Nieuw Babylon in aanbouw ~ James Kennedy

Wat verwachtte ik van dit boek? Dat is een vraag die absoluut meespeelt bij het bespreken van non-fictie. Zakelijke teksten moeten me op zijn minst nieuwe feiten aanreiken om de moeite waard te zijn. Van James Kennedy hoopte ik dat hij als Amerikaan iets aan de Nederlandse politiek zou zien dat voor hem als buitenstaander meteen duidelijk was, maar waar ik zelf altijd blind voor gebleven ben.

Inhoudelijk intereseerde zijn verslag over de maatschappelijke verschuivingen in de jaren zestig en zeventig me ook niet zo. Daarover ben ik sowieso al meer vergeten dan me ooit nuttig leek te weten. Bovendien is dit boek niet makkelijk te lezen. De ruim tweehonderd pagina’s tekst bieden interpretatie na interpretatie, en ontberen daartussen domweg lucht. Combineer dit met een redelijk hoog abstractieniveau, en dat alles maakt dit boek wat zwaar om te verteren.

En toch.

Ergens in de inleiding al maakt Kennedy de opmerking dat er in de Nederlandse politieke cultuur een eeuwig geloof bestaat dat veranderingen onverbiddelijk zullen komen. De loop der geschiedenis wordt als onvermijdelijk gezien. Wat dan weer tot komische of juist dramatische reacties leidt in tijden van crisis. Koning Willem II werd in éen nacht van conservatief tot liberaal, omdat elders een revolutie dreigde. Wilhelmina zette ingrijpende arbeidshervormingen in gang in 1918, ondanks dat Troelstra’s putsch mislukte.

Maar door dit verschijnsel hebben Nederlandse politici steeds een overdreven drang ‘met de tijd mee te willen gaan’. En daar zit zowel iets heel prettig pragmatisch in als ook iets heel lelijk lijdzaams.

Kijk, alleen om zo’n opmerking al is het de moeite zo’n taaie dissertatie door te nemen. Want, ook al beslis ik er over een tijdje misschien van dat het niet klopt; ik ben dan wel weer iets verder in mijn gedachten gekomen.

James Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw
Nederland in de jaren zestig

343 pagina’s
Uitgeverij Boom, 1995
vertaling Simone Kennedy-Doornbos

Waar die andere God woont ~ J. Rentes de Carvalho

De Portugees J. Rentes de Carvalho belandde in de jaren vijftig als diplomaat in Nederland, kreeg ruzie met zijn chef, en werd ontslagen. Waarom hij toen hier bleef en carrière probeerde te maken, blijft wat onduidelijk in dit boek. Wel wordt helder wat hij sindsdien over de Nederlanders en de typerende eigenschappen van hun samenleving dacht.

Daarbij speelt mee dat Rentes de Carvalho de snelle welvaartsgroei en de daarop volgende mentaliteitsverandering in de jaren zestig en zeventig meemaakte. Hij heeft de spruitjeslucht nog geroken; hij is nog kostganger bij een ergerlijk bekrompen hospita geweest.

Aardig aan zo’n boek als dit is natuurlijk dat het gelezen kan worden alsof het alleen over al die andere mensen in het land gaat. Het is niet moeilijk het met Rentes de Carvalho’s constateringen eens te zijn. Nagedacht over de betekenis van zijn ideeën heb ik evenwel niet.

Het boek las alleen wel duidelijk als een vertaling uit een taal waarin op een andere manier geformuleerd wordt. Ik ergerde me daardoor soms wat aan de omhaal van woorden die de vertalers nodig hebben om recht te doen aan het originele Portugees.

Die ergernis zal ook wel typisch Nederlands zijn.

J. Rentes de Carvalho, Waar die andere God woont
188 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers 4e vermeerde druk, 1982
Vertaald door August Willemsen en R. Lemm


Sketches in Holland and Scandinavia ~ Augustus J.C. Hare

Augustus Hare [1834-1903] was een Britse biograaf en reisboekenschrijver. Aardigst nog aan de herpublicatie online van dit boek is dat het rijk geïllustreerd blijkt te zijn met schetsen die hij onderweg maakte.

Vanzelfsprekend heb ik dit boek vooral gelezen om wat hij zag op reis in Nederland. Wat had het land de bezoeker te bieden een kleine eeuw voor er massatoerisme zou ontstaan?

Dat blijkt dan vooral de architectuur te zijn, en de kunst in de diverse musea. Van sommige steden moet Hare weinig hebben. Rotterdam vind hij vreselijk, Leeuwarden is niets. En ook de kerken zijn in andere landen meestal interessanter, want die in Nederland zijn vooral protestants kaal.

Over de Nederlanders zelf schrijft Hare niet zo veel. Behalve dat de service in de horeca toen ook al niet over hield. Zo komt hij weleens ergens binnen waar hij niets te eten krijgen kan, omdat de keuken pas ’s avonds tegen etenstijd open gaat.

Meer curieus dan boeiend, dit boek. Maar toch aardig.

Augustus J.C. Hare, Sketches in Holland and Scandinavia
aantal pagina’s onbekend
George Allen & Unwin Ltd, 1884
herpublicatie online hier

Wat is Nederlands nog in dit land? ~ Paul Schnabel (inleiding)

Van alle boeken en pamfletten die ik dit jaar las over ‘de Nederlandse identiteit’ was dit het interessantste. Misschien omdat de immigranten die erin schrijven niet zo nodig willen verklaren, maar enkel waarnemen.

Er zit ook zoveel wensdroom in die plots ontstane wens de Nederlandse identiteit vast te willen leggen, in canons en al die ellende nog meer. De wens vooral iets speciaals te willen zijn.

Niet alle materiaal in dit boek is nieuw. Van Yasmine Allas werd bijvoorbeeld het hilarische hoofdstuk opgenomen uit De generaal met de zes vingers, waarin een sociaal werkster de gevluchte upperclass familie uitlegt hoe het toilet gebruikt moet worden.

Ook Dubravka Ugresic’s boek Amsterdam, Amsterdam leverde enige typerende fragmenten op over wat een buitenstaander opvalt aan het leven in de hoofdstad.

Ik bedenk me nu dat alle boeken eigenlijk zo zou moeten zijn. Het overbekende een nieuwe aanblik geven, dat is haast de enige opdracht waaraan een schrijver voldoen moet, voor mij.

Wat is Nederlands nog in dit land?
Met een inleiding van Paul Schnabel
176 pagina’s
Uitgeverij De Geus © 2002

Welkom in het Koninkrijk ~ Hubert Smeets

Dit boek biedt een somber stemmend verslag van de strijd van een man en een vrouw tegen de Nederlandse bureaucratie. Waarin bestuurders nooit verantwoordelijkheid wensen te nemen uit angst precedenten te scheppen. Waarin logica of gezond verstand er geheel niet toe doet. Waarin regels als vanzelfsprekend regels zijn, maar alleen volgens de kokerblik van een jurist.

