Wehkamp Voorjaar / Zomer ’90

Al in de dagen voor er internet was in Nederland werd me jaarlijks twee maal een complete website op papier toegestuurd. Dat kostte helemaal niets. Ik hoefde alleen maar te dulden dat de uitgever mij met mevrouw aansprak.

De bedoeling van de firma Wehkamp was dan dat ik minstens éen van de afgebeelde artikelen uit deze catalogus bestelde. Dat heette postorder. En dit verschilde niet van de tegenwoordige e-commerce, in de zin dat de bestellingen ook toen altijd bezorgd werden als ik zeker niet thuis was.

Maar de Wehkampgids vervulde in vroegere dagen nog veel meer rollen dan enkel die van catalogus. Zo herinner ik me dat het papier uitermate geschikt was om tot een pijl gedraaid te worden, die dan door een stuk elektriciteitsbuis einden weg te blazen was. Leuk was dat. Meestal tot er iemand in zijn oog geraakt werd, en het prompt niet meer mocht.

En ook, het is amper voor te stellen nu zelfs de TV-reclame na elf uur ’s avonds tegen de porno aanschurkt, maar toen kwam met de Wehkampgids in menig huishouden het enige bloot binnen. Zo onschuldig waren we, dat zelfs de afdeling badkamerartikelen in de gids onze belangstelling had, omdat in een van de afgebeelde douchecabines altijd wel ergens de naakte achterkant van een mevrouw was te zien.

Verder stond in iedere gids een verwarrend plaatje van een andere mevrouw die een banaanachtig voorwerp tegen haar wang aan drukte. Massagestaaf heette dat ding in de omschrijving. Maar omdat we de ogen van die mevrouw niet mochten zien, wisten we wel ongeveer dat dit niet helemaal klopte.

In deze catalogus voor het voorjaar en de zomer van 1990 heet zo’n ding overigens al gewoon een vibrator, en is er al keuze uit verschillende modellen. Technische specificaties ontbreken verder; een aanwijzing dat er bij de verkoop waarschijnlijk niet op een mannelijk koperspubliek werd gemikt.

Amper vijftien jaar geleden is het, en op zich blijft wat toen te koop aangeboden werd in vorm en functie nog wel herkenbaar. Maar wat lijkt alles lillijk. De in deze gids afgebeelde mode is natuurlijk geheel uit de mode. Ook hebben de vrouwelijke modellen raar haar, en vreemdkleurige make-up. En erger nog zijn de mannelijke modellen; dat lijken me knaapjes met amper baardgroei die nogal ouwelijk ogende machoposes aannemen.

Aandoenlijk.

Maar catalogi als deze doen me vooral beseffen hoe blij ik ben eigenlijk niet zo veel nodig te hebben. Er is zo veel troep op de wereld te koop. Neem dit boek: het heeft 772 pagina’s vol producten, en niets dat ik er van blief. In die zin is een oude Wehkampgids nuttiger dan een bibliotheek vol traktaten tegen het hedonisme.

Tot mijn grote geluk zag ik wel dat de ‘teletrapper’ nog in deze gids te koop werd aangeboden. Dat was waarschijnlijk het eerste fitnesstoestel voor mensen die te lui waren om van de bank te komen. De TV-reclame van het moment toont aan dat daarmee toen al trend gezet werd; iedereen die weet meer te moeten bewegen, doet dat het liefste niet. Dus komen er apparaten op de markt die dat bewegen zogenaamd van ons overnemen.

Zo werkt het, dus.

Wehkamp Voorjaar / Zomer ’90
772 pagina’s
Uitgeverij Wehkamp, 1990

Wehkamp najaar 2006

Onverwacht kwam mij de luxe uitvoering toe van Wehkamp’s nieuwste catalogus. Die met de harde kaft. Dat u het weet. Volgens het begeleidend schrijven ben ik namelijk éen van hun allerbeste klanten.

Dat is wat merkwaardig. Want, weliswaar heb ik me even terug laten verleiden op een aanbieding in te gaan. Maar ik heb mijn bestelling ook prompt geannuleerd toen bezorging veel te lang uitbleef.

