Disruption of traditional forms of nurture ~ William McNeill

De Canadese historicus William McNeill schreef een essay over opvoeding door de millennia heen. Punt daarin is dat er nogal wat veranderde in de manieren waarop mensen samenleven, of hoe de verbanden georganiseerd zijn, en dus hoe we met onze kinderen omgaan.

Tegelijk is er ook die biologische voorbeschikking in ieder van ons. We stammen nu eenmaal af van aapachtigen die zich op een bepaalde manier organiseerden, om zo te overleven. En met het genenpakket dat daardoor overgeleverd is wonen wij tegenwoordig meestal in steden. En dat zijn alleen merkwaardige ecosystemen omdat we de ruimte daar met zovele anderen moeten delen. Die anderen zijn weliswaar op zich doorgaans goed te negeren, maar soms ook helemaal niet.

Maar dit boek is niet eens opvallend om dit essay. Dat neemt ook maar 26 pagina’s in.

Eerder was er een oerversie van het essay, en daarover is door McNeill gediscussieerd met historici en sociologen; onder wie Joop Goudsblom en Cas Wouters. Die discussie vond in 1998 plaats onder auspiciën van het Luxembourg Institute for European and International Studies. En de beide sessies van deze discussie staan uitgeschreven in dit boek.

Daarbij ging het eerste gedeelte over het leven in een dorp, of in elk geval een overzichtelijk groep. McNeill werd daarover onder meer verweten die toestand misschien wat al te paradijselijk voor te stellen.

De tweede sessie besloef het leven in de stad. Dan ook, komt de vraag op wat opvoeding eigenlijk is. En Goudsblom zegt dan:

In the practice of nurturing children it means learning certain things. Some of these things refer directly to the social group in which they grow belong, they have to have a certain solidarity with this group; they have to learn their place in the hierarchy of that group; they have to learn what function they can perform in that group, they have to respect property. All these things are part of this process of nurturing.

En interessant vond ik dan nog niet eens de uitkomst van deze discussie, zoals die vorm kreeg in dat herschreven essay waarmee het boek opent.

Boeiend was vooral het denken hardop van de aanwezige wetenschappers. Hoe zij uit hun kennis, die zich zoals gebruikelijk eerder op een deelgebied richtte dan op algemene patronen, toch tot algemeen geldende uitspraken probeerden te komen. Omdat ze daarmee zo duidelijk ook de limieten aangaven van wat ze weten.

En toegeven dat ze iets niet weten doen wetenschappers in een discussie vaak heel makkelijk, maar daar schrijven ze in hun publicaties nu juist vrijwel altijd omheen.

William McNeill, The disruption of traditional forms of nurture
Essay and discussion

184 pagina’s
Het Spinhuis, 1998

Triumph of the City ~ Edward Glaeser

Nu de grootste helft van de wereldbevolking in een stad woont, sinds een paar jaar, werd het tijd om eens iemand te lezen die me uitlegde waarom.

Steden, en stedelijke ontwikkeling, interesseren me. Bijvoorbeeld omdat ik best in een stad wil werken, maar er liever niet woon. En de boeken van Lewis Mumford en Jane Jacobs in mijn kast over deze onderwerpen zijn inmiddels wat belegen.

Maar Glaeser’s Triumpf of the City bracht niet heel veel meer dan me al bekend was. Als inleiding in het onderwerp is het wel een voorbeeldig boek, door de vlotte presentatie van de feiten. Het leest bijzonder makkelijk.

Glaeser heeft op Mumford en Jacobs voor dat hij kan tonen welke invloed de auto — of misschien beter: goedkope brandstof — heeft gehad op de ontwikkeling van de steden, en wat de reactie daarop is. Op zekere leeftijd gekomen gaan de meeste mensen in de buitenwijken wonen, om de kinderen bijvoorbeeld. Waardoor in de centra alleen de zeer rijken overblijven, die liever geen tijd kwijt zijn aan het forensen, en de groepen die niets te kiezen hebben.