De strijd zou ook vergeefs zijn geweest, als die niet dit boek had opgeleverd, dat als waarschuwing dient wat er gebeurt als procedures heilig worden, en vergeten wordt waar deze voor staan.

Smeets’ Russische vrouw Olga Polsatsjova komt uit liefde voor hem in Nederland wonen in 1994. En ze wil hier werken. Het liefst natuurlijk in het specialisme waarvoor ze is opgeleid. In Moskou heeft ze jaren een kliniek geleid waarin allergiepatiënten werden behandeld.

Bovendien heeft ze over de behandeling van allergieën tal van wetenschappelijke artikelen geschreven. Daarnaast schreef ze toch al twee dissertaties. In Nederland blijken al die kennis en ervaring uiteindelijk evenveel waard als het propedeutisch diploma medicijnen. Want, dat is op den duur het enige waar ze vrijstelling voor krijgt, als ze uit nood dan maar opnieuw gaat studeren om hier als arts erkend te worden.

De beroepsgroep in Nederland houdt niet zo van buitenstaanders.

Interessantst voor mij aan de strijd die vooral Hubert Smeets voert, is dat hij een stap verder kon gaan dan de meesten. Smeets kende een paar politici, waarschijnlijk vanuit zijn werk voor NRC Handelsblad. En het lukte hem die politici voor de zaak te interesseren.

Maar dat maakte helemaal niet uit. Hoogstens raakten de autoriteiten die werkelijk iets hadden kunnen betekenen in deze zaak alleen maar geïrriteerd door die extra druk.

Dat stemt extra somber.

Als klein kritiekpuntje op dit boek moet me toch van het hart dat alle verwikkelingen voor mij als buitenstaander wel wat ingewikkeld waren. Het ware prettig geweest als ergens een soort chronologische tabel had gestaan met een overzicht van welke instantie wanneer precies benaderd werd met wat voor verzoek.

Zoals in dikke Russische romans vol verwikkelingen ook altijd wel ergens een geslachtentabel voorkomt, om in na te zoeken wie wie ook weer met welke koosnaam aansprak. Al had Smeets dan weer weinig reden om koosnaampjes voor zijn opponenten te bedenken.

Enfin.

Hubert Smeets, Welkom in het Koninkrijk
Gevangen in de medisch-juridische bureaucratie

160 pagina’s
Uitgeverij Mets & Schilt © 2002


Wanderer in Holland ~ E.V. Lucas

In mijn feedreader ontvang ik dagelijks talloze meldingen van welke elektronische boeken er nu weer ergens online zijn gezet. En meestal volstaat het wel om naar de opsomming te kijken. Als die iets duidelijk maakt, dan wel dat er altijd al duizenden boeken werden gedrukt die me helemaal niet interesseren.

Zeldzaam de keren dat ik verrast wordt dat een mij bekend boek online is gezet. Nog zeldzamer de ontdekking dat een onbekend boek ergens op een website ver weg me veel kan brengen.

Toch was A Wander in Holland zo’n boek, omdat het meerdere manieren zo’n fraai tijdsbeeld gaf van het Nederland rond 1900. Kunstkenner E.V. Lucas maakte tussen 1897 en 1905 drie reizen in het onze, en deed dat voornamelijk om de kunstschatten te bewonderen. Maar terloops wordt ook heel aardig duidelijk hoe het was om indertijd van plaats tot plaats te reizen.

Met de tram, op de treeplank buiten soms.

Bovendien probeerde hij Nederland uit te leggen aan zijn lezerspubliek. Dus putte hij historische en culturele gegevens uit de meest uiteenlopende bronnen. Pagina’s wijdde hij bijvoorbeeld aan de informatie uit een toeristenbrochure van de VVV in Leeuwarden.

Dan weer gebruikt hij een lesboek uit de 17e eeuw, om de verschillen tussen het Nederlands en het Engels duidelijk te maken.

Alleen al aardig om dat soort bronnen, dit elektronische boek.

E.V. Lucas, A Wanderer in Holland
309 pagina’s
Gutenberg © oorspronkelijk 1908

Mijn vrijheid ~ Ayaan Hirsi Ali

Elders schreef ik laatst over mijn eeuwige fascinatie voor ‘de geschiedenis van het ik‘. Wat is het toch dat bepaalt wie ik nu ben en wat ik wil? En hoe kan dit zijn veranderd, in de loop der geschiedenis?

Dit is een misschien wat warrige manier om uit te leggen waarom ik deze memoires van Ayaan Hirsi Ali zo prachtig vond. Zelden zo’n duidelijke geschiedenis van een ik gelezen. Haast nog nooit iemand gezien die zich zo duidelijk bewust was van wat er allemaal invloed heeft gehad op haar denken, en hoeveel moeite het kost om het benauwende daarin te overwinnen.

Of dat nu de eisen waren die de clan waarin ze geboren is aan haar stelde, vanuit de traditie. Of dat nu het politiek correcte denken in Nederland was.

Want, wat heeft ze niet een ontwikkelingen doorgemaakt. Van fanatiek moslima werd ze politiek vluchteling, van schoonmaakster werd ze studente. Van asielzoekster tot lid van de Tweede Kamer. Van totale anonymus tot een publiek persoon die zulke gerichte doodsbedreigingen ontving dat ze permanent bewaakt moet worden.

Hierom, en door vele verwikkelingen in haar levensverhaal, is het ook geen moment vervelend om een levensverhaal te lezen van iemand jonger dan ikzelf. Hoogstens moet opgemerkt worden dat sommigen perioden in haar leven wat teveel pagina’s krijgen, en andere weer te weinig, volgens mij. Met wat meer wisselingen in het tempo van de vertelling had dit een groots boek kunnen zijn.

Wel roepen al die veranderingen vragen op over het karakter van Hirsi Ali.

Verder miste ik bijvoorbeeld aandacht voor de boeken die Ayaan Hirsi Ali al eens eerder schreef. Ook al omdat ik daar éen van las, en er niet veel mee kon. Niet dat ze geen gelijk had, wat mij betreft. Maar het was zo’n loodzwaar, verpletterend gelijk dat het mij niet aanzette om met de schrijfster mee te gaan denken.

Mijn vrijheid
verklaart zoveel meer van waarom Hirsi Ali is zoals ze is. Waarom ze zich telkenmale keert tegen de traditie, als die gevaren in zich bergt. Of onrecht.

Maar als dit boek iets bewijst, dan wel hoe eenzaam iemand worden kan die zelf durft na te denken. En wat de consequenties zijn als iemand het op dit moment aandurft onprettige waarheden uit te spreken.

