Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk ~ A.L. Snijders

Wie schrijft, heeft daarmee alle dagen huiswerk; zoals het woord dan luidt.

En helaas is me al even duidelijk dat er een grote waarheid schuilt in dit cliché. Boeklog bijvoorbeeld was veel makkelijker bij te houden toen hier alle dagen wat moest staan, van mijzelf, dan op het moment, nu er geen enkele regelmaat meer in zit in de frequentie van de logjes.

Dat komt niet eens alleen omdat routines alle werk makkelijker maken. Ook de gedwongen orde doet veel. Want niet elke dag zal dat schrijven even makkelijk gaan. Alleen zijn de slechte dagen beter te verdragen in de wetenschap dat er ook vanzelf weer betere tijden komen. Een tegenvallend tekstje heeft dan geen invloed op mijn humeur.

Toen ik nog alle dagen boeklogjes schreef, gebeurde dat kortom ontspannen. Vrij. En daarmee zonder faalangst. Terwijl de schaarse bespreking die ik tegenwoordig schrijf wel goed moet worden. Want zo’n tekst kon weleens meer dan een week helemaal bovenaan blijven staan op de voorpagina van de website.

Alsof het meeste bezoek hier niet achterom binnenkomt, via Google.

Dus waar ik hoopte na tien jaar zelfopgelegde dwang iets makkelijker te kunnen omgaan met boeklog is bijna het omgekeerde gebeurt. De vrijheid om ook eens een tijd niets hier te plaatsen, verhoogt de druk op mij om alles wat ik wel nog doe van kwaliteit te laten zijn. Voorwaar een recept tot slepende depressie.

Mede daarom moest er maar weer eens een zomerserietje komen hier. Ik lees en herlees daarom de komende weken alle zkv’s van A.L. Snijders — voor zover deze in jaaroverzichten terecht zijn gekomen tenminste.

Dat plan heeft overigens nog een reden. Eerdere zomerserietjes, zoals die over Goscinny’s werk aan Lucky Luke, leerden me dat het grote waarde kan hebben om over boeken te schrijven die op zich weinig verschillen. Uitgaven die schijnbaar ook met éen enkel boeklogje af te doen waren geweest, omdat ik dan voor mijzelf de algemene kwaliteiten al had weten te benoemen.

De dwang om steeds opnieuw naar vergelijkbare grootheden te moeten kijken, kan heel vruchtbaar zijn; omdat er dan de dwang is om beter te kijken.

Komt daar in dit geval nog bij dat die zeer korte verhalen (zkv’s) van Snijders ook de vrucht zijn van dat elke dag schrijven. Zelfs de meester lukt het niet altijd even goed iedere keer. Bovendien herhaalt hij zich met regelmaat — in latere bundels last A.L. Snijders rustig een stuk van een veel ouder zkv in, bijvoorbeeld als hij dat heeft voorgelezen die dag.

Tegelijk wekt hij de indruk elke dag opnieuw te beginnen, zonder geheugen bovendien — want zeker als hij een anekdote ophaalt uit zijn eigen verleden, kan het best zijn dat dit verhaal al eens eerder werd verteld.

Probeert Snijders bovendien weleens lichte variaties op hetzelfde verhaal uit op opeenvolgende dagen.

Blijft alleen staan dat er iets onverklaarbaars aan zijn bundels kleeft. Ze zijn nogal verslavend. Ondanks dat je als lezer het uitgangspunt van een zkv na een bundel of wat wel zo ongeveer kunt herkennen.

Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk bevat een bundeling van de zkv’s uit de jaren 2001-2004. Het was ook in die periode dat ik deze auteur kennen leerde. Snijders mailde toen zijn verhalen rond aan een selecte kring ontvangers. En éen van hen zond mij dan weleens zo’n tekst door; tot het een automatisme werd om me alle verzonden verhalen door te brieven.

Toen al zette zich de gewoonte vast om de verhalen niet stuk voor stuk te lezen. Een reeksje las altijd prettiger, omdat iets in het ene verhaal me ontvankelijk maakte voor het volgende. Tegelijk kon ik hem toen lang niet altijd lezen. De doorgezonden zkv’s stapelden zich weleens weken op.

