deze boeklogjes vormen het dossier:

teksten die op boeklog vooruit liepen

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Gesloten huis ~ Nicolaas Matsier

** lang, lang geleden volgde ik een meesterklas recenseren aan de universiteit waar ik toen ingeschreven stond. Geweldige teksten leverde deze inspanning mij niet op — mede omdat de boeken die recensente Janet Luis ons opgaf mij niet zo lagen.

De enige goede herinnering aan deze masterclass is de bespreking die ik wrochtte over Nicolaas Matsier’s toen pas verschenen roman Gesloten Huis. Dat is een boek dat ik altijd nog eens herlezen zou, om dan een boeklogje aan te wijden. En om die tekst dan vervolgens te laten botsen met dit oer-boeklogje uit 1994. Van toen ik ontdekte dat teksten leuker worden om te schrijven als je de opdracht voor het gemak even negeert.

De dingen zeiden nog van alles

Wat normaal is, verandert ongemerkt. Zolders staan vol met ooit gewoon huisraad. Fotoalbums vormen reservaten van verstild verleden. Maar ongemerkt schijnt de zon in albums erg veel vaker dan ze in werkelijkheid deed. Foto’s sturen niet zelden de herinnering. Het bruin en oranje van de jaren zeventig leeft zo lelijk verder, omdat in die tijd iedereen in kleur ging fotograferen. Zwart-wit heeft tenminste nog de charme dat de kleuren van het verleden niets aan de waardering voor de afbeelding afdoen.

In de autobiografisch roman Gesloten huis van Nicolaas Matsier zijn het vooral de gewone, alledaagse dingen die herinneringen op gang brengen. Moeder is gestorven, en haar drie kinderen legen het huis in Den Haag. De jongste durft maar moeilijk spullen weg te gooien. Hij beseft dat met alles dat weggaat ook aanknopingspunten met het verleden verdwijnen.

‘Wij wilden de dingen kwijt, terwijl de dingen nog van alles zeiden. (-) … (I)k was blij dat ik het net in mijn eentje hoefde te doen. Want een te grote inschikkelijkheid tegenover al die getuigenissen, groot en klein, van het verleden-waar ik toe neigde-dreigde van het minste en geringste karweitje een levenswerk te maken. Die gedachte was me maar al te vertrouwd.’

Ook in Matsiers eerdere werk stellen zijn personages beslissingen maar al te vaak uit. Ze mogen zich graag overgeven aan een eindeloos mijmeren over de mogelijkheid de werkelijkheid te verbeteren. Het zijn plannenmakers, maar bij dat bedenken blijft het. Het lijkt ook een beetje op de schrijver zelf te slaan.

Zijn laatste novelle De eeuwige stad dateert al uit 1982. En met de verhalenbundels Oud-Zuid (1976) en Onbepaald vertraagd (1979) is zijn hele literaire oeuvre opgenoemd.

Maar schijn bedriegt hier toch. Matsier schreef in de tussentijd enkele kinderboeken, en hij vertaalde ondermeer De avonturen van Alice in Wonderland en Achter de spiegel van Lewis Caroll. Daarbij duikt zijn naam vaak op onder de samenstellers van bundels met de meest uiteenlopende literaire onderwerpen. De schrijver is bovendien redacteur van het literaire tijdschrift Raster.

Vorig jaar kwam als Raster 58 het prachtige Vergeetwoordenboek uit. Al verdwenen of met verdwijning bedreigde voorwerpen werden nog eenmaal beschreven. Een tijdsbeeld werd opgetekend. Een al bijna onbegrijpelijke term van jaren terug werd definitief uitgelegd door mensen voor wie dat woord nog werkelijk iets betekent.

In Gesloten huis wordt het verleden op dezelfde manier tastbaar. Ouderwetse voorwerpen als de canvas boodschappentas, het schrift met huishoudelijke tips, en het stofdoekenmandje vormen de concrete oorzaak voor sterke herinneringen. Maar nooit gaat het Matsier om de artikelen op zichzelf. Wat zijn personages bij het opruimen van het ouderlijk huis tegenkomen, vormt steeds aanleiding om meer over het degelijk-gereformeerde leven van de familie Reinsma te vertellen.

N. Matsier heet namelijk eigenlijk T. Reinsma. Zijn schijversnaam vormt het anagram van hoe hij voor de belastingen heet.

In de beschrijving van wat ooit normaal was, herleven de zuinige jaren vijftig. Nooit is er eens iets nieuws, altijd zijn het afdragertjes. Als de hoofdpersoon voor het eerst iets uit een winkel krijgt, is dat allesbehalve de laatste mode; een plus-fourpak .

‘Diep in mijn hart weet ik het wel zeker: dat mijn moeder en ik, zo niet de enigen, dan toch de laatsten zullen zijn geweest die in Europa zo’n krankzinnig pak op de kop hebben weten te tikken.’

Tjit Reinsma, de hoofdpersoon in het boek, is de jongste thuis. Pas in de loop van het verhaal wordt duidelijk dat er nog een jonger zusje moet zijn geweest. Rita is alleen zo jong overleden dat Tjit geen herinneringen aan haar heeft. Zijn ouders hebben het toch al nooit over de overleden kinderen. Want er is ook nog dat broertje dat een jaar ouder was. Maar Jan zal eeuwig zeven blijven; altijd voortleven als op de foto die op een niet in het oog springende plaats in de kamer stond.