Ayaan Hirsi Ali, Mijn vrijheid
448 pagina’s
Uitgeverij Atlas © 2006
Geautoriseerde vertaling uit het Engels

Beneden de zeespiegel ~ Steven Stupp

Een Amerikaan kwam eind jaren negentig naar Nederland. Hij ging er werken voor een niet met name genoemd bedrijf in het Zuiden des lands, dat onder meer televisies maakt. Lang genoeg bleef hij om de taal te leren, en de cultuur iets te doorgronden. Toch vertrok hij na een paar jaar weer naar de VS. Weliswaar hadden de Nederlanders indruk gemaakt. En ook heeft hij zijn vrouw hier leren kennen. Maar de wereld daarbuiten bood hem meer mogelijkheden tot persoonlijke ontplooiing.

Tot zover de samenvatting van de achtergronden bij dit boek, dat er éen is uit een inmiddels hele bibliotheek van hoe buitenlanders ons land bezien.

Meestal zijn zulke boeken amusant. Dat was dit werk ook wel, tot ergens op de helft. Het sterkst vond ik Stupp in zijn beschrijvingen van hoe hij als Amerikaan totaal onvoorbereid kennismaakt met de Nederlandse cultuur van regels, en de functionarissen die alle regels zo dom heilig verklaren.

In die hoofdstukken houdt hij ons een spiegel voor die onbarmhartig is; als een paskamerspiegel in een met TL verlichte winkel.

Na die eerste harde confrontaties met de Nederlandse werkelijkheid gaat Stupp het land uitleggen aan een ongetwijfeld Amerikaans publiek. Dan wordt hij ineens van redelijk objectieve waarnemer tot een bevooroordeelde partij.

Misschien dat in die tweede helft aan hoofdstukken onderwerpen aangesneden worden die pas aangedragen werden toen hij inmiddels zijn vrouw had leren kennen. Misschien dat Stupp meer geïntegreerd is dan hij dacht. Maar het was of de tweede helft van het boek geschreven is door een landgenoot, in plaats van een toevallige voorbijganger. Dit maakt dat dit gedeelte wat overbodig aanvoelde.

Steven Stupp, Beneden de zeespiegel
Een Amerikaan in Holland

200 pagina’s
Uitgeverij Balans, 2003

Mijn Nederland ~ Geert van Istendael

Na zijn boeken over Duitsland en België gelezen te hebben, was het logisch om Van Istendael ook nog eens over Nederland aan het woord te laten. De man heeft hier gewoond, in zijn jeugd. En zijn uitgever is in Amsterdam gevestigd. Het land is hem niet vreemd.

Bovendien begint Van Istendael dit boek met de verzuchting dat hij het niet erg had gevonden als 1830 nooit was gebeurd; als België bij Nederland was gebleven. Dit belooft dat de schrijver niet alleen kritiek zal uiten in deze bundel.

Alleen blijkt dan toch een nadeel te zijn dat ik, anders dan over België of Duitsland, over Nederland al zo mijn eigen gedachten heb gevormd. Dit boek leverde me geen nieuwe inzichten op, anders dan Van Istendael’s andere bundels. Daarmee werd ineens alleen het persoonlijke belangrijk, en de taal waarin de schrijver zijn bevindingen heeft genoteerd.

Mijn Nederland moest het daarmee vooral hebben van het vermaak dat het bood. De hoofdstukken van dit boek bestaan uit een alfabetische lijst met trefwoorden, een logische lijn is er verder niet; dus afwisseling biedt het daarom genoeg. Willekeur misschien ook wel.

Maar wat blijft er weinig van de inhoud hangen. Tenminste, wat blijft er weinig over aan uitspraken over zaken die typisch Nederlands zijn.

Ik mag Van Istendael graag lezen, maar nu ik voor de verandering eens uit eigen ervaring kon oordelen waarover hij schreef, las ik hem blijkbaar toch anders.

** zie ook het boeklogje over Mijn Friesland

Geert van Istendael, Mijn Nederland
382 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2005

Do ist der Bahnhof ~ Annette Birschel

Er was iets merkwaardigs met dit boek. En dan doel ik onder meer op de overlap binnenin. Dezelfde argumenten worden namelijk soms wat makkelijk herhaald. Ik heb volgens mij zeker twee keer, maar misschien ook drie keer, gelezen dat Nederlandse MKB-ers op cursus leren dat ze hun schoenen moeten poetsen, willen ze zaken doen met Duitse bedrijven.

Ook was het of ik de inhoud al grotendeels kende. Toch staat nergens in dit boekje dat mevrouw Birschel ergens een column heeft; waardoor ik haar woorden al eens opgevangen zou kunnen hebben. Dit lijkt een bundeltje te zijn van al gepubliceerd werk — wat ook die herhalingen zou verklaren — maar het wordt me dus gepresenteerd als een unieke publicatie. Toch zit het daarvoor dan te slordig in elkaar, zeker in de inhoudelijk nogal zwalkende beginhoofdstukken.

En wat in een bundel nog mag, is in een monografie onvergeeflijk.

Wel is het altijd goed om het eigen land eens bekeken te zien worden door buitenlandse ogen. Wat ik normaal acht, zal dat meestal toch niet zijn. Eerder las ik daarom al eens een Portugees, een Amerikaan, en een Belg over het hedendaagse Nederland. Nog even afgezien van de buitenlanders die even kwamen buurten, maar voor wie de visite niet het hoofdonderwerp van hun boeken was.

Annette Birschel is Duitse. En ik herinner me haar uit een TV-programma op de zondagmiddag, waarin de hier gestationeerde buitenlandcorrespondenten het nieuws van de week doornamen. Heel veel verschillende correspondenten bleken dat overigens niet te zijn. Nederlanders overdrijven het belang van hun land nogal eens. Maar wereldschokkende gebeurtenissen spelen zich doorgaans toch echt elders af.

Leuk aan Duitsers is dat ze genoeg op Nederlanders lijken om grote overeenkomsten te hebben, terwijl er toch aantoonbare verschillen tussen beide landen zijn. Al heb ik de Nederlanders ook weleens horen beschrijven als ‘stiekeme Duitsers’ — als een volk dat zeker even hiërarchisch in elkaar steekt, en net zo gesteld is op Ordnung, maar daar alleen niet voor wenst uit te komen.

Het meest opvallend aan dit boekje vond ik nog de opmerkingen over Birschel’s positie als freelance-journaliste. Een paar keer geeft ze aan dat opdrachtgevers een bepaald beeld van Nederland hebben, en dat zij geen artikelen kon leveren die deze vooroordelen ontkrachten.

Tot de actualiteit vanzelf tot een bijstelling van de vooroordelen dwong.

Toch had zijzelf bijvoorbeeld al veel eerder gemerkt dat de spreekwoordelijke gastvrijheid en tolerantie hier zich niet uitstrekt tot de autoriteiten die zich met immigratie en vestiging bezighouden. Al valt mij daar over op dat zij hier verder geen conclusies uit trekt, zoals de Amerikaan Steven Stupp dat wel deed. Regels worden heilig gemaakt hier, behalve als iedereen wel weet dat ze niet te handhaven zijn. Maar dan nog komen die regels er; alsof deze daad van de bestuurderen alleen al een op zich niet te onderschatten betekenis heeft.