Enfin.

Toch ben ik erg blij met dit cadeau. Wehkamp-catalogi zijn namelijk perfecte opslagplaatsen van wat allemaal vergeten zal worden. Snapshots van het heden zijn het. Hoe kleedde men zich in 2006? Tot wat was de consumentenelektronica in staat? Hoe veel kostte alles toen?

De waarde van dit boek zal eerst enorm teruglopen, maar de komende decennia sterk toenemen.

Ik wees er al op, in mijn bespreking van een catalogus uit 1990, dat niets zo snel verouderd als mode. Noem het economische dynamiek, noem het een uitwas van het kapitalisme. Maar bijna alles uit deze nieuwe najaarscatalogus zal al binnen een paar jaar te lelijk zijn om te kopen. Of te duur.

Dus, wat zegt dat over eventuele koopwensen nu?

Wat wel aan deze catalogus opvalt, is dat die een zo veel kleiner formaat heeft als vroeger. De catalogus uit 1990 mat 22,5 centimeter bij 28,2. Deze is slechts 15,75 centimeter bij 20,4; wat elke pagina half zo groot in oppervlakte maakt.

Inhoudelijk valt op dat de catalogus telkens doorverwijst naar Wehkamp’s website, waar nog meer keuze te bekijken is. Wat dat betreft valt het me nog mee dat deze winkel nog een boek met zijn spullen drukken laat. Het is nogal wat goedkoper om enkel een database online te zetten.

Niet dat ik Wehkamp van altruïsme verdenk. Het bedrijf keerde zich onlangs wat al te fel tegen de politieke wens om de woekerrente te verminderen op het gespreid betalen van een aankoop.

Alles wat in deze catalogus staat, zal zich bewezen hebben.

Wel merkwaardig trouwens dat de pagina’s met sexspeelgoed tegenwoordig meteen na de stofzuigers komen. Maar misschien is ook dat niets anders dan doelgroepdenken geïllustreerd.

Wehkamp, Najaarscatalogus 2006
924 pagina’s
Uitgeverij Wehkamp © 2006

bij exclusief nr. 01 / vanaf 7 september 2006

Vreest niet. Ik zal hier niet ook nog gaan bespreken wat er zoal aan ongevraagd reclamemateriaal mijn huis binnenkomt via de brievenbus. Al was het maar omdat alles ongelezen bij het oud papier gaat.

Maar zo’n ‘magazine’ als dit is wel interessant voor een keertje. Ten eerste richt het zich exclusief tot BIJcard-houders. En ik heb absoluut geen klantenkaart bij die winkel. Sterker nog, ik kan me niet heugen wanneer ik er persoonlijk voor het laatst iets gekocht heb.

Een afgeprijsd boek misschien, ergens in januari 1990?

Bijna had ik hier geschreven dat de dichtstbijzijnde Bijenkorf minstens 140 kilometer verderop is, wat nogal een eind reizen wordt voor een beetje shoppen. Maar ziet, iets nuttigs levert dit magazine dan toch op. Ik leer eruit dat ook in Groningen tegenwoordig een Bijenkorf staat. Al is dat dan wel in de Herestraat, die ik normaliter vermijd.

En daar zal wel geen verandering in komen.

Dus is de vraag die me intrigeert vooral: wie heeft mijn adres aan die winkel verkocht, waardoor het hen daar ineens interessant leek mij te paaien met glimmende foldertjes? De NS? De Stichting Museumjaarkaart? Het dagblad Trouw? NRC-Handelsblad?

Over de inhoud van het magazine kan ik verder kort zijn. Die is niet voor mij bedoeld. Ik ben geen jonge vrouw, en de jonge vrouwen die ik ken zijn mans genoeg om hun eigen kleding uit te zoeken. Blijven er inhoudelijk misschien net tien pagina’s over. Maar dan nog. Ik zie mijzelf geen overhemden kopen bij De Bijenkorf, en zeker niet voor dat geld.

Een econoom heeft mij net uitgelegd dat de waarde van dure producten niet ligt in de extra kwaliteit, maar in de emotie die zulks oproept.