A.L. Snijders lijkt me een trage lezer, die zo’n zelfde manier van kijken eist van zijn publiek. Zo haalt hij telkens blij verheugd goede zinnen aan, die hij bij anderen heeft gelezen. Waar ik doorgaans zo snel lees dat ik de inhoud van een paragraaf in éen keer absorbeer, waardoor afzonderlijke zinnen me te zelden opvallen.

Pas door de bundels ben ik in staat me aan zijn tempo over te geven; het kenmerk van wat grote schrijvers met hun lezers kunnen doen. Met die mailings vroeger was dit nog niet zo. Terwijl het toch om grotendeels dezelfde teksten ging.

Komt daar nog bij dat de bundels zeer fraai zijn uitgegeven.

Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk
kon overigens weleens de rijkste bundel zijn van allemaal. Wat het dan jammer maakt dat het boek enkel nog tweedehands is te krijgen tegen woekerprijzen. Snijders zocht nog naar een vorm, lijkt het. De verzonnen verhalen zijn duidelijker te herkennen als verzonnen — al weet je zoiets bij schrijvers nooit.

De latere boeken bevatten doorgaans selecties uit kortere perioden, en lijken misschien alleen daarom al eenvormiger dan deze eersteling.

[ is vervolgd ]

A.L. Snijders, Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk
336 zkv’s

464 pagina’s
AFdH, 2006

Bordeaux met ijs ~ A.L. Snijders

De grootste verandering in mijn leven als lezer was dat het pure bezit van boeken me niet langer interesseert. Te veel kwamen er in huis die het uitlezen nog niet eens waard bleken, laat staan het bewaren.

Waarom het bezit van boeken ooit dan wel zo belangrijk was, verklaar ik uit mijn jeugd in de provincie — waar er niets was, behalve vrije tijd, en zelfs de lokale bibliotheken mijn dorst naar meer en beter nooit goed konden lessen. Later was elk boek dat ik voor altijd thuis kon houden een overwinning op die suizende leegte.

Maar de kritische blik van het moment maakt het bijzonder als ik van een schrijver domweg alles hebben wil. A.L. Snijders is ook de enige nu die deze hebzucht oproept.

Ik ken weinig prettiger lezen dan een paar pagina’s aan zijn zkv’s achter elkaar. Ik heb verder geen lezen waarop ik me zelfs zo verheugen kan.

Door op een zomerserietje op boeklog aan diens verzamelde zeer korte verhalen (zkv’s) te wijden, hoop ik iets meer van dat raadsel te kunnen verklaren. Terwijl een antwoord waarschijnlijk onbereikbaar blijft. In deze boeklogjes gaat het me er daarom ook om welke gedachten ik tegenkom de weg naar een mogelijk antwoord.

De bundel Bordeaux met ijs uit 2008, Snijders tweede, bevat tweehonderd verhalen uit de periode 2005-2006. In de loop van dit tijdvak veranderde er iets fundamenteels in het leven van de auteur. Er kwam namelijk een eerste bundeling uit van zijn zkv’s, en vanaf dat moment komt hij ook in zijn eigen verhalen voor als een schrijver die ergens gaat voorlezen. Een rol kwam er bij. Hij ging met een nieuwe reden de deur weleens uit.

Maandag 23 oktober is de dag. Het boek is er. Het heeft een kneep en een leeslint, het heeft volume en ligt rustig in de hand. Het is een roggebroodje. We praten met de uitgevers en lachen met elkaar. We zetten handtekeningen. ’s Avonds rijden we naar Hilversum. We praten een uur met Wim Brands. Als we te horen zijn brandt er een rood lampje op de microfoon — als het lampje dooft klinkt er muziek uit Ivoorkust. Wim Brands vergelijkt de zkv’s met bouillonblokjes.

De dag, 24.10.2005

Bij columnisten als het al een pré als ze met regelmaat op stap gaan, voor echte schrijvers geldt dat misschien nog wel meer.

Honderden kilometers rijdt Snijders soms om dan ergens een paar minuten het woord te krijgen. Tijdslurpende verplaatsingen waar menig ander voor passen zou na een keer of wat. Maar de lezers mogen blij zijn met deze geldingsdrang. A.L. Snijders ontmoet daardoor telkens nieuwe mensen. En zijn meest persoonlijke verhalen spelen zich daarmee niet allemaal meer om huis en haard af.