Een opvallend accent in Triumph of the City vond ik dat Glaeser redeneert dat hoogbouw over alles triomfeert. Met wolkenkrabbers wordt de minste grond gebruikt. Zulke gebouwen zijn ook nog eens efficiënter in het gebruik van grondstoffen en brandstof. En voor de mensen in die torens is het ook al een groot voordeel als ze dicht bij elkaar zitten — voor hun zakelijk netwerken.

Het zou beter zijn als steden ontworpen werpen rond de lift, dan voor de auto, schrijft Glaeser dan. Helemaal in landen die zich nog verder ontwikkelen moeten, zoals China en India.

En misschien moet je in een zompige rivierdelta wonen om te zien dat wolkenkrabbers niet overal gebouwd kunnen worden. Of dat hoge gebouwen hun eigen microklimaat creëren, waardoor de wind zich bijzonder vreemd gedraagt in de buurt van zulke gebouwen. Wat iedereen weet die weleens langs zo’n gevaarte fietste.

Maar Triumph of the City is wat Amerikaans in zijn uitgangspunten. Daar telt de fiets nu eenmaal slechts als sportattribuut, en niet als transportmiddel.

En zo komt elk perspectief met zijn eigen vertekening, zo niet bijziendheid.

Edward Glaeser, Triumph of the City
338 pagina’s
MacMillan, 2011

Trek naar de stad ~ Doug Saunders

Graag heb ik dat problemen, als die aan de orde komen, in een zo groot mogelijk kader worden geplaatst. En daardoor rest me al gauw weinig anders dan het lezen van een boek.

De krant, of het TV-journaal, doen namelijk precies wat mij nu net tegenstaat. Die isoleren een probleem altijd. Dit maakt dat de drukte over de dagelijkse actualiteit op mij al snel wat onbenullig overkomt.

Arrival City van de Canadees Doug Saunders is een boek met een werkelijk enorm kader. Wat alleen al bewonderswaardig maakt dat hij daar aan durfde te beginnen. Saunders beschrijft namelijk een proces dat al eeuwen geleden in gang werd gezet, en sinds een paar jaar zijn kantelpunt bereikt heeft.

Ooit woonden de meeste mensen op het platteland. Tegenwoordig woont een meerderheid op deze wereld in de steden. Het platteland druppelt overal leeg.

De voornaamste reden daarvoor is simpel. Steden bieden aan elk individu meer mogelijkheden en kansen.

Zelfs in het al sinds de Middeleeuwen verstedelijkte Nederland is het voor menigeen uit de regio nog altijd volkomen logisch om naar Randstad te verhuizen, voor werk.

De gevolgen van deze stelselmatige volksverhuizing zijn minder simpel te laten zien. Opmerkelijk aan Arrival City | De trek naar de stad is daarom alleen al dat Doug Saunders overal ter wereld ging kijken waar de nieuwkomers in de steden terechtkwamen. Wat daar de leefomstandigheden zijn. En wat overheden daarbij kunnen en zouden moeten betekenen.

Trekt Saunders ook parallellen met het verleden. Want wat nu in Afrika gebeurt, in Zuid-Amerika, of in China, vond anderhalve eeuw geleden ook hier plaats. In steden als Londen, Parijs, of Barcelona.

Alleen zouden deze plaatsen pas echt groot groeien nadat de massale sterfte onder bevolking er afnam; omdat men eindelijk enig benul kreeg van hygiëne.

Arrival City vond ik bijzonderder door de persoonlijke verhalen die Saunders optekende, dan door zijn bredere analyses. Want op basis van informatie die de auteur aandraagt, trek ik hardere conclusies dan hij.

Zo beschreef Jane Jacobs al in 1961, in The Death and Life of Great American Cities, dat stadsvernieuwing doorgaans weinig van doen heeft met de wensen van degenen die in zo’n stad moeten wonen.

En nog wordt er dagelijks tegen haar observaties gezondigd door politici; die liever hun werkelijkheid aan de bevolking opleggen.

Saunders heeft ook de Amsterdamse wijk Slotervaart beschreven in Arrival City — maar dat gebeurde enkel omdat het daar eerst flink mis moest gaan, voor er iets opmerkelijk over te zeggen viel.