In elk geval, blij weer eens iets onder ogen te hebben gekregen waardoor ik besef schathemeltjerijk te zijn, door bijna niets te hoeven hebben.

bij exclusief nr. 01 / vanaf 7 september 2006
magazine voor BIJcard-houders

123 pagina’s
de Bijenkorf © 2006


Metroseksueel ~ Michael Flocker

Het is waarschijnlijk geen wonder dat Norbert Elias etiquetteboeken gebruikte om zijn theorieën te illustreren over de veranderingen in cultuur en civilisatie. Etiquetteboeken zijn tijdcapsules.

In dit boek wordt bijvoorbeeld meermaals de waarschuwing uitgesproken dat een echte man geen sokken aantrekt, als hij sandalen draagt. En als ergens tegen gewaarschuwd wordt, betekent dit ook dat het verschijnsel regelmatig voorkomt.

Overigens is dit boekje nog meer dan alleen een etiquettegids voor de man. Het hoort ook tot een ander genre. Dat van het zelfhulpboek. Het Amerikaanse zelfhulpboek bovendien, wat het bovenmatig optimistisch maakt over de structurele veranderingen die de lezer nog kan doormaken.

Als die maar wil, kan alles.

Van die dingen.

Ik geef toe een boekje als dit vooral te lezen om het humoristische effect dat onbedoeld optreedt als een Amerikaans zelfhulpboek naar het Nederlands wordt omgezet. En het was ditmaal smullen, omdat het de bewerkers niet echt lukte de toon van het boek te temperen om het wel bij de Nederlandse ideeën over de juiste maat te laten passen.

Om de loop van de geschiedenis te veranderen heb je waarschijnlijk meer nodig dan het amusante boekje dat je nu in handen houdt [10]

staat er dan. Maar vlak daarvoor gaat het wel over de sleutels tot persoonlijk succes. En die worden slechts geïllustreerd door selectief wat eigenschappen van enkele genieën op te noemen.

Tegelijk houdt Flocker zijn lezer voor tamelijk debiel. Uit zijn waarschuwingen determineer ik op dat hij zijn publiek ziet als obese TV-verslaafden, met een voorliefde voor fastfood, en de culturele bagage van een zilvervisje.

Stereotype Amerikanen, dus.

Wijn hoor je langzaam te drinken. Neem kleine slokjes, geniet van de smaak, maar sla de wijn niet als een glas limonade achterover. Als je dorst hebt, vraag je de ober om wat water bij de wijn. [38]

Nee, wat dit boekje werkelijk op een bizarre manier fascinerend maakt, is dat de auteur op nogal denigrerende wijze van ons onbenul uitgaat, en daar tegenover totaal optimistisch stelt dat dit allemaal niet uitmaakt. Alles kan echt nog helemaal goed komen. Volg deze regeltjes maar. Zo veel zijn het er niet. En al doende, wordt het makkelijk een aantrekkelijker eigen ik te vinden.

Michael Flocker, Metroseksueel
Het handboek voor de moderne man
175 pagina’s
A.W. Bruna Uitgevers, 2004
vertaling van The Metrosexual Guide to Style, 2003

Geklede mens ~ Ethel Portnoy

Boeklog dient als een meer permanent geheugen, van wat ik allemaal uitlees. Want het rare van lezen is dat het me moeilijk valt om te sturen wat ik onthoud. Non-fictie werkt bijvoorbeeld heel anders dan fictie. Vertel me iets dat ik nog niet wist, en dat wordt doorgaans wel opgeslagen, met vindplaats erbij. Bij variaties op wat me al bekend was, hoe elegant ook uitgewerkt, lukt dit doorgaans niet.

De plots van romans zakken dan ook vrij snel weg.

Wel zeker is dat mijn geheugen behoorlijk fotografisch werkt. Ik had dit boek van Ethel Portnoy misschien wel twintig jaar niet ingekeken. Toch was elk van de foto’s erin als het zien van een oude bekende.

Bovendien triggerde vrijwel ieder beeld de herinnering aan een bijbehorende opmerking van Portnoy.

