Iovrnael ofte gedenckwaerdige beschrijvinghe ~ Willem Ysbrantsz Bontekoe

Wat was die ‘VOC-mentaliteit’ ook alweer, die onze minister-president zo zeer wenste? Die ‘dynamiek’, dat ‘over de grenzen kijken’?

Het beste is het vaak om bij zulke vragen terug te gaan naar de bron, en een betere bron dan deze is er bijna niet. Nog leven de daden van schipper Bontekoe in het collectieve geheugen van de Nederlanders, een kleine vier eeuwen later. Er zijn zelfs plannen voor een speelfilm, zij het dat die over een afgeleid verhaal gaat.

In 1924 zou Johan Fabricius nog De scheepsjongens van Bontekoe schrijven; een nieuwe bewerking van het eerste deel van het boek dat ik hier las.

Al bleek me uit de wetenschappelijke bezorging van V.D. Roeper dat dit niet het echte journaal van schipper Bontekoe kan zijn. Zijn heldendaden zijn op een aantal wat plaatsen wat mooier gekleurd door de eerste uitgever, ene Jan Jansz Deutel uit Hoorn. Die maakte van het laatste deel van Bontekoe’s zware reis naar de Oost een verhaal als was hij Mozes die zijn volk door de woestijn leidde. Met wonderen als uit de lucht vallend voedsel en al.

Bontekoe verloor zijn schip, de Nieuw Hoorn, namelijk doordat het kruit ontplofte. Hij vloog zelfs mee de lucht in, maar zou het overleven. Al liep hij ter genezing wel een tijd rond met een kussen op zijn hoofd.

Met de resterende bemanning zou de schipper per sloep uiteindelijk Batavia bereiken, alwaar hij het commando over andere schepen kreeg. De VOC was toen nog aan een grote expansie bezig. Zo wilde gouverneur-generaal Jan Pietersz Coen het eiland Macao veroveren op de Portugezen, om zo exclusief de handel met de Chinezen te kunnen krijgen.

Het is door die bedrijfsovername dat de Nederlandsers ter plaatse de bijnaam verwierven roodharige barbaren te zijn. En Bontekoe verhaalt zonder enige schroom uitgebreid over het moorden, plunderen en brandschatten van die vergeefse strijd.

Net zo wordt onbekommerd beschreven hoe op sommige eilanden onderweg de kindertjes zo blank zijn, omdat die rare blote vrouwen daar zich almaar aanboden.

Ik zie daardoor ook ineens het Zeeuwse knaapje Balkenende voor me, die van z’n geloof niet naar de bioscoop mocht, en via de zeventiende-eeuwse teksten van Bontekoe toch z’n spektakel binnenkreeg.

Voor het leven beïnvloed.

En ach, ik houd ook van boeken als deze, waarin populaire boeken van ooit her, deskundig in hun tijd worden geplaatst. De brontekst werd tot in de negentiende eeuw herdrukt.

Willem Ysbrantsz Bontekoe, Iovrnael ofte gedenckwaerdige beschrijvinghe
De wonderlijke avonturen van een schipper in de Oost
1618-1625
165 pagina’s
Uitgeverij Terra Incognita © 1996, oorspronkelijk 1646


Trawler ~ Redmond O'Hanlon

Hoe ging het ondertussen met Redmond O’Hanlon? Het was al even geleden dat ik voor het laatst een boek van hem met plezier had gelezen. Misschien is het zelfs zo dat alleen zijn eersteling, over een reis door de binnenlanden voor Borneo me werkelijk bekoorde. Zijn latere verblijf bij de Yanomami, in het Amazonegebied, ging al met zoveel media-aandacht gepaard dat het boek daarover uiteindelijk wat tegenviel. Aan O’Hanlon’s reis door de Kongo waren me vooral de overeenkomsten opgevallen met de eerdere boeken.