Nu moeten al die huis-en-haard verhalen ook in de bundels, voor de ontspanning en het evenwicht. Alleen heeft Snijders me inmiddels weinig nieuws meer te vertellen over bijvoorbeeld zijn oeroude Massey Ferguson trekker. Terwijl ik toch gretig over die trekker blijf lezen.

Het is een heel werk zo’n boek. Paul stuurt mij twee keer per week een stapel geredigeerde stukjes, die ik dan lees met een rood pennetje in de hand; de volgende dag stuur ik ze terug. Gisteren zei hij dat hij me goed heeft leren kennen nu hij die honderden dingetjes achter elkaar leest. Hij leek te aarzelen. Ik merkte het en zei: ‘Zeg het maar Paul, zonder omwegen.’
[…]
Hij zei: ‘Eigenlijk ben je een oud wijf.’ Ik zei ‘Laat dat eigenlijk maar weg’, en ik las hem m’n favoriete passage voor uit Seymour, een introductie van Salinger. […]

Oud wijf, 27.07.2005

waarop een citaat volgt over een stervende asceet die wil horen wat de wasvrouw op de binnenplaats zegt over de was van de buurman, en de priesters om hem heen met hun gezangen verwenste.

Mijn voorlopige conclusie na honderden zkv’s is niet dat ik Snijders een oud wijf zou vinden. Mij blijft verbazen dat hij toch telkens weer met wat nieuws weet te komen. Dat dan ook nog verrast.

Vanzelfsprekend dat de schrijver zich in de bundels herhaalt — wie moest hij ook anders herhalen. Maar er kleeft een vreemde paradox aan die boeken. Ze zijn in een zeker opzicht klein van scope, want de verhalen gaan zo vaak over wat die ene man beleeft, van wie de trekjes na een tijdje wel bekend zijn. Tegelijk is er binnen deze beperking, dat kleine, die enorme ruimte om het over van alles en nog wat te hebben.

[ is vervolgd ]

A.L. Snijders, Bordeaux met ijs
200 zkv’s
410 pagina’s
AFdH, 2008

Vijf bijlen ~ A.L. Snijders

Honderden zeer korte verhalen (zkv’s) las ik inmiddels. En honderden mogen er deze zomer nog. Ondertussen zijn me wat constanten opgevallen in Snijders’ teksten.

Tegelijk weet ik ook dat het vaststellen van zo’n constante waarschijnlijk meer over mij zegt dan over de auteur.

Vijf bijlen, A.L. Snijders’ derde chronologische bundel met zkv’s, toonde voor mij bijvoorbeeld aanvankelijk een soort plaatsbepaling in de tijd bij de auteur. Ineens zijn diens verhalen namelijk in bredere kring bekend geraakt dan het selecte gezelschap dat zijn e-mails ontving. Plots wordt dat eerste boek van hem zelfs gerecenseerd. Waarbij de critici ook zijn gaan interpreteren:

Zkv’s worden geschreven en vergeten, er gebeurt niets. Pas als ze (jaren later) bijeengedreven worden en bekeken door beroepslezers, zie je iets van een schrijver. Pieter Steinz & Maartje Breedt Bruyn ontdekken dat ik erg vaak over overspel schrijf (bedrog, leugens), het is misschien wel een thema. Aanvankelijk ontken ik het (‘Ik heb überhaupt geen thema’s, dat is iets voor de universiteit, in het dagelijks leven komt het thema niet voor’), maar later, herlezend, moet ik het erkennen, overspel komt wel erg vaak voor in mijn verhalen. Ik ga er zelfs over nadenken, hoe zou dat komen? Ik kom er niet achter, mijn innerlijk, het deel waar Freud een kijkje wil nemen, is ommuurd […]

Schandaal, 01.02.2007

Waarop in het boek prompt een nieuw overspelverhaal volgt.

Aan Vijf bijlen viel mij op dat Snijders vaker dan tot nu toe met meta-opmerkingen komt; waarin hij dan iets zegt over het schrijven in het algemeen, en het maken van zijn zkv’s in het bijzonder.