Misschien is het hierom wel dat ik slecht films of documentaires voor een tweede keer kan zien. Dat er alleen bij het herbekijken van humoristische programma’s ontvankelijkheid blijft voor wat er komen gaat; grappen moeten wel verrassen.

De geklede mens was de catalogus bij een tentoonstelling ooit in het Haags Gemeentemuseum. Maar als boek kan het zonder meer op zichzelf staan. Ethel Portnoy noemt kleding het middel van de mens om zich van anderen te onderscheiden. Kledingstukken zeggen daarmee veel over een cultuur, en een tijd. Barometers zijn het, van expressiemogelijkheden.

Dit boek is daarmee een cultuurgeschiedenis, en voor de verandering dan eens een geschiedenis met veel aandacht voor de vrouw. Daarbij is het de soort historie waar ik veel van houd, omdat Portnoy schrijft over wat ooit normaal was.

Bovendien is het een antropologische studie, omdat ooit elk volk op aarde zich anders kleedde. Maar misschien wordt dat gedeelte ook spoedig geschiedenis — het saaie westerse goed waarin wij ons kleden, verovert de wereld. Helaas.

Vraag ik me door een boek als dit wel af waarom Rudy Kousbroek nooit een goed woord voor mode heeft over gehad.

Ethel Portnoy, De geklede mens
160 pagina’s
Cantecleer, 1986

Clean ~ Katherine Ashenburg

Lichtvoetige geschiedenisboeken over éen enkel onderwerp, ik hoop daar nog vele van te mogen gaan lezen. Niets maakt beter duidelijk dan zulke werken dat wij nu ook maar wat doen.

Katherine Ashenburg geeft op het einde van Clean aan: waarschijnlijk kijken de mensen over honderd jaar net zo meewarig naar ons, als wij deze geschiedenis lazen. Omdat wij begin eenentwintigste eeuw zo veel water meenden te moeten gebruiken om het idee te krijgen schoon te zijn. Omdat wij zo bang voor bacteriën waren geworden, dat onze kinderen in veel te schone huizen opgroeiden; waardoor ze allerlei allergieën ontwikkelden; want hun immuunsysteem keerde zich tegen henzelf.

Nog betrekkelijk kort voordien vonden mensen het juist gevaarlijk om zich te wassen. Vuil bood bescherming. Het lichaam wassen, stelde het maar gevaarlijk bloot aan allerhande narigheid.

En dan was er in de negentiende eeuw bijvoorbeeld nog het gegeven dat slechts dames van een zeker slag zich wasten; een voorbeeld dat een echte mevrouw toch moeilijk kon volgen.

Ashenburg’s Clean — er zijn meer boeken over dit onderwerp, met krekt dezelfde titel — is in de eerste plaats een West-Europees/Amerikaans georiënteerde geschiedenis, die vooral uitblinkt door hoe laconiek ze de ontwikkelingen uit de laatste eeuwen beschrijft. Over de betekenis van het bad bij de Grieken of de Romeinen stond er voor mij nauwelijks nieuws in. En graag had ik meer kunnen lezen over bijvoorbeeld de Japanse badcultuur, of de sauna, of dat soort stoombaden.

Nu las ik zaken als hoe een hooggeplaatst iemand nog eind negentiende eeuw geen badkamer bliefde in zijn nieuw te bouwen landhuis. Door badkamers zou het gebouw te veel op een hotel lijken.

En ik leerde over de kracht die aan linnen werd toegeschreven — kledingstukken van linnen dragen werd een tijd lang als aanmerkelijk beter gezien dan jezelf wassen.

De grootste sterkte van dit boek zit in de anekdotes, en de terzijdes. Die soms ook niet eens deel uitmaken van de lopende tekst. Zo staat er een treffend terzijde in over de uitvinding van het maandverband — oorspronkelijk een nieuw product om gewonde soldaten te verbinden, waarvoor de verpleegsters al gauw een alternatieve toepassing zagen. Tegelijk is dat de enige verwijzing naar menstruatie; terwijl er toch ook ideeën over onreinheid aan dat onderwerp leefden. Niets dat dit boek daarover vertelt.