Hoe leuk ook als uitgangspunt, het verhaal van een mollige studeerkamergeleerde die allerlei lichamelijke ontberingen moet doorstaan, wordt bij de derde keer wat voorspelbaar. Mag het nog zo humoristisch zijn.

O’Hanlon zocht het avontuur ditmaal dicht bij huis — ook al meende hij altijd dat het daar niet te vinden zou zijn. Hij monstert aan op een trawler om te gaan vissen op de Atlantische Oceaan. Natuurlijk kiest hij daarvoor wel een speciaal schip uit. O’Hanlon reist mee met de enige schipper die ook uitvaart als er een orkaan wordt voorspeld, omdat deze zo’n grote hypotheek op zijn boot heeft dat elke dag in de haven hem te veel geld kost.

Enfin, ook de avonturen van een studeerkamergeleerde zonder zeebenen zijn ietwat voorspelbaar. Dus was het niet om O’Hanlon zelf dat me iets van dit boek zal bijblijven. Trawler wordt gered door de aanwezigheid van de andere bemanningsleden aan boord, die tamelijk laconiek het statistisch gevaarlijkste beroep van deze tijd uitoefenen. In het bijzonder zal me de marien-bioloog Luke blijven heugen, die door zijn kennis van het zeeleven dit boek een verdieping meegeeft dat het ernstig van node was.

Redmond O’Hanlon, Trawler
A Journey Through the North Atlantic

352 pagina’s
Knopf 2005, oorspronkelijk 2003

Looking For a Ship ~ John McPhee

Ik moet ontstellend veel boeken hebben gelezen over varen. Al zullen dit vooral jeugdboeken zijn geweest, met lectuur die ooit verantwoord werd geacht. Boeken vol met ferme jongens, stoere knapen. Boeken ronkend van de blinde verheerlijking, blatend over de glorie van de Hollandsche driekleur, en de zegeningen daaronder gebracht in de Oost.

Op mijn Lagere school stond nog gewoon propaganda in de kast. Zoals die boeken over varen. Zoals De held van de Spionkop — waarin de wandaden van de Britten tegen de Boeren in Zuid-Afrika breed zijn uitgemeten. Dat de Nederlanders tezelfdertijd nog wreder oorlog voerden in Atjeh paste in een jeugdboek niet.

Maar wie heb ik de laatste vijfentwintig jaar nog gelezen over de scheepvaart, dan misschien Biesheuvel en Alberts? Terwijl een vrachtschip, met zijn relatief kleine bemanning, en de beperkte ruimte aan boord, op zich een ideaal decor is om ergens een drama te plaatsen.

Deze omslachtige inleiding dient om uit te leggen waarom deze lange reportage van John McPhee me dubbel melancholisch maakte. Het is al een boek over het mogelijke einde van de Amerikaanse koopvaardijvloot. Maar voor mij woog nogal mee dat hij een wereld beschreef die ik kende, en waar me vooral leugens over zijn verteld.

Tegelijk, wat een rijk boek is ook deze McPhee weer.

John McPhee reisde eind jaren tachtig als betalend passagier mee op de Stella Lykes, op een maanden durende trip langs havens in Zuid-Amerika. Onderweg zijn er piraten, verstekelingen, en is er mechanische pech. Onder meer.

Mij lijkt het geen toeval dat het boek eindigt als het schip zonder motorkracht ronddobbert, omdat er water in de diesel kwam. En voor het eerst vind ik een stilistische vondst van McPhee wat te zeer opgelegd. Alsof daarvoor al niet duidelijk was geworden met hoeveel problemen de Amerikaanse koopvaardijvloot te kampen heeft.

Het boek begint ermee als éen van de twee hoofdrolspelers probeert aan te monsteren op een schip. Maakt haast niet uit welk schip. Hij is al bijna een jaar zonder. Volgens de regels van de vakbond komt hij daarom eerder voor een plek in aanmerking dan iemand die korter zonder schip heeft gezeten. Maar duurt het bestaan aan wal langer dan een jaar, dan verliest hij al zijn voorrechten weer.