Alleen is dat idee allereerst ontstaan uit een gevoel. Want als ik de inspanning verricht om te tellen hoeveel van deze ‘meta-stukken’ er in het boek staan, dan is dat aantal uiteindelijk gering. Al helemaal gezien tegenover de 335 zkv’s uit de jaren 2007-2008 die de moeite van bundeling waard werden geacht.

Maar niet alle verhalen hebben een even groot soortelijk gewicht. Of krijgen zo een belang, in de interpretatie van de lezer. Zoiets zal het wel zijn.

Tegelijk maakt Snijders zijn opmerkingen over het schrijven gauw eens terloops, omdat hij dan vaak toewerkt naar wat hij eigenlijk wilde zeggen. En daar zit een extra attractie in. Lezers krijgen normaal enkel gladgeschuurde eindproducten voorgezet — het komt zo zelden voor om een auteur ook even in zijn splinterige onmacht te zien.

Er wordt ook een conventie doorbreken als de schrijver even rechtstreeks aan het woord komt over waar hij op dat moment mee bezig is. Een stijlbreuk die is te vergelijken met de strategisch doorbroken conventie zoals in het toneel of de film voorkomt, waarin een acteur zich ineens rechtstreeks tot het publiek richt met een mededeling die buiten de eigenlijke tekst lijkt te staan.

Alleen maakt dit dan voor de beleving bij het lezen dus helemaal niet uit. Integendeel.

Mijn opvattingen over schrijven zijn eenvoudig: zorg dat je laconiek bent (het schrijven is niet heel bijzonder), ga zitten en schrijf op waar je zin in hebt, kijk niet om, verbeter niets, denk niet aan lezers. Ik heb natuurlijk makkelijk praten, ik schrijf kleine stukjes, er kan niet veel fout gaan. Maar ik kan toch geen smetteloos stukje schrijven, altijd verstopt zich een foutje in het gewas (een t teveel, een t te weinig) en al loop je er tien keer langs, het houdt zich stil. Verder heb ik geen mening over het schrijven […].

Russische boer, 10.07.2007
scheiding

[…] Het gaat mij hierom: in het door mijzelf bedachte genre zkv (ik moet er langzamerhand van kotsen) moeten de verhalen onpersoonlijker zijn dan in een brief aan mijn moeder, er moet (iets) meer roestvrij staal in zitten dan in een mooie fles bourgogne, geen jodelzang, maar wel ijle berglucht (waar Nietzsche zo dol op was, en ik ook, als ik niet zulke slechte knieën had gehad). […]

Vecht, 10.07.2007

In beide zkv’s van 10 juli 2007 wilde Snijders een ontmoeting met Tommy Wieringa op de Vecht vereeuwigen in woorden. En de eerste keer was hij daar niet helemaal tevreden over — voor zover auteurs ooit tevreden kunnen zijn. Dus kwam er een tweede versie. En om deze tegenslag sprak hij zich ook ineens twee keer onverbloemd uit over het schrijven.

Vervolgens onthoud ik dat verhaal over die ontmoeting nauwelijks, zelfs al is deze twee maal beschreven, en blijven me Snijders opmerkingen over dat schrijven juist wel goed bij.

Gaf hij zelfs nog een keer aan dat het schrijven van zkv’s ook het vorm geven aan een onvermogen is:

Op de lagere school, op de middelbare school, op de universiteit, overal behoorde ik tot de slechtste leerlingen, met de laagste cijfers. In stilte polemiseerde ik met de kopgroep, ik legde me niet neer bij deze onrechtvaardigheid van het lot. Wat me vooral ergerde was dat ik geen lange zinnen kon schrijven. Ik ontwikkelde angst voor de anakoloet. Ik heb een scherpe herinnering: ik was kandidaat-assistent bij Hellinga en moest rapportjes schrijven. Zijn commentaar was: ‘te lapidair’. Ik geloof dat ik het woord opzocht, kort, kernachtig, teksten in steen gehouwen, lapis/steen.