Dit boek is heel goed in bijvoorbeeld de geschiedenis van de douche, of beter het stortbad. En ook in die van het bidet. Het legt perfect uit waarom wassen met koud water zo lang in de twintigste eeuw zo veel status had in Groot-Britannië.

En uiteindelijk gaat het bij het lezen erom dat wat er staat me boeit, dus moet ik niet al te kritisch worden na ook nog vermaakt te zijn.

Katherine Ashenburg, Clean
An Unsanitised History of Washing

358 pagina’s
Profile Books 2009, oorspronkelijk 2008

Poldermodel ~ Santje Kramer

Mode-ontwerpers hebben éen groot probleem met de Nederlandse vrouw. Want die wil allereerst praktische kleding. Wat zij ook koopt, ze moet er wel in kunnen fietsen.

Maar in plaats dan mooiere kleding te ontwerpen om in te fietsen, wordt hierover gemokt en gespot door de modeverkopers.

Ik geef dit voorbeeld vooral omdat ik het zo typerend vind. Niet de vraag telt daarin, maar het aanbod wordt heilig gemaakt. Mode is dus simpelweg een vorm van indoctrinatie.

Het lijkt me een recept voor ongeluk en depressie bij de ontwerpers, als succes van hun dictaten dan uitblijft.

In Het poldermodel van Santje Kramer wordt ook stevig geklaagd over het kledingpatroon van de Nederlandse vrouw; met haar eeuwige spijkerbroek, en d’r veel te hoge platgehakte laarzen.

Eveneens worden soms andere ideeën heilig gemaakt die elders zijn opgedaan.

Deze klaagzangen komen van een heel scala aan buitenlanders dat naar Nederland kwam — niet zelden om de liefde — en zo uit de eerste hand ervaring opdeed met de vrouwen hier.

Daarbij geldt wel het vrijwel eeuwige bezwaar tegen teksten van een vrouw die haar sexe tot onderwerp maakte — die worden altijd geschreven over leden van krekt dezelfde sociaal-economische klasse als de auteur.

In dit geval gaan alle uitspraken dus over relatief jonge, goed opgeleide vrouwen in een grote stad, die werk buiten de deur hebben, zij het niet alle dagen van de week, en er daarnaast nog een actieve vriendenkring op na houden.

Velen van hen hebben bovendien kinderen. Nogal wat hebben weleens moeite om alles in hun leven in balans te krijgen.

Toch, als zo’n boek dan allereerst op het vermaak mikt, door vooral herkenning op te willen roepen, dan is het al gauw heel wat minder irritant dan het doorsnee feministische traktaat. Het poldermodel gelijkt nog het meest op een lang kringgesprek in de kroeg, omdat allereerst meningen voorop staan. Amusant allemaal, voor even. Uitermate snel vergeten daarna.

Zo’n boek stelt geen vragen over de ratrace elders, of wat het doet met vrouwen, welke ruimte zij hebben om zichzelf te presenteren, en dus hun uiterlijk, als werkgevers strikt hiërarchisch zijn georganiseerd. Zo’n boek constateert nog net terloops dat nogal wat zaken in Nederland iets anders zijn geregeld.

Santje Kramer, Het poldermodel
De Nederlandse vrouw is uniek
160 pagina’s
Contact, 2011

Mode ~ Lars Svendsen

Mode is een zeer gevarieerd verschijnsel, dat pretendeert betekenis te hebben; terwijl die er amper is. Zo luidt de conclusie van de Noorse filosoof Lars Svendsen na een verkennend onderzoek, waar hij een boek lang over deed.

Waarna hij de retorische vraag stelt of mode laat zien hoe wij onze belangstelling voor de buitenkant cultiveren; en daarmee dat onze identiteit almaar wankeler wordt; omdat de werkelijkheid steeds meer gefictionaliseerd raakt.

Ik besefte door dit boek onder meer heel anders te denken dan Svendsen over onderwerpen als mode, en daarmee smaak en veranderingen in smaak.

Dit komt door dé permanente vraag, bij al mijn lezen, wat nu precies normaal is, en waarom wij dat dan wel zo vinden. Want wat normaal is veranderd. En dat zelfs soms ongemerkt. Tot bij een terugblik ineens opvalt hoe anders het vroeger was of toeging.