Op zijn best is dit daarom een aardig boekje, met observaties die pijnlijk kunnen worden als Birschel de situatie hier vergelijkt met die in Duitsland. Wij kunnen bijvoorbeeld inderdaad niet inhoudelijk en principieel discussiëren hier; het blijft eeuwig polderen.

Op zijn slechtst blijft het boek hangen in een wat luie journalistiek van het verstrooiende soort — met oppervlakkige waarnemingen over dat ene lullige koekje bij de koffie, het eeuwige broodje schuifkaas bij de lunch, die zeldzaam potsierlijke kring op verjaardagen, of de constatering dat het met de moffenhaat sinds 1988 behoorlijk minder is geworden. Vriendinnen van Birschel zijn het dan altijd met haar eens, dat was ook opvallend aan Do ist der Bahnhof.

Annette Birschel, Do ist der Bahnhof
Nederland door Duitse ogen

208 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 2008

Retourtjes Nederland ~ Simon Kuper

De treffendste analyses over Nederland komen niet van landgenoten. De vis kent het water niet waarin die zwemt. Analyses hebben ook alleen nut als er in detail vergeleken kan worden, tussen hoe het hier is en daar.

Simon Kuper voldoet aan de elementaire eis te kunnen schrijven over wat hij zelf aan verschillen heeft waargenomen. Hij woonde tien jaar in Nederland — van zijn zesde tot zijn zestiende — en hield daar een liefde aan het land en zijn bewoners aan over. Maar zijn ouders kwamen uit Zuid-Afrika, en hij woonde tijdens zijn volwassen leven in Londen en Parijs.

Vanzelfsprekend is ook dit een boek dat de vraag probeert te beantwoorden waarin Nederland veranderde sinds de moord op Fortuyn. Want, hoewel vaker buitenlanders schreven over het wonen in Nederland, er kwam nu eenmaal een hausse in dit soort publicaties sinds 2002.

Toch zou ik Kuper enorm tekort doen, door hem te verwijten enkel een tekst te hebben geproduceerd waar een uitgeverij vraag naar vermoedde. Daarvoor doet hij veel te zinnige observaties. Al sluit nogal wat daarbij aan wat mijn eigen gedachten al waren over Nederland; die rustige uithoek van de wereld vol kneuterige burgertruttigheid; die grote familie; dat land met de rijkste armen en de armste rijken. Ik vind dit boek daarom misschien beter dan het is.

Kuper vertrok mede omdat hij nooit Nederlander met de Nederlanders had kunnen worden. Hij bleef een buitenstaander. Eeuwig herkenbaar aan zijn fouten in de taal, en misschien ook aan zijn lengte; die hier als grappig klein ervaren werd.

Want, dat is het aardige aan dit boek. Kuper schuwt de onbewijsbare stelling niet, en zet alleen daarom al tot nadenken. Voor hem wordt veel van het Nederlandse karakter bijvoorbeeld verklaard door de grote gemiddelde lengte hier, en de onbewuste zelfgenoegzaamheid die daar het gevolg van is.

Ik vind het alleen al prettig hoe zo’n idee die merkwaardige discussie over de ‘Nederlandse identiteit’ verheldert.

Maar de interessantste opmerkingen doet Kuper over Nederland als klassenmaatschappij — waarvan het opmerkelijkst nog wel is dat klassenverschillen hier zo gebagatelliseerd worden. Dus denken overheden nog altijd dat iedereen alles kan worden; zelfs al is er discriminatie naar afkomst op de arbeidsmarkt.

Ook is boeiend hoe hij vergelijkingen trekt tussen de integratie van immigranten in Londen, en die in Nederland. Al ziet hij ook wel in dat er minstens éen heel wezenlijk verschil is tussen beide. Niemand die naar het Verenigd Koninkrijk verhuist, trekt in twijfel dat het belangrijk is om het Engels te beheersen.

Daarbij komt dat zo veel mensen uit zo veel landen Engels spreken, dat geen native speaker opkijkt van nog eens een andere tongval. In Nederland is alleen die tolerantie er al niet.

Simon Kuper, Retourtjes Nederland
175 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2006

Gods toorn over Nederland ~ J. Rentes de Carvalho

In 1972 bracht J. Rentes de Carvalho een kritisch en spotziek boek uit over Nederland. Waar die andere God woont, heette dat. En het is verschillende malen herdrukt.

Zestien jaar woonde hij toen in Nederland en zijn opinies waren helder. Al gaf hij ook toe nooit zo’n boek over zijn geboorteland Portugal te durven schrijven.

Maar de tijd schreed voort. En in 1996 liet Rentes de Carvalho zich zelfs tot Nederlander naturaliseren. Nog weer later verscheen dit boek. Gods toorn over Nederland. Daarin verknoopt hij zijn autobiografie selectief met zijn verblijf hier. In dit land waaraan van alles te waarderen valt, maar ook zo veel te verafschuwen. Dat land waar hij nooit onopvallend deel van kan zijn, omdat hij in uiterlijk een zo afwijkend kleine Portugees bleef.

En toch. Portugal bevrijdde zich na 1974 van een dictatuur, werd lid van de Europese Gemeenschap, en nog blijft het in vele opzichten achter en slecht geleid. Wie dat waarneemt, gaat ook anders naar zijn gekozen thuisland kijken.

Tegelijk ontwikkelde ook Nederland zich, en dan niet op een manier die Rentes de Carvalho begrijpen kan. Maar deze verwarring leverde voor mij in dit boek de vermakelijkste momenten op. Bijvoorbeeld als hij probeert te beschrijven wat het fenomeen Ayaan Hirsi Ali teweeg heeft gebracht:

daarom durf ik te beweren dat vóór haar geen enkele buitenlander, immigrant of niet, er op even onfeilbare wijze in slaagde de middelmatigheid van de Nederlandse politiek aan te tonen en door die middelmatigheid te manipuleren er zo’n doorslaand succes aan te ontlenen.

Misschien steekt op een dag iemand zijn handen uit de mouwen en schrijft, op basis van de ophef die zij veroorzaakte in de politiek en de maatschappij, een picaresk verslag over de taferelen van kusgrage, kwijlende politici die de exotische schoonheid omhelzen, de geschrokken ministers die zich in alle bochten wringen, de stoet van discipelen, de intellectuele hotemetoten die in alles een aanleiding tot analyse vinden. [180-181]

Alleen leidt alles er toe dat hij nergens meer thuis is. Niet meer in het Portugese dorp van herkomst, waar nu alleen nog oudjes wonen. En niet in het Amsterdam dat zijn keuze werd, en na hem nog die van zo veel andere nationaliteiten.

