulkanen, en daarmee zelfs de beweeglijkheid van de tectonische platen. Alle extra CO2-gas in de dampkring kon weleens meer effecten hebben dan dat daarmee enkel de aardatmosfeer sneller opwarmt. De aarde lijkt er ook onrustiger van te worden.

Omgekeerd is al even duidelijk dat vulkaanuitbarstingen het klimaat sterk kunnen beïnvloeden. Zo was 1816 in Europa en de VS een jaar zonder zomer, omdat aan de andere kant van de wereld de vulkaan Tambora op het eiland Soembawa was uitgebarsten — de grootste uitbarsting in de recente geschiedenis.

Dat was alleen lang niet de grootste vulkaanuitbarsting ooit.

Wat McGuire doet is geschiedschrijving op zijn grootst. Geologen kijken namelijk niet op een eeuw of wat. Als iets elke tienduizend jaar éen keer plaatsvindt, is dat voor hen al een regelmatig voorkomende gebeurtenis.

En, zijn enorme kennisvoorsprong maakt Wereldbedreigende rampen tot een wat merkwaardig boek. Bill McGuire heeft al lang terug een keer verwerkt wat er gebeuren zal wanneer die-en-die vulkaan ergens uitbarst. Hij weet zelfs welke natuurrampen eigenlijk alweer eens plaats hadden moeten vinden, statistisch gesproken.

De nieuwe ijstijd is te laat.

Dit is daarmee een boek dat enerzijds schetst hoe de wereldeconomie zal imploderen als de onvermijdelijke aardbeving onder Tokyo er eindelijk komt, of wat een nieuwe ijstijd gaat betekenen. Massa-immigratie naar het zuiden zal dan het gevolg zijn, en daarmee oorlog om gebied, grondstoffen, en water.

Helpt niet mee dat hij signaleert dat een complete klimaatsomslag er hier in slechts enkele jaren kan zijn. Weliswaar ontbreekt de precieze kennis over wat maakt dat de golfstroom in de Atlantische Oceaan loopt zoals deze loopt. Het verleden heeft geleerd dat de normale stroming binnen een paar jaar verdwenen kan zijn.

Sowieso gaat het tal natuurrampen ieder jaar toenemen door de huidige opwarming van de atmosfeer.

McGuire’s perspectief in het boek is dat van de wetenschapper, die weet dat aarde waarschijnlijk meermaals niet meer dan een ijsbal was die door de ruimte bewoog. En aan die totale bevriezing is door onbekende redenen toch ook telkens weer een einde gekomen.

Deze schrijver vergoelijkt zijn doemscenario’s meermaals met de iets te laconieke constatering dat zo’n natuurramp niet per se het einde van de mensheid hoeft te betekenen. Er zijn nu al meer dan zeven miljard van ons. Een paar zullen alle komende ellende allicht kunnen doorstaan.

En gek genoeg hielp die geruststelling toch niet echt.

Boeken hebben zelden een soundtrack voor mij. Wereldbedreigende rampen maakte alleen wel dat ik met regelmaat een refrein in mijn hoofd kreeg. Want een andere McGuire maakte ooit de bepalende versie van The Eve of Destruction.

And marches alone can’t bring integration
When human respect is disintegratin’
This whole crazy world is just too frustratin’

And you tell me over and over and over again my friend
Ah, you don’t believe we’re on the eve of destruction

Bill McGuire, Wereldbedreigende rampen
144 pagina’s
Amsterdam University Press, 2016
vertaling door Tijmen Roozenboom van Global Catastrophes: A Very Short Introduction, 2014


Nergensland ~ Femke Halsema

Begin jaren negentig was ik inhoudelijk veel meer bezig met het vluchtelingvraagstuk dan op het moment. Eerst kwam onder meer Enzensberger’s waarschuwende lezing op mijn pad: Die große Wanderung. Daarop was er mijn eigen werk in de journalistiek, waartoe dan weleens met asielzoekers en hun begeleiders werd gepraat.

En dan is het niet dat in die jaren mijn gedachten over dit onderwerp definitief gevormd zijn. Ik vermoed eerder dat er nu allereerst weerzin bestaat om erover te willen denken, omdat post-fascisten zoals een Geert Wilders eenzijdig alle debat zijn gaan domineren over welke vorm van immigratie ook.

Wilders’ positie is bovendien de simpelste, en daarmee onvruchtbaarste van al: wij motten die vreemden hier niet. Wat dan gemotiveerd wordt met het simpele idee dat andermans problemen de onze niet zijn. Bovendien zijn wij zo voortreffelijk dat daar toch vooral niets aan veranderen moest.

Mede om de schaamte over dat wegkijken van mij las ik het essay Nergensland, van Femke Halsema. Die, na haar tijd in de Tweede Kamer tot en met 2011, onder meer voorzitter was van Stichting Vluchteling — en die daartoe bijvoorbeeld grote vluchtelingenkampen bezocht in oorlogsgebieden.

Femke Halsema was eerder al, in 2006, in Marokko, bij de Spaanse enclave Mellila — een stukje Europa met een hoog hek erom dat indertijd met regelmaat het nieuws haalde, om de bloedige stormlopen van Afrikanen die hoopten daar asiel te kunnen aanvragen.

Ze ging daar naar toe voor een TV-programma. En daarin werd haar gevraagd, nadat ze in de bossen was geweest bij Melilla, en daar wat schuwe hoopvollen van elders had ontmoet, of dat hek om die enclave moet blijven, of niet. Waarop zij met grote tegenzin moest toegeven, ja, die strenge grensbewaking moest. Want Europa kan niet de problemen van de hele wereld oplossen, en ook een redelijk peil van welvaart handhaven.

Sedertdien zijn de hekken om Fort Europa enkel hoger geworden. En sterker nog: de EU heeft deze zelfs buiten de eigen grenzen geplaatst; waardoor een dictatoriaal geregeerd land als Turkije ineens verantwoordelijk is gemaakt voor het tegenhouden van migranten. Wilders’ afkeer werd in de praktijk staand politiek beleid; alleen heet dat dan anders.

Nergensland heeft geen pasklare antwoorden op deze problematiek in de aanbieding. En dat kon ook niet. Femke Halsema is vooral bezig om te inventariseren wat er speelt. Waarbij ze mij niet altijd ver genoeg doordacht.

Zo was er wel iets meer te zeggen geweest over de oorzaken achter de bestaande ongelijkheden in de wereld. Waarbij alle voormalige kolonisatoren, of hedendaagse handelsblokken met hun tariefmuren zoals de EU, toch zeker geen onschuld mogen voorwenden van mij.

Halsema had verder te reageren op Popper’s Open Society and its Enemies in haar betoog. En haar voornaamste conclusie daaruit luidt dat we niet verplicht kunnen worden om elke vluchteling op te nemen, maar dat er wel een plicht bestaat om mensen in problemen elders te helpen. Simpelweg omdat wij mensen zijn, en die anderen ook.

En het is een teken van deze tijd dat zelfs die wel zeer algemene boodschap inmiddels luid agerende tegenstanders heeft.

Femke Halsema, Nergensland
Nieuw licht op migratie

110 pagina’s
Ambo | Anthos, 2017