Bovendien bestaan er verschillende snelheden in wat er zoal verandert. Waar onze kleding of kapsel er van jaar tot jaar anders uit kunnen zien, doen onze manieren dat niet. Of onze woningen. De manier waarop ons werk georganiseerd wordt. Of hoe de staatsinrichting in elkaar steekt.

Een groot deel van wat Svendsen als mode ziet — het eeuwig veranderen van wat vrouwen als kleding dragen — is voor mij bijvoorbeeld tegenwoordig een verschijnsel dat grotendeels samenhangt met marktwerking. Fabrikanten en winkels hebben er enig belang bij om telkens nieuwe producten te verkopen. Dus komt er telkens iets nieuws; waar dan de merkwaardige eigenschap aan kleeft dat dit nieuwe geacht wordt beter te zijn dan al wat al bestond.

Bovendien zorgt de markt er ook voor dat al het oude spul ineens volkomen lijkt te zijn verdwenen.

Dat gaat voor kleding dan net zo goed op, als voor telefoons, of tablets. Of voor wat nu het populairste sociale netwerk om berichtjes op uit te wisselen met naasten. Wat de massa aan consumenten verkiest, is grillig.

Ironisch genoeg was de filosoof overigens hier ook slechts even in de mode doordat hij een bestsellertje wist te schrijven over verveling.

Maar wat dan maakt waarom velen zo massaal van kledingstijl veranderen, of ineens allemaal dezelfde telefoon willen, blijft een raadsel. En als fabrikanten, met hun enorme economische belangen, dit raadsel al niet kunnen oplossen, lukt dat een filosoof al helemaal niet vanachter zijn bureau.

Dus mag ik Lars Svendsen niet te hard vallen dat zijn boek die hele economische component mist die op dit moment zo veel bepaalt. Of dat ook hij de irritante filosofentruc toepast om overal citaatjes vandaan te sprokkelen van andere denkers die hem goed voor zijn betoog uitkomen — terwijl al die denkers heel verschillende stromingen vertegenwoordigen.

Is dit essay ook nog tamelijk a-historisch.

Mijn lol bij het lezen van filosofen is voor een groot deel nu eenmaal de discussie die ik in gedachten voer bij het lezen van zo’n auteur. En op details bracht Lars Svendsen genoeg in om mij tot nadenken te stemmen.

Punt blijft alleen dat filosofen zo graag schermen met woorden als ‘betekenis’. Terwijl ik denk: probeer nu gewoon eerst eens zo goed mogelijk te beschrijven wat er precies speelt. Dat is al ingewikkeld genoeg. Voor het antwoord op waarom-vragen schiet onze kennis zo makkelijk tekort.

Een dooddoener als antwoord geven, zoals Svendsen in zijn conclusie doet, is geen antwoord geven.

Waarmee niet gezegd zij dat waarom-vragen niet gesteld zouden mogen worden.

Lars Svendsen, Mode
Een filosofisch essay

190 pagina’s
Ten Have, 2007
vertaling van: Mote; Et filosofisk essay, 2004

Geluk is een jurk ~ Cécile Narinx

Laat iemand vertellen met aandacht voor detail en ik raak al gauw geïnteresseerd. Hoef ik niet eens iets met het onderwerp te hebben.

Zo bestaat er een weblog waarop alle minutiae besproken worden van de kleding die James Bond droeg in de films. En die website fascineert me al jaren. Terwijl de films me met onverschilligheid slaan, laat staan dat de rij aan acteurs me interesseert die het personage James Bond hebben gespeeld. Zelfs de daar met gloed besproken jasjes vind ik te onhandig om zelf te dragen — de snit daarvan is bedoeld, sinds heel lang geleden al, voor iemand die rechtop te paard zit, niet voor de fietser die ik gauw eens ben; want voor mij zijn dan de mouwen te kort.

En toch moest ook het meest recente weblogje gelezen worden over de dassen die Bond heeft gedragen.