Als Tjit het huis uit is en zijn rijbewijs heeft gehaald, leidt zijn eerste zelfstandige autorit naar de vroegere woonplaats Krommenie. Hij gaat op zoek naar de graven van zijn overleden broertje en zusje.

Nooit eerder heeft hij het kerkhof bezocht. Toch is hij er vast van overtuigd de stenen ogenblikkelijk te zullen vinden. Maar juist dit memento blijkt niet meer te bestaan. De graven zijn geruimd. Van de altijd onbesproken kinderen lijkt niets tastbaars meer te bestaan.

In een boek waar herinneringen zo meesterlijk verbonden zijn aan voorwerpen, moet het ontbreken van zo’n aandenken wel schrijnen. Dat hij nooit om zijn overleden broertje heeft mogen rouwen, wreekt zich dan ook. Een zes-jarige neemt het in de hoofdpersoon over. Hij wordt langzaam gek. Het tweede gedeelte van het boek beschrijft voornamelijk de waan van de inmiddels volwassen Tjit. Toch vraagt hij zich daarin ook af of het verdriet niet een excuus kan zijn voor zijn ‘betrekkelijke onvermogen te leven’.

Gesloten huis is de poging van een man te reconstrueren waarom hij werd zoals hij is. Het boek raakt steeds eerst even aan het oppervlakte om pas daarna de diepte in te duiken. Kiskossen zou dat mogen heten, de term voor het zeilen van platte steentjes op het water, zodat ze zovaak mogelijk opstuiten.

Kiskossen is een heel gebruikelijk woord in Krommenie. Maar niemand blijkt het te kennen als de kleine Tjit in Den Haag komt wonen. Net zo moet de jongen zijn blokletters afleren. Op de nieuwe school wordt schuin geschreven. Met bijlessen leert hij een soort lopend schrift.

‘Wat je noemt een verbonden blokschrift is nooit tot stand gekomen. (-) …(O)p de keper beschouwd behelpt mijn hand zich nog steeds met kleine snelle sprongen, niet helemaal ongelijk de beweging van het kiskossende steentje.’

Zo is ook het boek opgebouwd. Een aanzet, snelle associaties en dan een gebeurtenis. De hele roman bestaat uit losse fragmenten, die vaak kunstig met elkaar zijn verbonden. Het boek verliest weleens wat aan hechtheid als de schrijver een wat al te mooie overgang maakt. Maar dat is ook mijn enige bezwaar. Gesloten huis is bovenal een rijk boek. Hoewel er heel wat hevige emoties spelen, weet Matsier door zijn kalm ironische stijl voldoende afstand te scheppen. En waar er voldoende reden was zijn ouders volkomen af te schrijven, wordt juist een sympathiek portret geschreven.

De schrijver is inmiddels zelf vader, en begrijpt zijn ouders beter. Zo heeft hij gemerkt hoe makkelijk kinderen hun herinneringen transformeren als ze een onbekend verhaal horen waarin ze de hoofdrol spelen. Voortaan is dat verhaal van henzelf; het kind eigent zich het verleden toe.

‘De herinnering zelf is de kunstenaar.’ schrijft Matsier dan ook.

Gesloten Huis is een boek over opruimen en opnieuw beginnen. Bij iedere schoonmaak komt het verleden in de meest onverwachte vormen boven. Dan zal even herdacht worden hoe het ooit is geweest.

Want wat normaal was, moet wel worden opgemerkt.

GESLOTEN HUIS
Nicolaas Matsier
Uitgever De Bezige Bij, 264 pag.

5 autobiografische romans ~ Thomas Bernhard

** Enkel in het derde trimester van het collegejaar 1993-1994 behaalde ik al meer studiepunten dan in een normaal jaar te halen waren. Ik had haast. En wilde zo gauw mogelijk een universitaire bul. Mijn studiefinanciering was gestopt, door een onnozele nieuwe regel dat studenten van mijn leeftijd toen nergens meer recht op hadden — een bureaucratische onbenulligheid die een tweede-kans student als ik enorm benadeelde.

In zeven haasten schreef ik in mei 1994 een essay over de autobiografische romans van Thomas Bernhard, waar ik eerder zeer van onder de indruk was geraakt. De docent vond het niets. Te vlot vooral. Zelf achtte ik het vrij lang verreweg het beste wat ik ooit geschreven had.

Inmiddels lijkt de tekst me vooral handig bij elkaar gegaard — heel veel eigens zit er niet in, op mijn samenvatting van de inhoud van de vijf autobiografische romans na. Verschillende andere opinies lijken me voor de gelegenheid geleend uit secundaire literatuur die ik gelezen had — wat vervolgens weleens imponeergebazel opleverde. Ook vertaalde ik alle citaten zelf uit het Duits naar het Nederlands — wat niet had gemogen, maar naar mijn idee toen een veel vloeidender tekst opleverde.

Toch was het schrijven van dit schrijversportret behoorlijk vormend voor mij — en voor wat uiteindelijk boeklog zou worden. Achteraf gezien. lees door »»