Blij monstert hij aan op de Stella Lykes. Al is het schip onderbemand, zoals de hele Amerikaanse vloot, al is de gemiddelde leeftijd van de bemanningsleden tegen de zestig.

Voor reders pakt het inmiddels nu eenmaal goedkoper uit om schepen onder een de vlag van een derdewereldland te laten varen. Liggen de salarissen een stuk lager, kost de verzekering heel wat minder.

Onvergetelijk wordt mede daarom de figuur van de kapitein van de Stella Lykes. Overgrootvader is hij inmiddels, en toch zal deze Paul McHenry Washburne nooit een bestaan aan de wal kiezen. Op zijn verplichte vakanties doet hij niets anders dan wachten tot hij weer varen kan. Nu ja, en golfen. Al heeft hij voor niets in het leven een liefde zo groot als zijn haat tegen golfen is.

Maar zijn generatie en die daarop nog volgde, lijkt toch een laatste te zijn. Dan blijven enkel nog hun portretten over. En hoe meesterlijk de levens van de zeelui ook zijn vastgelegd door John McPhee, bijna lezen ze als in memoriams.

John McPhee, Looking for a Ship
242 pagina’s
Farrar, Straus and Giroux 1991, oorspronkelijk 1990

Steaming to Bamboola ~ Christopher Buckley

John McPhee schreef zijn zeeverhaal tien jaar na Christopher Buckley dit deed. En ik vraag me af of hij Steaming to Bamboola kende bij het maken van Looking for a Ship.

Beide boeken lijken nogal op elkaar.

In alle twee reist de schrijver mee met een Amerikaans vrachtschip, om daarbij op te merken dat de bemanning uit een wonderbaarlijke verzameling mensen bestaat.

McPhee is dan de ervarener schrijver, die veel van de vragen beantwoordt die Buckley in zijn debuut hoogstens signaleert. Waarom is bijvoorbeeld de gemiddelde leeftijd rond de zestig van een bemanningslid op een schip van de Amerikaanse koopvaardijvloot?

John McPhee schreef een boek dat als een afscheid leest aan een bedrijfstak die op uitsterven stond. Christopher Buckley maakte gewoon een fijn avonturenboek. Die leek enkel gewoon een keer mee te hebben gewild op een groot vrachtschip. Liefst met bestemming onbekend.

Zijn scheepsreis op de Columbianna leidde hem van Charleston de oceaan over naar Bremerhaven — toen nog in West-Duitsland gelegen.

De terugreis ging door het Britse kanaal naar Miami — waarbij het vrachtschip in een orkaan belandde. Dat is al niet heel prettig om mee te maken als bemanning. Maar ondertussen kwam over de radio de ene onheilsmelding na de andere binnen van schepen in nood.

Daar is de marconist dan nogal laconiek onder. Geen beter moment om een schip te laten vergaan, als dat het plan toch al was, dan na een storm. Volgens Lloyds of London zouden zeker 100 van de 500 schipbreuken in 1979 geënsceneerd zijn om verzekeringsgelden op te strijken.

En zo biedt dit reisboek wel meer aardige feiten tussendoor. Ook de Columbianna heeft een bewogen geschiedenis onder de zeker tweehonderd lagen verf op de huid; de boot hoorde eerst tot de vloot van de Amerikaanse marine. Alleen is het boek uiteindelijk nog het meest een portrettengalerij van de mannen die samen de crew van het schip uitmaakten.

Met een kapitein en een meester die al negen jaar met elkaar varen, en al negen jaar ruzie hebben.

Met mannen die enkel leven voor het passagieren, of die willens en wetens smokkelen.