Veel later heb ik van de nood een deugd gemaakt, ik ben zeer korte verhalen gaan schrijven en merkte dat de kortheid 1 technisch van aard kon zijn — weinig voegwoorden, weinig uitleg, vertrouwen op de autonome hersenactiviteit van de lezer — en 2 inhoudelijk.
    (Inopiam ingenio pensant = van de nood een deugd maken.) […]

Schoen, 04.03.2008

[ wordt vervolgd ]

A.L. Snijders, Vijf bijlen
335 zkv’s
666 pagina’s
AFdH, 2010

Handige dromer ~ A.L. Snijders

Aantrekkelijk voor mij in Snijders’ werk is — naast het taalgebruik, en de samengebalde kracht van zijn zkv’s — dat wij eenzelfde boekenlandschap lijken te bewonen. Gauw eens als hij een schrijver noemt in een verhaal, op de radio of in de e-mail, dan stijgt het bezoek aan de boeklogjes hier over diezelfde auteur.

Twee weken terug ging het in een zkv over een opmerking van Jules Renard. Dat leverde boeklog die dag tientallen extra hits op. Allemaal op de pagina’s over Renard’s dagboeken. En zoiets gebeurt te vaak in een jaar om toeval te zijn.

Tegelijk, A.L. Snijders, de enkelingen geïnteresseerd in wie hij citeert, en ik, wij zijn geen legioen. Wij zijn niet met velen.

Niemand leest woorden op papier. We leven in een overgangstijd, de literatuur verdwijnt als massaproduct – net als de klomp, de kolenkachel en de door het paard getrokken ploeg. De literatuur wordt weer het domein van een kleine groep.

Zo schreef hij vorig weekend over zijn medetreinreizigers, in de wekelijkse mail.

En weliswaar lezen Snijders en ik met grote regelmaat dezelfde schrijvers, of hebben we deze gelezen. Onze ideeën daarbij lijken zelden op elkaar, zo valt me op. Hij leest zulke boeken anders dan ik dat doe. Voor een deel zal dat temperament zijn — hij leest aanzienlijk langzamer dan ik — voor een deel leeftijd, en daarmee leeservaring.

Zeldzaam alleen de lezer door wie ik ga twijfelen over wat ook ik gelezen heb. Al lukt het me overigens niet om in al zijn keuzen mee te gaan.

In de vierde bundel zkv‘s, Een handige dromer, sleept A.L. Snijders bijvoorbeeld de hele tijd om met de Daode Jing. En hij vindt de paradoxen van het Taoïsme aanmerkelijk interessanter dan mij ooit is gelukt. Hoewel het me zeker lukt om de aantrekkingskracht te zien van een denksysteem dat rigiditeit en daarmee dogma’s afwijst.

Als Snijders het over boeken heeft of schrijvers, en dit gebeurt vaak, biedt dat mij dus tegelijkertijd bevestiging zowel als ontkenning. We hebben duidelijk gezamenlijke voorkeuren. Alleen moet ik daar vooral niet snoeverig overig worden, want hem vallen heel ander regels op in die teksten dan ik.

En goed, een stamgast in de verhalen is mijnheer Alosery, een Jehova’s Getuige die met regelmaat bij Snijders thuis langskomt, en dan vaak over een Bijbel-passage vertelt. Daartoe is mij al evenmin het geduld gegeven. Mij zou juist dan bijvoorbeeld de paradox tergen dat deze Getuigen zo zeker weten dat slechts 144.000 van hen wedergeboren zullen worden, terwijl de beweging wereldwijd acht miljoen leden telt.

Een handige dromer is de bundel zkv’s uit het jaar van A.L. Snijders’ publieke doorbraak. Hij won toen de Constantijn Huygens-prijs voor zijn gehele oeuvre. Hij verscheen daarom in een destijds populaire talkshow op televisie. De VPRO nam hem een marathoninterview af.

Joost Conijn, van het zelfgebouwde vliegtuig, zou de schrijver portretteren in een documentaire met dezelfde titel: Een handige dromer.

En mede daardoor komt Conijn ook weer terug in de zkv‘s; met zijn ideeën over techniek. Net als andere bevriende schrijvers met regelmaat in de verhalen optreden. Waardoor het Nederlandse literaire landschap dan weer erg klein kan lijken.

Maar mooi blijft dat alle samenvattingen van bundels als deze de teksten daarin nooit recht kunnen doen. Er staan domweg te veel verhalen in. Elke opmerking daarover in het algemeen vertekent. Kan ik nog zo mijn best willen doen om met steeds een net andere invalshoek te willen verklaren waarom ik deze boeken zo graag lees.