Dus eindigt dit boek opvallend bevreesd over de onwil van die anderen zich de Nederlandse gewoonten eigen te maken.

J. Rentes de Carvalho, Gods toorn over Nederland
222 pagina’s
Atlas, 2008
Vertaling door Arie Pos van: A ire de Deus sobra a Holanda

Prenten van Holland ~ Karel Čapek

Čapek kwam in 1931 naar Den Haag, voor een grote PEN-conferentie. En dat verblijf in Nederland greep hij aan om verder rond te kijken. Daarbij schreef hij zijn bevindingen op in cursiefjes, voor de krant. Die teksten werden bovendien geïllustreerd met wat schetsjes in pen.

Tachtig jaar later is Prenten van Holland meer een curiosum geworden dan iets anders. De opgenomen teksten lijken me niet voor de eeuwigheid geschreven; daarvoor heeft Karel Čapek telkens te veel woorden nodig gehad.

Bij alles wat Čapek over Nederland vertelde, geldt bovendien dat hij zich daarbij op een Tsjechisch publiek richtte. Bij een Nederlandse lezer zullen daarom vele vergelijkingen niet aankomen; deze kent misschien het voorbeeld nog wel, maar weet niet waar dat tegen wordt afgezet.

Wel is begrijpelijk dat Čapek de Tsjechen telkens voorhoudt dat een klein land niet ook klein in zijn denken hoeft te zijn. De schrijver bewonderde de zeemacht die Nederland was. En ook de Zuiderzeewerken waren iets magistraals.

Bovendien ziet hij overal een opvallend streven naar kwaliteit.

Dus is dit boekje vooral aardig als Capek kritisch wordt, en dingen niet begrijpt. Zo zijn Volendam en Marken dan al vieze toeristentrekkers; vooral bedoeld om bezoekers geld lichter te maken.

Ook begrijpt Čapek weinig van de Nederlandse voorliefde voor de fiets. Hoewel een straat vol fietsers ook wel weer schoonheid heeft. En het rijwiel ook iedereen gelijk maakt onderweg.

scheiding

[…] nu ze geen wraak meer op me kunnen nemen, zeg ik publiekelijk dat ik niet van ze houd, omdat ik het enigszins onnatuurlijk vind dat iemand op een fiets tegelijk zit en voortstapt. Zittende voortstappen: ook dat kan uiteindelijk van invloed zijn op het tempo van de vooruitgang van een volk. Je kunt langzaam trappen en toch snel vooruitgaan. Dat kun je al zien aan hoe ver het die Hollanders hebben geschopt, terwijl ze maar langzaam trappen, haast als in een vertraagde film. [17]

Karel Čapek, Prenten van Holland
uit het Tsjechisch vertaald en
van een nawoord voorzien door Kees Mercks

108 pagina’s
Voetnoot, 2009
Moldaviet 7
oorspronkelijk: Obrázky z Holandska, 1929

Poldermodel ~ Santje Kramer

Mode-ontwerpers hebben éen groot probleem met de Nederlandse vrouw. Want die wil allereerst praktische kleding. Wat zij ook koopt, ze moet er wel in kunnen fietsen.

Maar in plaats dan mooiere kleding te ontwerpen om in te fietsen, wordt hierover gemokt en gespot door de modeverkopers.

Ik geef dit voorbeeld vooral omdat ik het zo typerend vind. Niet de vraag telt daarin, maar het aanbod wordt heilig gemaakt. Mode is dus simpelweg een vorm van indoctrinatie.

Het lijkt me een recept voor ongeluk en depressie bij de ontwerpers, als succes van hun dictaten dan uitblijft.

In Het poldermodel van Santje Kramer wordt ook stevig geklaagd over het kledingpatroon van de Nederlandse vrouw; met haar eeuwige spijkerbroek, en d’r veel te hoge platgehakte laarzen.

Eveneens worden soms andere ideeën heilig gemaakt die elders zijn opgedaan.

Deze klaagzangen komen van een heel scala aan buitenlanders dat naar Nederland kwam — niet zelden om de liefde — en zo uit de eerste hand ervaring opdeed met de vrouwen hier.

Daarbij geldt wel het vrijwel eeuwige bezwaar tegen teksten van een vrouw die haar sexe tot onderwerp maakte — die worden altijd geschreven over leden van krekt dezelfde sociaal-economische klasse als de auteur.

In dit geval gaan alle uitspraken dus over relatief jonge, goed opgeleide vrouwen in een grote stad, die werk buiten de deur hebben, zij het niet alle dagen van de week, en er daarnaast nog een actieve vriendenkring op na houden.

Velen van hen hebben bovendien kinderen. Nogal wat hebben weleens moeite om alles in hun leven in balans te krijgen.

Toch, als zo’n boek dan allereerst op het vermaak mikt, door vooral herkenning op te willen roepen, dan is het al gauw heel wat minder irritant dan het doorsnee feministische traktaat. Het poldermodel gelijkt nog het meest op een lang kringgesprek in de kroeg, omdat allereerst meningen voorop staan. Amusant allemaal, voor even. Uitermate snel vergeten daarna.

Zo’n boek stelt geen vragen over de ratrace elders, of wat het doet met vrouwen, welke ruimte zij hebben om zichzelf te presenteren, en dus hun uiterlijk, als werkgevers strikt hiërarchisch zijn georganiseerd. Zo’n boek constateert nog net terloops dat nogal wat zaken in Nederland iets anders zijn geregeld.

Santje Kramer, Het poldermodel
De Nederlandse vrouw is uniek
160 pagina’s
Contact, 2011

In the City of Bikes ~ Pete Jordan

‘Knap uitgevoerd’ is een vreemd compliment om aan een schrijver te geven. En toch was dit mijn voornaamste eerste reactie op het boek In the City of Bikes, van de Amerikaanse Amsterdammer Pete Jordan.

Jordan mengt namelijk verschillende genres in zijn boek, die doorgaans niet gemixt worden. Zo is het een persoonlijk verslag over de redenen naar Amsterdam te gaan, om daar te studeren, en vervolgens om er te blijven; en zijn vriendin te laten overkomen.

Blij kan hij worden om midden in een koude winternacht in een fietsfile te belanden.

Is er ook de geschiedenis van hoe er altijd gefietst is in de hoofdstad van Nederland — waaruit dan blijkt dat er altijd sprake was van een georganiseerde chaos.

Dus naast die culturele geschiedenis biedt het boek politieke geschiedenis, want verkeersbeleid komt ergens weg; al was het maar omdat politici op ontwikkelingen moeten reageren; en dit doorgaans niet zo handig doen. Zoals dat ze lokaal altijd de de fietsersanarchie hebben willen indammen. Of dat ze de auto heel lang merkwaardig heilig verklaard hebben; terwijl die auto en de oude stad zo slecht samen willen.

Gaan er ook nog drie hoofdstukken over de fiets in de Tweede Wereldoorlog — over alle moeite die de Duitsers deden om de Amsterdammers van hun fiets te krijgen.

