deze boeklogjes vormen het dossier:

pijn, en pijnbestrijding

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Pijn ~ Amanda Kluveld

Pijn is een nogal intiem onderwerp. Niemand kan een ander vertellen hoe het is om een bepaalde pijn te lijden; hoogstens is die ervaring met lotgenoten te delen.

Pijn verhevigt weliswaar de beleving van het nu, maar meestal niet op een nuttige manier, omdat de pijn zelf al zo veel aandacht opeist. Zo weet ik helaas, uit eigen ervaring.

Door de eeuwen heen is er zo verschillend tegen pijn aangekeken, of wat daarin aanvaardbaar was, dat daardoor alleen al een interessante cultuurstudie mogelijk wordt. Dit boek bracht alleen die niet, omdat ik er te veel in miste. Het is me ook te braaf.

Geen boek mag beoordeeld worden op wat er niet in staat. En toch zag ik te veel omissies om dit boek een overzichtstudie of monografie te noemen. Het is op zijn best een lang essay, van een belezen cultuurhistoricus. Waaruit heel soms ook doorklinkt dat het geschreven werd vanuit het perspectief van iemand die chronisch pijn lijdt. Amanda Kluveld noemt de oorzaak daarvoor niet in dit boek, dus laat ik die discretie eerbiedigen.

Maar misschien zijn sommige omissies toch te verklaren uit Kluveld’s persoonlijke omstandigheden. Iemand die al chronisch pijn heeft, zoekt waarschijnlijk niet uit zichzelf even nog meer pijn op, om op een ander moment beter te kunnen functioneren. Terwijl miljoenen sporters elke dag niet anders doen. Het verbaasde me nogal in dit boek wel te moeten lezen over die enkele zelfmutilant, of die ene freak die zijn balzak aan z’n dijbeen vastniet, en bijvoorbeeld juist niet over de topsporters met hun voortdurende pijntjes, en hun eeuwige strijd tegen de grenzen van hun lichamelijke vermogens.

‘No pain, no gain’, is sinds de fitness-cultuur in de jaren ’80 het adagium voor sporters om net nog even wat meer te doen. Een Amerikaans zinnetje waarin meteen de hele Amerikaanse droom ligt opgesloten — een gegeven ook dat inmiddels tot onze cultuur is doorgedrongen.

‘Pijn is fijn’, luidt de wat iele Nederlandse hertaling. Die bovendien extra lullig klinkt omdat de kreet meestal gebruikt wordt door dameshockeysters, of andere uitblinkers in luxe-sporten zonder enige prestatiedichtheid wereldwijd.

Evenmin schrijft Kluveld inhoudelijk over de biochemie achter pijn. Terwijl ook daar heel interessante conclusies aan te ontlenen zijn. Ik zal ongetwijfeld veel van mijn eigen hang-ups prijsgeven nu. Maar weer in een boek te moeten lezen over de uitvinding van anesthesie, en het gebruik van ether, of lachgas, vind ik niet vreselijk boeiend. Er is echt evenveel over moderne pijnstillers te zeggen. De ideeën daarachter. De huidige pillencultuur. Laat staan het falen van de pijnbestrijding.

Netzomin interesseerde het me om paginalang nogal uitgekauwde schrijvers te zien passeren, als een Sade, of die volkomen oninteressante Bataille, omdat deze weleens een gedachte gepubliceerd hebben aan pijn, of vernedering.

Zwijg ik nog over hoe interessant het is om te onderzoeken hoeveel invloed de angst voor pijn op ons gedrag heeft. Kluveld heeft het daar op zich wel over, maar door even de Sacks-aanpak te imiteren; en alleen te schrijven over het lijden van meisjes die door een aangeboren afwijking geen pijn kunnen voelen. Hoe interessant deze ziektegevallen ook zijn, die zeggen niet alles over normale pijnbeleving. Zo’n omkering is me, zoals altijd, al gauw veel te grof.

Wat dit boek wel biedt, lijkt soms nogal bijeengeharkt. Misschien dat cultuurstudies niet anders geschreven kunnen worden, maar door vooral te kijken naar de beschrijving van pijn, of lijden, in eerdere boeken, stond het me te zeer los van de treurige werkelijkheid.

Pijn van Amanda Kluveld is absoluut een pleidooi voor meer serieuze aandacht voor dit met zo veel taboes omhangen onderwerp, maar op zijn best dus een summiere eerste verkenning.