A.L. Snijders, Een handige dromer
Een keuze uit de zkv’s 2009-2010
223 pagina’s
AFdH Uitgevers, 2010

Taal is een hond | 2 ~ A.L. Snijders

Een schrijver treffen van wie je alles wilt lezen, is éen ding. Helemaal, omdat dit zo vaak niet meer gebeurt, eenmaal de lezer zich belezen waant. Alleen kan in die drang om van alles kennis te nemen ook een probleem ontstaan. Bijvoorbeeld omdat zo’n schrijver telkens hetzelfde boek uitbrengt. Waarover dan uiteindelijk niet zo veel nieuws meer te zeggen valt.

Dus kondigde ik vorig jaar wel aan alle zeer korte verhalen (zkv’s) van A.L. Snijders te gaan lezen, en gebeurde dit ook, alleen verschenen mijn gedachten over de meest recente bundels niet op boeklog. Want ik was daarbij dan enkel in herhaling gevallen.

Goed daarom dat er nog altijd een oude Snijders’ bundel op herlezing wachtte, van voor de zkv’s, waarvan de inhoud uit het begin van de jaren negentig stamde — toen hij nog columns schreef met allemaal precies dezelfde lengte, die allemaal zo veel meer woorden telden dan hij er tegenwoordig nodig heeft.

Inmiddels is A.L. Snijders namelijk een volstrekte minimalist. Vergeleken met nu kon hij indertijd nog weleens oeverloos lang zwetsen. In die bundels uit de tijd pre-zkv is bovendien ook telkens het begeleidende schrijven opgenomen van Snijders aan de hoofdredacteur van het krantencluster waar de column verscheen; waarin zo’n tekst nogal eens een extra toelichting kreeg. Dat zijn daarmee nog meer woorden, over toch precies hetzelfde.

De taal is een hond kwam 5½ jaar terug al eens langs op boeklog. Alleen bevat dat eerdere boeklogje vooral geklaag over de misdruk die mijn deel was geworden, en die het leesplezier zo vergald had.

Want, een boek is op zich al een ding dat met verwachtingen komt. Zelfs als er, zoals in dit geval, twee oerbundeltjes in samen werden gebracht: namelijk Torens en zeilboten en Niets is zo mooi als nutteloze kennis.

De columns in het boek brengen namelijk een selectieve kroniek over het leven van de schrijver, in de periode februari 1992 tot en met begin september 1996. En dan doen begin- of eindddatum er niet per se toe. Van belang is wel dat er die continuïteit bestaat, binnen de bundel. Terwijl die misdruk me bij eerste lezing met een tijdgat opzadelde, een gedwongen onderbreking die me alleen daardoor al het boek uit smeet.

En er is weinig zo prettig, in je eentje, dan roezig lezen, en gretig almaar door kunnen lezen.

Snijders [1937] was dus vijfentwintig jaar jonger in De taal is een hond dan hij nu is. Voor iemand die in vrijwel al zijn teksten als personage voorkomt, betekent dat wel iets. Zo leefden aan het begin van het boek zijn ouders nog, verhuisden die naar een serviceflat in Drachten, of all places, en ontdekte de schrijver daar dat het plaatselijke ziekenhuis protestants-christelijk is, en de verpleegkundigen er niet van vloeken houden.

Daarover is aanvullend trouwens nog te zeggen dat dit enorme zorgcluster ter plaatse voort is gekomen uit de strijd tussen katholieken en protestanten om toch vooral nog beter goed te doen dan de andere gezindte.

En Snijders had toen nog een dagelijkse baan, als leraar Nederlands aan de politieschool in Lochem. Waar hij er als burger een beetje bijhing — collega’s meenden dat hij enkel van de d’s en de t’s was. Maar de anekdotes over dat dagelijkse gedoe daar lezen prettig; omdat het werk een eeuwige bron der misverstanden is, en doordat A.L. Snijders zich als zelfverklaard anarchist telkens weer te schikken heeft naar regels.

Komt daar in dit boek bij dat de columns in regionale kranten verschenen, met een bepaald publiek, waardoor hij nog niet ongestraft zo literatuurderig mocht doen als later in de zkv’s, en dan krijg je dus een boek dat wel des Snijders’ is, en toch net anders. Op een niet onprettige manier.