En dan past bijvoorbeeld ineens de overbekende geschiedenis van Anne Frank in het algemene verhaal over fietsen in Amsterdam. Want kort voor de onderduik werd haar fiets gestolen — als die van zo veel anderen — en in de tram mocht ze niet mee. Dus moest ze plots lopen. En dat was ook al naar.

Maar de voornaamste constante in het boek is Jordan’s enthousiasme. Een Nederlander had een boek als dit niet kunnen schrijven — of hoogstens na langdurig verblijf in het buitenland. Want wij zien domweg niet wat hem direct opviel.

Voor Pete Jordan was het meteen een wonder dat iedereen hier fietst. Dat een zakenman in pak door Amsterdam durft te fietsen, in plaats de auto te nemen die bij zijn status past. Op een damesfiets rijdt dan ook nog. Die lelijk roestig is en rammelt en knarst.

Toppunt van beschaving vindt hij al helemaal dat ook zwangere vrouwen hier fietsen.

En onbestaanbaar is elders ook dat een fietser een passagier op de bagagedrager meeneemt. Of dat bij een fietsend paar de éen een hand ligt op de pols van de ander.

Jordan paart dit enthousiasme over al wat hij waarneemt dan onder meer aan een drang tot tellen. Hoeveel fietsers hij langs ziet rijden op een bepaald punt — en hoe zich dat dan verhoudt tot Portland in de VS. Hoeveel mensen hij met een ladder heeft zien fietsen. Hoeveel op een fiets met een andere fiets aan de hand.

Is er in Amsterdam ook het probleem nog dat er op sommige plaatsen te veel fietsen zijn — en dat fietsen er makkelijk worden afgedankt.

Om nog maar over de vele fietsdiefstallen te zwijgen; dat andere constante element uit het boek.

Pete Jordan zag ook dat de Marokkanen die zich solidair verklaarden met Theo van Gogh na diens moord, en meededen aan de optochten die uit protest werden gereden daarvoor bijna allemaal een fiets moesten huren. In de Marokkaanse cultuur fietst men niet — want dat doen volgens hen alleen losers.

Vreemde ogen kijken kortom anders, en zien dan beter wat normaal is, en waarom dan wel. Dat dit goed duidelijk wordt in het boek, lijkt me ook de voornaamste verdienste van In the City of Bikes.

** lees ook: Te fietsen | week 24 van 2013 / stadsfietsen ii

Pete Jordan, In the City of Bikes
The Story of the Amsterdam Cyclist

438 pagina’s
Harper Perannial, 2013

Touring the Low Countries ~ Kees van Strien [sam.]

Bronnenboeken zijn niet direct leesboeken. En dat gegeven zou Touring the Low Countries daarmee diskwalificeren voor opname op boeklog. Alleen heb ik tijd besteed aan deze bloemlezing, en me daarbij enige gedachten gevormd van een meer algemene aard.

Want, zoals mensen op kaarten of met satellietnavigatiesystemen altijd meteen schijnen te zoeken waar hun huis woont, bleek ook ik vooral nieuwsgierig te zijn wat de Britse reizigers rond 1700 te zeggen hadden over Groningen en Friesland.

Dan vielen de waarnemingen van toen misschien nog een beetje te vergelijken met het nu.

Reizigers die schrijven, doen dat vaak naar een thuisfront. Dat dan van alles moest worden uitgelegd. En omdat het verleden voor ons ook zo vaak een vreemd land is, kan die uitleg heel illustratief zijn voor ons.

Wat aan dit boek vooral opviel, was dat vrijwel alle bezoekende Britten reisden met het ‘openbaar vervoer’. Ze namen de trekschuit — en waren er niet altijd blij mee dat het gewone volk dit ook deed — of huurden een rijtuig of schip. Desondanks lag de reissnelheid op die van een wandelaar. Een uur gaans was voor iedereen een uur gaans. Al schijnen de trekschuiten in Noord-Nederland toch net wat sneller te zijn geweest.

Andere bijzonderheden zaten hem vaak in de kleinigheden, zoals het betalen van tol bij de poort om een stad in te mogen. Of het gegeven dat bezoekers aan Amsterdam vrijwel meteen het Rasphuis en dergelijke gestichten bezochten — wellicht zoals wij naar een dierentuin gaan.

Van Strien ordende dit boek op plaatsnaam, of de naam van een regio in de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Daaronder werden dan steeds fragmenten opgenomen uit oorspronkelijke brieven, dagboeken, en andere documenten. Zo’n hoofdstukje eindigde met de opsomming van het inwonertal van de bezochte plaats, en de afstanden tot nabije steden. Helaas biedt het boek vrijwel geen kaarten.

Aardigst aan dit bronnenboek vond ik misschien nog wel de opmerkingen die universeel aan reizigers blijven. Zoals het klagen over de duurte van alles. Zoals het beschrijven van wat er aan eten beschikbaar was. [Vijf soorten kaas!].

Kees van Strien, Touring the Low Countries
Accounts of British Travellers, 1660-1720
428 pagina’s
Amsterdam University Press, 1998

Liever Holland dan heimwee ~ Hans Keilson

Vlak voor het einde van Hans Keilson’s lange leven [1909 — 2011] werd hij nog even een mediahype. The New York Times had hem een genie genoemd, om zijn hier al decennia vergeten romans Der Tod des Widersachers en Komödie in Moll. En pas als het buitenland het zegt, kan iets goed zijn. Dus verscheen Keilson zelfs nog als honderdjarig curiosum in het doorgaans zo nietserige TV-programma De Wereld Draait Door.

De bloemlezing Liever Holland dan heimwee zie ik, na lezing, als een verlengde van die mediahype.

Weliswaar nam de samensteller slechts een selectie op uit de essays en herinneringen die Keilson bij leven opschreef. Dan nog is de overlap tussen de teksten te groot. Het meeste opgenomen materiaal dateert uit de laatste decennia van Keilson’s leven, en bestaat dan vaak uit een lezing, of een herdenking; gelegenheden waarbij dezelfde anekdotes steeds weer langs komen.

Had de samensteller van het boek die gebeurtenissen trouwens ook al verwerkt in diens inleiding.

Dus las ik een paar keer te vaak dat zijn eerste vrouw, die grafoloog was, in het handschrift van Hitler zag dat deze man de wereld in brand wilde steken.

Interessant is Liever Holland dan heimwee om twee dingen, desalniettemin. Waarvan het eerste aspect vaker op boeklog langskomt. Het blijft fascinerend om Nederland te zien door de ogen van een nieuwe inwoner — zelfs als deze in de jaren dertig naar hier vlucht om de Nazi’s.