Amanda Kluveld, Pijn
De terugkeer naar het paradijs en de wens
er weer uit te ontsnappen

223 pagina’s
De Arbeiderspers, 2007

Pijn ~ Sytze van der Zee

Verdoving bij een operatie was onzin vond menig arts decennialang. Ook al omdat hun scalpel bij het snijden zo prettig geleid werd door de pijnreactie bij de patiënt. En ik tekende die anekdote over 19e-eeuwse praktijken ooit met enige gretigheid aan; als de zoveelste perfecte illustratie van hoe gitzwart de geschiedenis van de gezondheidszorg is.

Tot er goede pillen kwamen, zoals antibiotica, blonken doktoren er toch vooral in uit om hun cliëntèle nog sneller dood te maken dan van nature had gehoeven.

Maar kijk, het is altijd nog erger dan gedacht. Zelfs voor wie er vanuit gaat dat het allemaal niet meevalt. Het boek Pijn bijvoorbeeld, van Sytze van der Zee, illustreert overduidelijk hoe weinig belangstelling de medische stand had voor het elementaire verschijnsel pijn. Pas eind jaren vijftig van de twintigste eeuw kwam er systematische aandacht voor het onderwerp. En toen nog slechts aarzelend, van een enkele pionier, als de Nederlander Willem Noordenbos.

Het bestaan van pijnpoli’s is pas iets van de laatste decennia.

En goed, dan werkt dit mechanisme ook andersom. Niet alleen het aanbod nam toe, de vraag steeg evenzeer. Ooit was het standaardidee dat pijn hoort bij het ouder worden. Alleen is dat inmiddels zo de norm niet meer.

Boeklog besteedde eerder al eens aandacht aan het boek Pijn van Amanda Kluveld. Daarover luidde mijn conclusie indertijd dat ik hoogstens een summiere eerste verkenning over een onderwerp had gelezen; waar dus nog aanzienlijk meer over te zeggen was geweest.

En het is alsof Sytze van der Zee deze klacht kende, en daarom besloot om juist een zo compleet mogelijk werk te schrijven. Zijn Pijn is een overvol boek. Bovendien bevat deze uitgave niet alleen informatie over wat er geweten wordt over pijn — die trouwens vooral een uitleg is over hoe weinig we weten. Om ieder hoofdstuk komt er ook een ervaringsdeskundige aan het woord, die daarin vertelt hoe hij of zij heeft leren te leven met chronische pijn.

Zijn daar ook mensen bij die vrijwillig de pijn opzochten, om het sexuele genot, of domweg omdat fysieke ellende bij hun werk hoorde, zoals gold voor oud-beroepswielrenner Peter Winnen, of het dansechtpaar Han Ebbelaar en Alexandra Radius.

Ging Van der Zee zelfs nog in het alternatieve circuit kijken, hoe daar met pijn wordt omgegaan.

Meest illustratief evenwel is misschien toch het 39e en laatste hoofdstuk van het boek. Waarin Sytze van der Zee aan verschillende medische deskundigen vroeg of er ooit een wonderpil tegen pijn zou kunnen komen. En waarbij dan nog net een enkele visionair hoopt van wel, en die dan tegenover een sceptische menigte staat die menen dat dit niet zal gebeuren; of zelfs het hele idee te stom voor woorden vinden.

Chronische pijnpatiënten zijn daarom nog wel even op allereerst hun eigen levenslust en doorzettingsvermogen aangewezen.

Sytze van der Zee, Pijn
Een biografie

336 pagina’s
De Bezige Bij, 2012

Pijn in het peloton ~ Pieter Cramer & Frans Bevers

Voorname reden om een boek te lezen dat enkel gaat over de pijn bij professionele wielrenners was omdat ik ideeën heb over fietscomfort die niet heel modisch zijn. Vooroordelen, zo u wilt.

Tegelijk zegt mijn gezond verstand wel dat deze inzichten deugen. Want nooit heb ik pijn bij het fietsen, of daarna. Zoals het hoort. Terwijl ik gemiddeld genomen toch elke drie jaar de hele omtrek van de aarde afleg.