Christopher Buckley, Steaming to Bamboola
The World of a Tramp Freighter

222 pagina’s
Flamingo 1983, oorspronkelijk 1982

Reis om de wereld ~ Ivan Gontsjarov

Geen oude Rus op mijn leesmenu of ik pak er niet ook even Geschiedenis van de Russische literatuur bij. Karel van het Reve’s standaardwerk heb ik als boek nooit aan éen stuk uit kunnen lezen. Maar los per schrijver genuttigd blijkt dat telkens opvallend rijk te zijn.

Soms zijn Van het Reve’s observaties gewoon ook broodnodig voor een beter begrip. Over Gontsjarov [1812 — 1891] merkte hij onder meer op dat pas bij deze schrijver de bediende een personage zou worden in de Russische literatuur.

Voordien was er vanzelfsprekend ook huispersoneel geweest; alleen was hun bestaan altijd voor het gemak genegeerd door de auteurs. Dat waren geen mensen.

Gontsjarov keek dus goed, naar onze maatstaven. En zo heb ik Reis om de wereld dan ook gelezen; om de details vooral die andere auteurs zo makkelijk weglaten. En zulke details waren er volop. Gontsjarov ging onderweg gauw eens van boord, en beschreef dan met flair wat hij zoal had gezien — zonder daarbij al meteen zijn oordeel klaar te hebben. Het is prettig om met hem rond te lopen in Londen, Singapore, of Nagasaki.

Maar ook dit deeltje privé-domein is weer eens een eigen schepping van de samenstellers. Er lag een tweedelig reisverslag van Gontsjarov, Het fregatschip Pallas, en daaruit is een bescheiden bloemlezing gekozen. Deze reportages worden afgewisseld met brieven aan vrienden thuis, in Rusland.

Ivan Gontsjarov was zijn werkzame leven lang ambtenaar, die in deze hoedanigheid deel uitmaakte van een Russische poging om banden aan te knopen met Japan — dan nog een afgesloten land, dat alleen met Nederland handel drijft.

De reis die hiervoor nodig was, zou enkele jaren duren. Die ging al mis toen zijn schip op een zandbank liep in De Sont. En vervolgens zat het weer vaak tegen. Eindelijk in Japan gekomen, was er al evenmin spontaan genegenheid.

Op de Russische vleierij dat ze zo graag een goed contact zouden leggen met de Japanners antwoordden deze: maar waarom zijn jullie dan met vier oorlogsschepen gekomen?

Na die eerste vergeefse poging tot toenadering volgden er meer. Alleen is in Europa ver weg ondertussen de Krim-oorlog uitgebroken. Dat compliceerde zaken nogal. Het fregatschip Pallas is te oud voor deze strijd, en te kwetsbaar bij mogelijke ontmoetingen met de Franse of Britse marine, en wordt daarom in een Russische haven ontmanteld.

Gontsjarov verliet toen het schip, en reisde over land terug naar huis — een tocht waar dit boek helaas weinig aandacht voor heeft.

Goed is wel dat in Reis om de wereld een later verhaal werd opgenomen, waarin Gontsjarov twintig jaar na dato terug kijkt op de Russische expeditie — en daarbij ook details kan prijsgeven die voordien nog geheim zullen zijn geweest. Meest schokkend is dan overigens vooral dat éen van de Russische expeditieschepen vernietigd werd door een enorme watergolf; waarin wij tegenwoordig een tsunami herkennen.

Dus lijkt me zelfs aan te raden om eerst het laatste hoofdstuk te lezen in dit boek — voor wie Van het Reve’s Geschiedenis niet heeft. Omdat die samenvatting de rest van het boek zo veel begrijpelijker maakt.

Ivan A. Gontsjarov, Reis om de wereld
Vertaling, keuze, woord vooraf en aantekeningen
van Yolanda Bloem en Marja Wiebes

303 pagina’s
De Arbeiderspers, 1987
privé-domein nr. 135

Ninety Percent of Everything ~ Rose George

Als bewoner van een land waarvan grote stukken onder de zeespiegel liggen, past het niet om al te romantische gedachten te hebben over die zee. En toch. Havens hebben altijd wel wat. Zelfs al meert daar enkel een veerpont aan, een luxe jachtje hier en daar, en een kottertje of wat.