Typisch Hollands is bijvoorbeeld het gesprek dat Keilson voor de oorlog voerde met een Nederlandse autoriteit, om zijn Duitse artsenopleiding hier erkend te krijgen. Deze man legde beminnelijk uit dat de medische wetenschap hier van zulk een onmetelijk hoog niveau was dat Hans Keilson hoogstens de propedeuse van de studie medicijnen geschonken kon worden. De standaardreflex.

Keilson vroeg daarop hoeveel tijd de studie hem vervolgens nog kosten zou.

Vier, vijf jaar, was het antwoord.

O, dan is het toch allang oorlog, zei Keilson om aan te geven dat hij zo veel tijd niet had. Daarmee de Nederlander wel plots confronterend met een werkelijkheid die deze liever niet onder ogen zag.

Ook het derde gedeelte van deze bloemlezing is interessant. Hans Keilson bekommerde zich in de oorlog al om de geestelijke zorg van ondergedoken kinderen, en hielp nadertijd oorlogsslachtoffers om hun leven weer te normaliseren. Daar schrijft hij in dit boek met afstand over.

Heel lang heeft Keilson als psychoanalyticus gewerkt.

Betrapte ik mijzelf er toch wel op graag meer te hebben gelezen over wat Keilson zag in Freud; omdat deze al sinds zijn middelbare schooltijd een grote invloed had. Sigmund Freud is voor mij allereerst de Weense kwakzalver, die Karel van het Reve erin zag. Maar, zoals voor alle dwaalleren geldt in de zorg, als ze ondanks alle bezwaren positief uitwerken op patiënten, hoeft daar niet per se iets op tegen te zijn.

Hans Keilson, Liever Holland dan heimwee
Gedachten en herinneringen

264 pagina’s
Van Gennep, 2012
ingeleid en vertaald uit het Duits door Piet de Moor

Doe maar gewoon ~ Hans Kaldenbach

Onlangs deed ik de inburgeringstoets, online. Want de link deed de ronde op Twitter. En het resultaat van mijn toets was goed genoeg om voorlopig nog niet de grens over te worden gezet.

Wel verbaasde ik me over de aard van vragen die buitenlanders voorgelegd krijgen, als ze toestemming willen afdwingen om in Nederland te mogen verblijven. Geschiedenisvragen worden afgewisseld met weetjes uit de staatsinrichting. Praktische vragen waar iedereen mee te maken krijgt die ergens nieuw wonen gaat, staan er naast speculaties over de aard van de Nederlander in het algemeen. En die aard wordt dan bekend verondersteld.

Als u om zes uur ’s avonds bij een Nederlander langs gaat, verwacht dan niet dat u uitgenodigd wordt om een hapje mee te eten. En dit hoort een buitenlander dus te weten. Dat werk.

Ik heb dat alleen nog nooit meegemaakt, van dat niet mee mogen eten. Sterker nog, blijven slapen kan meestal ook gewoon. Mag ik mijn kleren zelfs meteen wel uitdoen.

En daarom las ik Doe maar gewoon, van Hans Kaldenbach. Een uitgave die in verschillende talen werd uitgebracht, en waarin de auteur zich richt op:

de eerste generatie van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Arubaanse, Arabische, Afrikaanse, en Aziatische afkomst.

Ik las het als ware dit boek voor mij een test om te kijken hoe Nederlands ik ben — zelfs al geeft de schrijver in zijn inleiding aan dat voor ‘Nederlands’ vaak beter ‘Hollands’ gelezen kan worden. En dat ‘Hollands’ heeft dan weer vanouds, vanwege mijn jeugd in Friesland, de lading een scheldwoord te zijn waarmee een vreselijk arrogant type mens wordt aangeduid.

Deels bleken de tips van Kaldenbach toen te gaan over zaken die me niet typisch Nederlands lijken, en in elke ontwikkelde economie zo zullen zijn. Wij zien de linkerhand nu eenmaal niet als de onreine hand, vanwege onze spoeltoiletten. Honden zijn hier inderdaad huisdieren. En vrouwen hebben gelijke rechten — wees niet verbaasd al Nederlanders kwaad worden als u dit in twijfel trekt.

Evenmin woon ik met mijn hele familie samen in éen huis.

Boeiender waren daarom voor mij de tips die verwezen naar wel typisch Nederlands geachte eigenschappen. Zoals alle tips over de botheid die hier voor eerlijkheid doorgaat, en daarom zo hoog wordt gewaardeerd.

49

Willen ze steeds opvallen?

Vindt u dat Nederlanders steeds willen opvallen in een groep? Dat voelen ze zelf niet zo.

De meeste Nederlanders willen eigenlijk juist niet opvallen. Maar ze hebben van jongs af aan geleerd dat het belangrijk is om kritisch te zijn en een eigen mening te hebben over allerlei onderwerpen.

Ze leren ook dat het heel belangrijk is om die eigen mening naar voren te brengen.

U ervaart dat alsof ze steeds willen opvallen.

Voor Nederlanders is ‘kritisch zijn’ een vorm van eer. Je bent pas iemand als je kritisch bent.

Vandaar ook dat vergaderingen in Nederland altijd vier keer zo lang duren als nodig is, voeg ik daar dan als ervaringsdeskundige aan toe. De Nederlandse taal is nu eenmaal ook een soort misthoorn waarmee mensen aangeven te bestaan, en ruimte nodig te hebben, in plaats van enkel dat middel tot communicatie.

Zie daar ook het succes van alle sociale media, waar eenieder onbeperkt de misthoorn loeien mag.

Hans Kaldenbach, Doe maar gewoon
99 tips voor het omgaan met Nederlanders

60 pagina’s
Prometheus 2003, oorspronkelijk 1994

Met hartelijke groente ~ Vinnie Ko

Bij een bundel is de eerste vraag altijd: maakt de verzameling de losse delen samen sterker? En voor Met hartelijke groente van Vinnie Ko geldt dan dat het boek net wat te lang doorgaat op hetzelfde stramien, helaas. De verrassing over wat een jonge Zuid-Koreaan aantreft in een zo vreemd land als Nederland slijt dan ineens, omdat de bevreemding dan niet meer zo heel oprecht lijkt, maar eerder berekenend; om nog weer een leuk tekstje te kunnen schrijven.

En columnisten die zich voor hun tekstjes net wat schlemieliger voordoen dan ze zijn, daar hadden we hier zelf al zo veel van.

De enige verrassing in de laatste stukken zat hem nog in een reis terug, naar zijn geboorteland, waar de schrijver tot eigen verbazing ontdekte dat al die jaren in Nederland hem ondertussen tot onverschilliger gedrag hebben aangezet in het publiek.

Niettemin is dit zeker in het begin een heel bijzonder boek. Vinnie Ko [1990] vertelt daarin waarom hij voor een jaar eerst naar Groningen kwam, om hier psychologie te komen studeren. In eigen land kon dat niet, om de vakken die hij op de middelbare school had gevolgd. En de universiteiten hier hebben tegenwoordig volledig Engelstalige lesprogramma’s — buitenlandse studenten lokken, schijnt een verdienmodel op te leveren. De overheid betaalt dan meer.