Beroepswielrenners maken nog meer kilometers per jaar, en leggen de hunne bovendien sneller af. Alleen doen zij dat wel op superstijve fietsen. En het oude staal dat ik berijd is aanzienlijk comfortabeler. Bovendien buigt zo’n fiets op tal van punten met mij mee, en is het niet zo dat mijn lijf zich te plooien heeft naar de onwrikbare dimensies van zo’n lichtgewicht wonder van carbon.

Op al mijn fietsen gaat de punt van het zadel op den duur iets naar links wijzen. En met een leren zadel kan dat ook best. Terwijl op een modern tuig de zadelpen gauw eens ovaal is, waardoor die niet draaien kan, en ook het onderstel van het zadel van carbon werd gemaakt, waar niets aan te verbuigen valt.

En inderdaad blijkt uit Pijn in het peloton dat het problemen kan opleveren als je lichaam niet helemaal symmetrisch is — wat het bij niemand zal zijn — en je tuig je toch duizenden kilometers in een houding dwingt waarin iets wordt geforceerd.

Zitten de voeten van profs ook nog eens moervast aan de pedalen, waardoor het nogal nauw steekt of daardoor de knieën wel helemaal goed blijven scharnieren.

Pijn in het peloton is gebaseerd op een hele reeks interviews met renners, oud-profs, en een enkele verzorger, en soms een medicus voor de details. En veel van de dertien beruchte blessures uit de subtitel van het boek komen voort uit een val. Bij zo’n val kan aan vrijwel elk onderdeel van het lichaam iets kapot. Door de aard van het boek wordt daarover vooral in anekdotes gepraat — hoe lang het herstel duurde bij zo’n renner, en of volledig herstel wel mogelijk was.

Interessanter, want veel geheimzinniger, vond ik de meeste andere kwalen. Hartritmestoornissen die ineens een probleem worden, grote aders in de lies die plots gaan kronkelen en kracht wegnemen, of de inspanningsastma waar hele pelotons aan leiden, en al helemaal de dodelijke vermoeidheid die schijnt te horen bij het bedrijven van topsport.

Van Peter Winnen was me al bekend dat hij zich de eerste drie jaar van zijn profcarrière zo had moeten forceren dat hij de volgende drie jaar niet meer op zijn oude niveau kon presteren. Alleen was hij actief in de jaren tachtig toen ze zelfs in de sporten met goede ideeën over training nog amper iets wisten. Bovendien raceten de renners indertijd nog het hele jaar, in plaats van naar éen twee wedstrijden toe te pieken.

Marianne Vos verloor recent bijna twee jaar aan overtraindheid. Onder meer omdat ze nog harder ging trainen toen de resultaten minder werden — zoals de standaard reflex schijnt te zijn bij beroepssporters, altijd bang om te weinig te doen voor hun sport.

Maar goed, gezien het tal burn-outs onder de beroepsbevolking lijdt onze hele samenleving onder het idee dat rust en relativering schadelijk zou zijn. Niet alleen bij de begeleiding van topsporters schort er van alles.

Pijn in het peloton had me wat te weinig over de pijn die een sporter voelt tijdens een wedstrijd, bezig om zijn of haar lichaam met een inspanning te vernielen. Hoe het is om een veel te steile helling op te rijden aan het einde van een wedstrijddag op de fiets. Niet genoeg anekdotes over de keren dat het wel lukte om een race te winnen ondanks alle pijn, naast alle keren dat het mislukte en daarmee nog echt even zeer bleef doen.

Het boek ontwijkt bovendien éen van de grote controverses in de wielersport van de laatste jaren — die van het gebruik van bovenmatig zware pijnstillers tijdens een race. Oud-prof Lieuwe Westra slikte Tramadol voor een tijdrit. Anderen deden dat ook tijdens races met een heel peloton, wat ze tot levensgevaarlijke zombies op de fiets kon maken. Daarom is Tramadol-gebruik sinds kort verboden in de wielersport.

En goed, dan ligt het verhaal over de pijnstillers misschien te veel in het verlengde van alle verhalen over doping — die deels ook altijd bestaan heeft uit het wegnemen van pijn bij de renners. Zo’n onderwerp helemaal negeren maakt een uitgave als deze alleen dan ietwat romantisch. Mede doordat nu erg de nadruk ligt op het gegeven dat wielrenners heel wat pijn kunnen verbijten, als dat moet.

Pieter Cramer & Frans Bevers, Pijn in het peloton
13 beruchte blessures bij wielrenners & meer ellende

328 pagina’s
De Arbeiderspers, 2018