Want in plaats van literaire avondjes af te lopen, en de namen van collegaschrijvers te droppen zoals later usance wordt, is het nog een stom toeval als hij in deze bundel eens een lezer ontmoet. En die hebben dan het liefst dat hij weer eens over zijn varkens schrijft. Bijvoorbeeld.

A.L.Snijders, De taal is een hond
Heimelijke vreugde
288 pagina’s
Uitgeverij Thomas Rap, 2011
waarin opgenomen zijn: Torens en zeilboten, z.j.
Niets is zo mooi als nutteloze kennis, 1998

Brandnetels & verkeersborden ~ A.L. Snijders

Tienduizenden boeken worden er uitgegeven elk jaar, in Nederland alleen al. En toch valt op dat geen mens precies de boeken leest die verder niemand anders kent. Slechts een paar titels gaan er leven, de meeste doen niets.

A.L. Snijders las onder meer in het Verzamelde werk van Karel van het Reve in de jaren 2010-2011; de periode waaruit de zeer korte verhalen (zkv‘s) stammen die zijn opgenomen in de bundel Brandnetels & verkeersborden.

En ik las Van het Reve’s verzamelde werken indertijd eveneens. En meer nog dan wat Snijders op te merken had over wat hij tegen kwam bij het lezen, viel me iets anders op. Hij ontmoette namelijk enkel mensen tegen met een hekel aan Karel van het Reve.

Dat overkomt mij nu ook altijd.

Dus dan houd ik er vervolgens mee op te vertellen over wat ik bij Karel van het Reve tegenkwam — behalve hier op boeklog. Mijn vrijplaats. Snijders trok zich van de anderen zo te zien weinig aan.

Wel is hij behoorlijk geraakt door een opmerking van Karel van het Reve als het gaat om boeken die iedereen zou moeten kennen. Omdat Van het Reve bekende enkele toch behoorlijk gecanoniseerde titels nooit te hebben gelezen.

Snijders behandelt dit probleem in drie zkv‘s, om het van verschillende kanten te kunnen bekijken.

En nog zag hij daarbij iets over het hoofd, volgens mij. Omdat voor zoveel lezen nu net al enige leeservaring nodig is, bijvoorbeeld. Hedendaagse romanschrijvers gaan er stilzwijgend vanuit dat hun lezers al een behoorlijk leesbagage hebben; dat het publiek hun werk al kán lezen.

Zo bezien zou je enkel titels kunnen aanbevelen van voor alle geëxperimenteer met vorm en inhoud, van voor de Eerste Wereldoorlog dus. Boeken die door een slim schoolkind net zo makkelijk begrepen kunnen worden als door een al wel ervaren lezer.

Maar gericht leesadvies geven, blijft raar. Daar is toch een onbescheidenheid voor nodig die ik in gezelschap zelden heb. Ondanks dat ik een veellezer ben, durf ik zeker niet te pochen me daarbij een totaaloverzicht te hebben verworven van het boekenlandschap. En al evenmin bestaat er ooit meer dan een gericht vermoeden over hoeveel leeservaring een ander werkelijk heeft; en wat hij of zij daarom aan zou kunnen.

Boeklog illustreert elk jaar weer, na een herlezen werk doorgaans, hoe waar Lichtenberg’s uitspraak blijft dat een boek een spiegel is. Elke uitgave laat de lezer allereerst zien wie of wat er in kijkt.

Ook aan Snijders’ zkv’s valt op dat iedereen die leest op een eigen manier — al zijn er die deze teksten, met hun zo eeuwig korte zinnetjes, op papier eigenlijk te kaal vinden; en dan de kleuring missen van het warme timbre waarmee de schrijver zijn verhalen op de radio voordraagt.

Als A.L. Snijders spontaan lezers ontmoet, hebben die het gauw eens over de dieren in zijn verhalen.

En alleen daaraan is dus al af te meten dat ik die dierenverhalen — die overigens in de loop der tijd schaarser worden — anders lees dan de meesten. Voor mij gaan ook zulke zkv’s allereerst over de condition humaine; zoals het gegeven dat alles slijt en op den duur doodgaat; en dat je die wetenschap tegelijk toch niet moeten laten overheersen.