Slotervaart was ooit in een andere tijd voor andere mensen ontworpen als woonwijk. In Nederland betekent dit dan ook meteen dat er in zo’n wijk vrijwel alleen woonhuizen staan; ondernemingen mogen zich er niet vrij vestigen. Vijftig jaar later, eind twintigste eeuw was de woonwijk verworden tot een opvangbak van voornamelijk alles Marokkaans; wat dan nog niet integreerde ook. Het onderwijs kon daarbij de kinderen niet redden die van huis uit of op straat geen Nederlands leerden, omdat de scholen die kwaliteit ontbeerden. Het tal leerlingen dat chronisch spijbelde of voortijdig het onderwijs verliet was mede daardoor hoog, vooral onder jongens. En juist die jongens hingen dan wat rond op straat. Wat de sfeer er grimmig op maakte.

Dit zou ondertussen alleen een stuk beter zijn geworden, dankzij buurtregisseur Ahmed Marcouch, en de steun die hij kreeg vanuit de gemeente.

En het is dat Doug Saunders dit schrijft, ik kan dat dan weer niet controleren. Omdat de media die me daarover zouden kunnen inlichten dit veel te hijgerig doen; zonder oog te hebben voor de grote lijnen. En ook al omdat de voorwaarden van het debat over immigratie gedicteerd worden door de populist Geert Wilders; die maakt dat andere politici zich niet eens aan het onderwerp durven te wagen.

Maar op de hele wereld zijn de grote steden magneten die mensen aantrekken. Is een land rijk, dan willen bovendien niet alleen de eigen plattelandbewoners naar zulke stedelijke centra, dan trekt daar ook het volk van buiten naar toe. En in Nederland kan dat wel degelijk groot nut hebben.

Waarbij voorbeelden van elders ook leren hoe het niet moet. Canada, o Canada, moest en zou bijvoorbeeld alleen hooggeschoolde immigranten toelaten. Terwijl het land in de praktijk zo veel meer had gehad aan vakmensen en ambachtslui. Lassers mochten er alleen niet in, of zorgpersoneel. Waardoor veel van al die hooggeschoolde import om banen zocht die er niet waren, werkloos raakte, of werk aannam waarvoor niemand zou willen immigeren.

Doug Saunders, De trek naar de stad
416 pagina’s
De Bezige Bij, 2010
vertaling door Guus Houtzagers van Arrival City, 2010

City ~ P. D. Smith

Meer nog dan naar de inhoud van deze monografie was ik benieuwd naar de presentatie van die inhoud. De stad beschrijven, van de prehistorie tot in het huidige tijdsgewricht, vraagt in elk geval al dat de auteur het optimisme heeft dat zoiets gewoon kan in slechts éen boek.

En toen schreef de Brit P.D. Smith zelfs nog over de toekomst van steden — omdat het huidige tal megaconglomeraties van tien miljoen inwoners of meer nog zal verdubbelen voor 2025

Liggen veel van deze steden alleen wel aan de kust. Wat ze kwetsbaar maakt voor rijzende zeespiegels, en andere gevolgen van het opwarmen van de aarde.

Kern van dit boek is dat steden aantrekkelijk zijn. Inmiddels leeft meer dan de helft van de wereldbevolking ook in een stad, en dus niet meer op het platteland. Alleen, waar bestaat die aantrekkingskracht dan uit? En, wat is er juist vervelend aan steden?

Smith ziet de stad in de geschiedenis allereerst als plaatsen waar activiteiten zich concentreerden. En waar daarom zo veel vondsten zijn gedaan. Mensen dromden tezamen op oplossingen te vinden voor hun problemen.

Ik miste weleens heel basale gegevens in dit boek. Want het is éen ding om het rijke theaterleven in Londen geroemd zien worden van Shakespeare’s tijd en vlak daarna. Als mij dan niet duidelijk is gemaakt hoeveel mensen daar toen leefden, slaat het gegeven dood dat er twaalf goedlopende theaters waren.