Dat positieve idee moet ergens vandaan komen. En in mijn geval zal dat door lezen zijn. Al is niet uit te sluiten dat in de Nederlandse cultuur, gezien de geschiedenis, altijd vrij gunstig over de scheepvaart werd gedacht.

Rose George’s boek Ninety Percent of Everything was mede daarom een nogal krachtig serum tegen blinde romantiek. Haar boek beschrijft de scheepvaart van dit moment — een wereld die steeds meer uit zicht is geraakt; ook al omdat er vrijwel geen Europeanen meer aan boord gaan van de grote transportschepen.

Sinds de grote standaardisering die de scheepscontainter bracht, zijn de toch al lage kosten van het transport in bulk over zee nog eens aanzienlijk gedaald. Die voegen nauwelijks toe aan geïmporteerde waren. Misschien dat een T-shirt in de winkel er éen cent duurder van wordt aan inkoop, als het vanuit het verre oosten naar hier is verscheept.

Dus gaan alle spullen van ons plus de brandstof per schip de wereld over. Nu ja, 90% van alles.

En vanzelfsprekend gaan daarbij alle kwalijke wetten van het kapitalisme op. Als iets nog goedkoper kan bij dat verschepen, dan zal dat gebeuren. Daardoor vaart er vrijwel geen schip meer onder de vlag van een land met collectieve arbeidsovereenkomsten en andere wetten die werknemers beschermen. Daarom heeft geen boot een vaste bemanning meer — zo’n crew wordt telkens voor de gelegenheid samengesteld door detacheerders ergens ver weg.

Bovendien liggen schepen nog amper in havens. De containers zijn in een paar uur te lossen, en te laden. En omdat stilstand geld kost, hebben bemanning geen tijd om de wal op te gaan; of hoogstens voor een uurtje of wat; waarbij ze niet verder komen dan wat er in zo’n terminal ver weg van de bewoonde wereld voor handen is.

Rose George stapte ergens rond het begin van dit decennium in Felixstowe aan boord van de Maersk Kendal — een nuttige radertje in de machinerie van de grootste rederij in de wereld. Om van daaruit via tussenstops in het Botlek-gebied en Le Havre door het Suez-kanaal richting Singapore te varen.

Na het Suez-kanaal heeft de scheepvaart rekening te houden met Somalische piraten. Twee hoofdstukken in het boek gaan over dat probleem. Ook al omdat Rose George naderhand nog meevaart met een Portugees fregat dat de veiligheid op zee moet helpen handhaven in het enorme gebied waarin deze piraten kunnen opduiken.

De reis van de schrijver geeft een logisch kader aan het verhaal; want zo’n reis houdt een keer op. En ondertussen wordt ieder hoofdstuk in het boek gebruikt om een ander aspect te beschrijven van de koopvaardij. Om daarbij ook aan te geven hoe milieuvervuilend het verstoken van ongeraffineerde olie nu eigenlijk is — niet heel erg, als je kijkt naar hoeveel massa er vervoerd wordt — tot de vraag óf en hoe schepen rekening houden met walvissen onderweg. Dat al dus nog afgezien van de beschrijvingen over hoe zeelui worden uitgebuit.

Dit is een rijk boek. Al besef ik ook dat het mede zo rijk zal zijn voor mij doordat ik bijvoorbeeld Looking for a Ship ken, van John McPhee, over precies hetzelfde onderwerp, dat ruim twintig jaar eerder verscheen. Van alle romantiek die McPhee nog kon beschrijven, zij het dat hij die ook al in het verleden moest dateren, is inmiddels helemaal geen sprake meer.

Rose George, Ninety Percent of Everything
Inside Shipping, the Invisible Industry
That Puts Clothes on Your Back,
Gas in Your Car
and Food on Your Plate
287 pagina’s
Picador 2014, oorspronkelijk 2013