deze boeklogjes vormen het dossier:

de wereld platgeslagen in een vlak

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

How to Lie with Maps ~ Mark Monmonier

Landkaarten zijn sterk versimpelde voorstellingen van de werkelijkheid. En die abstrahering heeft ook groot nut. Daardoor kunnen de gebruikers van zo’n kaart zich focussen op wat er echt toe doet voor hen.

Punt wordt dan dat binnen de leugen die de versimpeling van de werkelijkheid is, zo makkelijk nog wat meer gelogen kan worden — zonder dat dit dan opvalt.

How to Lie with Maps van de geograaf Mark Monmonier gaat over een aantal van die bewust aangebrachte misleidingen — al wordt de lezer eerst uitgebreid bijgebracht welke keuzes alle kaartenmakers moeten maken bij het ontwerpen van een kaart.

Waarbij dan onder meer opvalt dat er in elk land modes zijn. Waardoor toeristen die thuis goed met een kaart weten om te gaan in het buitenland nog op behoorlijk wat moeilijkheden kunnen stuiten.

Opvallend genoeg blijven die modes overigens bestaan. Ook in het digitale tijdperk. Als liefhebber van landkaarten ben ik heel blij met het bestaan van online-diensten als Google Maps of OpenStreetMap. Waarbij ik de laatste vooral waardeer om de compleetheid en actualiteit — bospaden staan er wel op, nieuwe wegen staan al vast vaagjes ingetekend. Google Maps liegt ook over het bestaan en de layout van militaire bases, de concurrent niet. Tegelijk zijn de pastelkleurtjes die OpenStreetMap benut voor mij als kleurenblinde een hindernis in het gebruik.

Monmonier heeft in zijn boek nog enkel aandacht voor het gebruik van de computer om papieren kaarten te maken. Wat niet heel vreemd is voor een boek uit 1996, maar daardoor maakt de uitgave wel een achterhaalde indruk.

Dankzij ontwikkelingen als satellietnavigatie hoeven wij ons tegenwoordig bijvoorbeeld nauwelijks te bekommeren om zaken als de schaal van een kaart — digitaal is er altijd in te zoomen tot op een niveau waarop er geen overzicht meer bestaat.

En dus zit de blijvende les van How to Lie with Maps in de voorbeelden van de leugens die Monmonier geeft. Die hij leuk brengt. Onderkoeld presenteert. En waar tegelijk toch ook over te zeggen is: wie eenmaal weet dat er bij het maken van kaarten gelogen wordt, kan dan zelf al de trucjes bijna bedenken. Want, wie gaan er liegen bij het maken van een kaart?

En aan historische voorbeelden van kaartleugens is in dit boek bijvoorbeeld slechts éen relatief kort hoofdstuk gewijd.

Mark Monmonier, How to Lie with Maps
Second Edition

207 pagina’s
The University of Chicago Press, 1996

On the Map ~ Simon Garfield

Garfield vertelt vooral bekende anekdotes na, zo viel me eindelijk op. Bij het tweede boek dat ik las van deze auteur.

Niet dat er iets op tegen is om algemeen bekend materiaal te recyclen. En al helemaal niet als dit goed, zakelijk, en met humor gebeurt, zoals Simon Garfield lukt. Behalve dan dat je een culturele allesbrander zoals ik ben dan gauw eens iets voorzet dat al eerder met vurige belangstelling verteerd werd.

Tegelijk kan ik Garfield moeilijk verwijten dat landkaarten en atlassen het ook zo aardig op televisie doen. Of dat de BBC daar al hele reeksen gewijd heeft. Die ik dan heb gezien.

On the Map bood vooral in de eerste hoofdstukken — over de oudste landkaarten — veel bekends en nauwelijks iets nieuws. De Mappae mundi kwamen langs, waarop Jeruzalem nog zo overzichtelijk het middelpunt van de wereld was. De vraag werd opgeworpen of de Vinland-kaart nu een vervalsing is of niet. Het toeval werd aangestipt waarom die twee continenten Noord- en Zuid-Amerika zo zijn gaan heten.

Gelukkig wijdde Garfield daarbij zelden te lang uit, zodat dit boek nog zo veel hoofdstukken meer telde, waar wel nieuws te lezen viel.

Hij besluit ook aangenaam actueel, door over recente ontwikkelingen te schrijven als Google Maps en Google Streetview. Of daar nog weer voor te benadrukken hoe Nederland ook ruim na de Gouden eeuw weer even de kaartenmaker van de wereld was, door de successen van TomTom, Tele Atlas, en Philips-dochter Navteq — dat Garmin van kaartmateriaal voorziet.

On the Map drijft alleen wel op verhalen. En anekdotes. Wat zonder meer prettig leest. Mar waardoor ik uiteindelijk toch met vragen bleef zitten. Hoe leuk het ook is om te weten dat zelfs de makers van satellietnavigatiesystemen niet begrijpen waarom deze apparaten van het ene moment op het andere zo populair werden.

Papieren landkaarten en plattegronden zijn nogal wat goedkoper.

Hoe kaarten gemaakt worden, en wat daarin veranderde, komt hoogstens terloops langs in On the Map. Wat nog te billijken is. Bovendien las ik onlangs een boek dat geheel over dat aspect van landkaarten ging. En daarmee ook hoe kaarten liegen.

Waarom kaarten gemaakt worden en werden, is opvallend genoeg zelden een kwestie die voor Garfield expliciet speelt. Terwijl daar voor mij nu de grootste vragen zitten.

Is het bijvoorbeeld waar, zoals ik nu denk, dat de eerste algemeen gebruikte kaarten vooral zeekaarten waren — omdat reizen over water lang bijna overal zo veel makkelijker was dan reizen over land? Simon Garfield schrijft namelijk in de eerste helft van het boek telkens over sierkaarten, voor aan de wand. Of over protserige atlassen, waar soms tot wel vier mannen voor nodig waren om die te tillen.

Want die dingen zijn er nu ook nog.

En geschiedenis schrijven gaat wat mij betreft niet enkel over wat de eeuwen doorstaan heeft.

Simon Garfield, On the Map
Why the World Looks the Way it Does

464 pagina’s
Profile Books 2013, oorspronkelijk 2012