Daardoor meende ik iedereen wel te kunnen lezen die over mode zou schrijven. En misschien is dit ook zo. Want Geluk is een jurk bleek vrijwel nooit rechtstreeks over kleding te gaan, laat staan over de echt tekenende details van een kledingstuk of accessoire. Evenmin wordt het verschijnsel mode geduid. In plaats daarvan is het boek een verzameling van los materiaal dat uiteindelijk nog het best informeert over hoe het was om voor een modeblad te werken, eind twintigste begin eenentwintigste eeuw. Cécile Narinx was indertijd hoofdredacteur van de Nederlandse Elle. Inmiddels is ze getransfereerd.

Iemand uit de tijdschriftenbranche legt dus haar werk uit, wat ze daarbij doen moest, wie ze ontmoette, en wie of wat er van betekenis is in dat wereldje. Het boek heeft daardoor een opvallend hoog gehalte: ik stond erbij en ik mocht er naar kijken.

Bovendien heeft Cécile Narinx het daarbij prettig luchtig gehouden, en daarmee werd Geluk is een jurk een hap-lees-weg boek.

Toegegeven, ze heeft me ook op een paradox gewezen.

Een intrigerend gegeven staat bijvoorbeeld in ‘Een tas is geen tas’. Dat stuk beschrijft hoe de tas voor een vrouw net zo’n statussymbool kan zijn als de auto voor een man. Maar een groot risico daarbij is om er éen te kopen die net dat jaar toevallig in is. Want het jaar erop heeft jouw tas toevallig net de verkeerde kleur, of de foute gespen, wat het ding dan dateert. En dat maakt dan enorm uit, voor de vrouwen in het wereldje die rustig sjakosjes kopen van € 1700 het stuk.

Dus is het misschien slimmer om te investeren in een klassieke tas.

Vergelijkbare conclusies worden getrokken over de little black dress, of het gegeven dat een jurk speciaal voor jou ontworpen en gemaakt wordt toch wel het summum is. En dat maakt het dus opvallend dat Cécil Narinx enthousiasme uit over twee verschijnselen die voor mij schuren.

Enerzijds bestaat er dus die modewereld, met zijn nieuwe collecties elk seizoen, waarin alles net anders dan eerder wordt, en waarbij op de modebladen altijd weer de dure plicht rust om bij de presentaties te zijn. Voelen de medewerkers zich nog uitverkoren ook als ze vooraan bij de catwalk mogen zitten om als eerst te mogen aanschouwen wat er allemaal nu weer nieuw nieuw nieuw is.

Anderzijds is het voor je gemoedsrust beter om iets aan te schaffen dat helemaal niet net in de handel is, maar waarvan het ontwerp zich al tijden bewezen heeft. Of om te kiezen voor iets dat uniek op jouw maten wordt toegesneden.

Waardoor ik dus denk: is het je overgeven aan de mode dan soms niet een enorm teken van onzekerheid? Wat een vreemde keuze toch om anderen te laten bepalen wat je aantrekt. Zo bezien mag ik dus zelfs blij zijn in Nederland te wonen, waar de vrouwen zich uit vrije wil het liefst praktisch kleden, want je moet er wel in kunnen fietsen; waarover mode-ontwerpers elders dan weer spottend doen.

Dictatortjes kunnen er slecht tegen als hun ideeën geminacht worden. Mode is een vorm van indoctrinatie, schreef ik ook al eens. Cécile Narinx deed me iets te luchtig over dat gegeven en de bijbehorende groepsdruk.

Geluk is een jurk heeft als ondertitel ‘De modewereld van binnenuit’. En dat interesseerde me dus minder dan een blik naar de modewereld van buitenaf. Omdat er nog zo veel te zeggen zou zijn geweest over mode als economische activiteit — geen mooiere handel dan die waarin de handelaar zijn klanten telkens weer met het idee kan opzadelen dat ze enkel verouderd spul in bezit hebben. Toch, een derde maar van alle kleding die geproduceerd is, wordt verkocht voor de vooraf vastgestelde prijs.

Cécile Narinx, Geluk is een jurk
De modewereld van binnenuit

256 pagina’s
Bertram – De Leeuw Uitgevers, 2012