Dat inwonertal wordt overigens geschat op 200.000 toen — zo veel als een middelgrote provinciestad als Groningen er tegenwoordig telt.

Dit is dan ook niet het boek van de heel feitelijke informatie. P.D. Smith pakte telkens een nieuwe invalshoek om iets typisch des stads te bekijken — of dat nu de watervoorziening was, de skyline, het vervoer daar, of de overlast, enzovoorts — en zocht dan al gauw het toegespitste voorbeeld op, of liever nog de anekdote.

Dus komt in dit boek zelfs de optimist Hans Monderman nog eens langs. Wijlen de Drachtster verkeerskundige die meende dat het verkeer op straat een stuk veiliger zou worden door het in verwarring te brengen. Waarop hij alle stoplichten, verkeersborden, of zelfs trottoirs verwijderde, om zo gedeelde ruimten te krijgen, waar iedereen zich uit onzekerheid over de andere weggebruikers als vanzelf fatsoenlijk zou gaan gedragen.

Maar had Monderman niet de gewoonte gehad om, ter demonstratie van hoe veilig zijn oplossingen waren, achteruit lopend zonder te kijken een kruising op te stappen, dan was hij nooit in dit boek terechtgekomen. Lijkt me.

City leest daarmee behoorlijk vlot. Alleen stond de echt nieuwe informatie voor mij telkens in de anekdotes; wat er niet echt aan bijdroeg om zulke feiten dan ooit echt tot kennis te laten rijpen. Toch is het vrijwel onmogelijk om een boek als dit niet te bewonderen; alleen al om de durf van de wel heel grote greep.

P.D. Smith, City
A Guidebook for the Urban Age

400 pagina’s
Bloomsbury, 2012

Explore Everything ~ Bradley L. Garrett

Dit boek heeft een raamvertelling waarvan de uitkomst niet in de tekst aan bod komt, helaas. Garrett werd na te zijn geland op Heathrow door de politie uit het vliegtuig gehaald, en in de cel gezet, zoals in de introductie staat. Ondertussen werd de deur van zijn appartement ingeramd, en is alles wat informatie zou kunnen dragen daarbij in beslag genomen.

De autoriteiten wilden meer weten over wat hij en zijn vrienden zoal hebben uitgevreten in Londen, in hun queeste om de stad zo goed als mogelijk te leren kennen; en daartoe deuren te openen die voor iedereen op slot zijn. Bradley L. Garrett was namelijk de enige die openlijk onder eigen naam online over deze activiteiten schreef. Hij ziet zichzelf dan ook als wetenschapper. Een antropoloog die participerend veldwerk aan het doen was onder een niet heel vaste groep ‘hackers’, die bezig was de geheimen van de stad bloot te leggen.

En de arrestatie leidde tot een rechtszaak. Zelfs die informatie ontbreekt in het boek.

Dus zitten er verschillende kanten aan dit boek, Explore Everything, dat voornamelijk gaat over zijn nachtelijke speurtochten door het Londen in de jaren van vlak na de financiële crisis van 2008.

Enerzijds is er die spanning van het insluipen, of zelfs inbreken, op plaatsen verboden voor ‘onbevoegden’. Daarbij speelt onder meer mee dat er onder de autoriteiten nogal wat angst heerst voor terroristische aanslagen; waardoor de bewaking nogal scherp kan zijn; en de reactie na ontdekking overdreven fel.

En de foto’s die al deze hackpogingen brachten, van tochten door de onderhoudstunnels naast de grote riolen, tot en met panaroma’s van hoge bouwkranen of van wolkenkrabbers in aanbouw, zijn zonder meer fraai.

Ook is er dat verhaal over de gezamenlijkheid die zo nodig was bij alle inspanningen. Niemand weet alles in zijn eentje. Maar in overleg online bleek het wel mogelijk om bestaande problemen weg te nemen.

Verder probeert Explore Everything uitgebreid een intellectuele verdediging aan te voeren om niet zo verkrampt te reageren op ‘urban exploring’, waarbij Bradley L. Garrett tal van redenen formuleert om ‘place-hacking’ op zijn minst te gedogen. Want wat gebeurt er nu eigenlijk met de publieke ruimte, als bijna elke vierkante meter onder cameratoezicht komt te staan?