Na een half jaar tussen andere uitwisselingsstudenten gehokt te hebben, begon Ko’s integratie echt als hij op kamers gaat wonen tussen enkel Nederlanders.

Volgde er na anderhalf bovendien een switch naar de studie wiskunde. En daarvoor loopt hij, om zijn bachelor te halen met een aantekening onderwijs, zelfs stage als leraar op een middelbare school.

Uiteindelijk lees ik boeken als deze om met andermans ogen even opnieuw naar alles te kunnen kijken waarvan voor mij het abnormale allang niet meer zichtbaar is.

Hoogtepunten zijn dan voor mij om Ko de geneugten te zien uitleggen van het broodje kroket, of het culinaire wonder dat het patatje met is. Bij sommige snackbars dan.

Dat er hier mensen bij je thuis kunnen aanbellen, met de bedoeling om geld te krijgen voor een of ander goed doel, is inderdaad nogal merkwaardig voor iemand die geen weet heeft dat er een verschijnsel als collectanten bestaat, of wat die dan zouden willen.

En nooit wordt duidelijker op hoeveel ongeschreven regels een Sinterklaasfeest rust, met lootjes trekken, als een buitenlander voor de allereerste keer mee doet.

Constante in Met hartelijke groente is vooral Vinnie Ko’s eeuwige strijd met de Nederlandse taal. Zijn logische geest strijdt telkens tegen het weerbarstige gegeven dat taal doorgaans niet heel logisch hoeft te zijn.

Evenmin is daarbij op technologie te vertrouwen, zoals de spellingchecker, want weliswaar werken die wel systematisch, alleen klopt hun logica evenmin altijd.

Maar, zulke verhalen over taal werkten voor mij los beter, toen Ko’s columns nog gepubliceerd werden op de website van de Groene Amsterdammer, dan in een boek. Zo verzameld zie ik eigenlijk dezelfde problemen verwoord als mij al bekend zijn over het functioneren in een andere taal. Want weliswaar is het Nederlands mijn thuis, kennis daarover voorspelt zo weinig over de finesses van het Engels of Duits.

Vinnie Ko, Met hartelijke groente
Nederlands door Koreaanse ogen

172 pagina’s
Podium, 2016

Growing Dutch ~ Ronald van de Krol

Wie als vreemdeling in Nederland wil inburgeren, moet vooral goed het televisieprogramma De rijdende rechter bestuderen. Weinig verklaart in kort bestek zo veel over de volksaard hier. Dat beveelt de geboren Amerikaan Ronald van de Krol aan, in zijn bundel Growing Dutch.

Van de Krol had al twee universitaire studies afgerond, en een goede baan in de journalistiek, toen hij als correspondent in Nederland kwam wonen. Voornaamste binding met dit land was dat zijn ouders het in de jaren vijftig verlaten hadden, op zoek naar een betere toekomst elders. Daardoor had hij nog net een rudimentaire kennis van het Nederlands meegekregen van thuis.

Toen zijn persbureau hem na vijf jaar weer wilde overplaatsen, zoals te doen gebruikelijk — correspondenten zijn dan te zeer ‘native’ geworden, hun oorspronkelijke verwondering is weg — bleef Ronald van de Krol toch liever hier wonen.

Om daarop onder meer te constateren dat iemand die op latere leeftijd Nederlands leert nooit meer zeker kan zijn of een zelfstandig naamwoord nu een de-woord is of een het-woord.

Growing Dutch is een verzameling van columns die oorspronkelijk verschenen in Het Financieele Dagblad. De inhoud werd daarbij in twee smaken opgedeeld. In 45 stappen legt Van de Krol uit hoe hij almaar meer Nederlander is geworden in de loop der jaren. Zo werkt ook hij inmiddels vier dagen in de week, geen vijf. En daar staan 35 redenen naast die laten zien waarom hij toch nooit helemaal ingeburgerd zal raken.

Zo heeft hij geen moeite met bekende Nederlanders die zichzelf nogal geweldig vinden, zoals een Mart Smeets of een Harry Mulisch, die toch allereerst vooral ergernis schijnen op te roepen bij hun landgenoten.

Het aardigst vond ik dit boek als Van de Krol niet alleen uitlegt wat hij over Nederland waarnam, maar zo’n observatie dan ook nog laat contrasteren met hoe hij het in de VS had meegemaakt. Zelfs al levert dat weleens wat te snel getrokken conclusies op.

Amerikanen praten nogal luid, zo valt bijvoorbeeld op aan de toeristen uit dat land die naar hier toe komen. En de schrijver verklaart dat dan omdat vrijwel iedereen in de VS ruim woont, anders dan de Nederlanders in hun rijtjeshuizen. Thuis zal een Amerikaan zelden het verwijt horen om de buren te moeten denken.

Het zijn heel dunne muren…

Die buren kennen ze vaak niet eens; hoogstens van gezicht, en van het zwaaien in het voorbij gaan.

Nederlanders hebben altijd en overal met buren te maken, iets wat de meeste Amerikanen niet kunnen zeggen. De negatieve kant hiervan (geluidsoverlast en irritatie) heeft ook een positieve kant. Want naast sociale controle is er ook sociaal contact en — ik durf het bijna niet te zeggen — gezelligheid. […]

Stil, de buren

Vanwege de drukkende aanwezigheid van anderen is de Nederlander zijn leven lang een slachtoffer van zijn buren, zo schrijft Van de Krol. En het TV-programma De rijdende rechter laat tot in de pijnlijke details zien wat er gebeurt als éen van de buren onder die last bezwijkt, en zeker weet overlast te hebben.

Ik vind zulke spontane theorettes vooral zo aardig omdat ze wel in de richting van de verklaring wijzen, en die dan toch nog lang niet zijn.

In Quiet, haar boek over introverte karaktereigenschappen, wijst Susan Cain er bijvoorbeeld op dat kinderen van Aziatische ouders het gauw eens moeilijk hebben om te gedijen op een Amerikaanse highschool. De vaardigheden om daar te kunnen overleven, zoals zelfverzekerdheid, en zich extravert kunnen uiten, zijn hen namelijk van huis uit niet bijgebracht. Hun cultuur is anders.

Cain verklaart daarmee al evenmin waarom Amerikanen zo luid praten, in de ogen van anderen. Een cultuurverschil werd evenwel gesignaleerd door haar, en daarmee is een mogelijke verklaring van het waarom wellicht dichterbij gekomen.

En de lezer, ach, die leest toch ook om telkens weer dit soort nieuwe verklaringen tegen te komen, die dan door anderen bedacht zijn. Om al doende hopelijk verschijnselen te omsingelen met mogelijke antwoorden.

Ronald van de Krol, Growing Dutch
Nederland door de bril van een ingeburgerde Amerikaan

174 pagina’s
Business Contact, 2013