En hoe de lezer reageert op die soms wat pompeuze verdediging bepaalt waarschijnlijk nog het meest welke totaalindruk dit boek maakt.

Voor mij staan de meest bepalende zinnetjes ergens anders. Als Garrett er bijvoorbeeld naar verwijst dat ‘place-hacking’ geen bezigheid is om jaren vol te houden. De opwinding ergens te zijn waar niemand mag komen, neemt af op den duur.

In Explore Everything speelt hierbij het al decennia gesloten metrostation onder het British Museum een belangrijke rol. Het is op geen enkele normale manier mogelijk om toch op die paar perrons daar te komen; behalve door er door de metrotunnels vanaf een andere plaats naar toe te lopen. En in de praktijk lukt dat niet.

Dus wat is het iemand dan waard om toch dat ene onmogelijke station te bereiken? Waarom zou je daar willen komen?

Voor mij speelden bij het lezen twee dingen. Ten eerste het besef dat ‘place-hacking’ in oude constructies in Nederland niet zo heel goed mogelijk is. Niets blijft hier staan. Alles wordt gesloopt, of herbestemd.

En ten tweede dat ik genoeg zou hebben aan een bouwtekening om mijn beeld van een gebouw of constructie te vervolmaken. Een inbraak om er ‘zelf’ te zijn geweest, voegt daar niets aan toe.

Denk ik bovendien dat heel veel van de plekken die de ‘hackers’ stiekem bezochten ook te bezoeken zijn door netjes een rondleiding aan te vragen, en na een eerste weigering toch eeuwig aan te blijven houden.

Bradley L. Garrett tenslotte kreeg een boete en een voorwaardelijke straf; hij mocht zich enkele jaren niet meer bezondigen aan ‘place-hacking’. Zijn grootste probleem werd daarop evenwel iets heel anders. Als academicus, met een post-doc-aanstelling in Oxford, kreeg hij te maken met een Britse overheid die sinds 2010 een aanzienlijk restrictiever beleid ging voeren tegenover immigranten. Zo wordt van niet EU-burgers geëist dat zij zich voornamelijk in het land zelf dienen op te houden. En als antropoloog was hij te vaak in het buitenland, op veldwerk, om zich aan die willekeurige bureaucratische regel te kunnen houden.

En de willekeur die daarin speelt, lijkt me toch aanzienlijk groter dan de verboden die er zijn om mensen weg te houden van plaatsen in de stad waar niemand iets te zoeken heeft.

Bradley L. Garrett, Explore Everything
Place-Hacking the City

273 pagina’s
Verso, 2013

Decentraal ~ Nico de Boer en Jos van der Lans

Iemand verweet me laatst cynisme over de politiek in Nederland. Waarop mijn verweer was: wat heb je nu aan een overheid die het bijvoorbeeld verdomt om je te beschermen tegen de ergste uitbuiterij en andere kwalijke praktijken van het bedrijfsleven? Zoals de permanente uitstoot van een teveel aan fijnstof, dat aantoonbaar levens verkort?

Kort daarop kwam er een milieuakkoord in het nieuws, waarin weer de bedrijven ontzien werden, huishoudens ineens de hele rekening moesten betalen voor alle vervuiling, en nog zou ik het dan niet goed hebben gezien.

Al denk ik tegelijk dat mijn cynisme vooral onze onverschilligheid betreft, de mijne incluis. Want het is al decennia duidelijk wat er gebeurt, en hoezeer onze politici allereerst in dienst lijken te zijn van het grootkapitaal in plaats van ons belang te dienen.

Als tegengif las ik daarom Decentraal van Nico de Boer en Jos van der Lans, over wat er overal lokaal aan politiek gebeurt, en tegelijk zelden het nieuws haalt.

Dit boek moest ook een aanvulling bieden op het lezen van Er zijn nog zeventien miljoen wachtenden voor u, over het idiote dogma dat de markt problemen zo veel beter zou kunnen oplossen dan de rijksoverheid.

Want lokale politiek is nogal anders van aard dan landelijke politiek. Alleen kreeg ook het plaatselijk bestuur ineens allemaal taken naar zich toe geschoven waar voorheen het Rijk zich nog verantwoordelijk voor achtte.

Kwam daar bij dit ik lang geleden, in de begindagen van mijn journalistieke werk, tal van gemeenteraadsvergaderingen heb bezocht, en daar dan chocola van had te maken. Al te boeiend was de problematiek niet die daarbij aan de orde kwam, voor mij als buitenstaander; ook al omdat ik de geschiedenis al doende had te reconstrueren. Maar dat iets misschien geen groot algemeen belang heeft, hoeft niets uit te maken over de emoties die zo’n kwestie kan oproepen. Zelfs al gaat het om een lantaarnpaal die ooit beloofd was en er nooit kwam.

Mijn indruk van gemeenteraadsvergaderingen was alleen wel dat die altijd veel te lang duurden; mede omdat sommige plaatselijke politici zichzelf heel graag hoorden praten. Slagkracht was wel zo ongeveer de laatste typering die ik daar over gebruiken zou.

Decentraal verscheen net op het moment voor dat het Rijk drie taken ging overhevelen naar de gemeenten. Delen van de ouderenzorg en jeugdzorg werden na 1 januari 2015 gedecentraliseerd, en lokale overheden kregen de verantwoordelijkheid om zo veel mogelijk van hun inwoners aan het werk te krijgen, ook die met beperkingen.

Dit was natuurlijk een bezuinigingsoperatie, die het Rijk op jaarbasis € 5 miljard kon gaan opleveren. En vanzelfsprekend werd dit door de landelijk politiek ontkend. Lokale overheden zouden alles veel efficiënter kunnen.

Alsof zorginstellingen er mee gebaat waren met tientallen gemeenten apart afspraken te moeten gaan maken, in plaats van éen keer centraal met het Rijk.

De Boer en Van der Lans zien dan al de problemen opdoemen die deze decentraliseringslag kon gaan opleveren. Veel van die nieuwe taken van de gemeenten zouden bijvoorbeeld buiten de controle vallen van de gemeenteraad — omdat het voor wethouders efficiënter zou zijn om met collega’s uit buurgemeenten gezamenlijk contracten af te sluiten met aanbieders.

De schrijvers zagen ook dat er tegelijkertijd, los van de politiek, lokaal op het moment meer initiatieven genomen worden dan ooit. Bewoners gaan dan gezamenlijk op een concrete manier iets aan het milieu doen. Weggesaneerde bibliotheken komen net wat anders weer terug in een wijk, gerund door vrijwilligers. En in tal van gemeenten bestaat er een alternatieve economie, met een eigen munteenheid, waarbij mensen klusjes voor elkaar doen, of elkaar spullen uitlenen, zonder dat daar een euro aan te pas komt.

Volledig is het overzicht niet dat de auteurs daarbij geven — wat overigens niet als verwijt moet worden gezien. Volledigheid lijkt me vrijwel onmogelijk. Wel had ik graag iets meer gelezen over verschijnselen die me deze eeuw plots zijn opgevallen. De opmars van non-profits als de kringloopwinkels bijvoorbeeld, of de lokale voedselbanken?

Aan Decentraal kon ik vooral de historische component waarderen, zonder dat de schrijvers die er nu met nadruk hebben ingebracht. Maar, die Verzorgingsstaat moest ooit worden opgebouwd, voor met de afbraak te beginnen was. En het besef ontbrak bij mij hoeveel in die opbouw ooit te danken is geweest aan particuliere initiatieven. Van verzekeringen wist ik nog wel dat die ooit gewoon door een groep mensen tezamen werden opgezet. Van ziekenhuizen, en andere verzorgingshuizen was me dat bijvoorbeeld onbekend; of hoogstens via verschijnselen als de begijnhofjes.

Nico de Boer en Jos van der Lans, DEcentraal
De stad als sociaal laboratorium

140 pagina’s
Atlas Contact, 2014