Ik herlas Brandnetels & verkeersborden omdat er voor half december een nieuwe bundel zkv’s was aangekondigd, en die tot nu toe niet verscheen. En om te kijken of dit al kon. Waarop me bleek dat bundels als deze straffeloos binnen anderhalf jaar opnieuw te lezen zijn. Wat dus mede zal zijn omdat het mij niet om de gebeurtenissen gaat die Snijders beschrijft — zo veel maakt hij ook niet mee.

Er staat alleen nooit wat er staat. Voor mij. Snijders’ minimalisme laat me blijkbaar ook diep in mijzelf kijken. Wat elke keer weer andere ideeën oplevert.

A.L. Snijders, Brandnetels & verkeersborden
194 zkv‘s
312 pagina’s
AFdH Uitgevers, 2012

Wapenbroeders ~ A.L. Snijders

Snijders houdt van schrijven, maar overschrijven heeft zijn voorkeur, zo staat in de bundel Wapenbroeders. Vraag was daarbij toen of de auteur dit ook echt meent; en of hij zich niet voor even verloor in een dichterlijke vrijheid.

Niet dat dit verder uitmaakt. Gegeven is nu eenmaal dat hij vaak citeert, en dan meteen ook hele stukken. Nee, zelfs dat ik vermoed dat lang niet alles wat hij in zijn verhalen opschrijft van hemzelf is.

Wie schrijft hoort ook woorden te gebruiken die lezers al kunnen herkennen. Zo bezien is recycling als vanouds ingebakken in de taal. Originaliteit komt dan hoogstens eens van een vondst in de formulering. Of door al bestaande begrippen op een verrassende manier samen te voegen. Geheel nieuwe ideeën daarentegen zijn zeldzaam. En alles wat een mens menselijk maakt is in de oudheid al eens beschreven.

Het komt er bij waarheden alleen op aan om die liefst helemaal zelf als waarheid te ontdekken; dan voelen ze tenminste ook aan als waar en echt.

Kan lezen helpen om bij andere schrijvers de woorden tegen te komen die een nieuw benul laten ontkiemen. Alleen, dan moest daar wel ontvankelijkheid voor bestaan.

Zelfs de benaming Wapenbroeders van deze bundel is al niet origineel, Louis Paul Boon schreef eerder een roman met deze titel.

In Snijders’ boek wordt duidelijk dat ook hij in zijn jeugd eens een roman heeft geschreven, keurig volgens de regels, fatsoenlijke literatuur, over een meisje in Luik. Wapenbroeders van Boon was toen zijn favoriete roman, mede omdat die auteur in deze Vos Reinaert-variant zijn kritiek had kwijt gekund op alles wat hem zo verkeerd had geraakt in de maatschappij waarin hij leefde.

Daarop zou Snijders een brief aan Boon hebben geschreven, met de mededeling dat ook hij een romanschrijver was. Waarop Louis Paul Boon hem in een brief terug het nogal principiële verschil uitlegde tussen literatuur die liefst in de traditie wil staan, en literatuur die reageert op het leven zelfde — een besef waarvan ik op boeklog al eens signaleerde dat ook Multatuli en Vonnegut het deelden.

Boon, Vonnegut, en Multatuli kozen voor leven in hun boeken, en daarmee tegen de al te opgelegde vormen van hun tijd.

Snijders, die toen dat pseudoniem vast nog niet gebruikt zal hebben, legde na de brief van Boon zijn geheel volgens alle toenmalige eisen geschreven roman voor altijd weg.

Als dat verhaal waar is tenminste. Al volstaat voor mij dat het verhaal waar gebeurd zou kunnen zijn.

Wat ik wel geloof is dat A.L. Snijders in 2012, het jaar dat de zeer korte verhalen (zkv‘s) uit deze bundel geschreven werden, een schrijver was geworden die nogal eens ergens kwam opdraven om dan iets voor te lezen uit eigen werk.

Ook neem ik aan dat hij dat jaar de boeken las die hij zegt te hebben gelezen. Of anders was dat op een ander moment.

Bij de zkv’s van Snijders gaat het me niet om hun geloofwaardigheid. Wel om hun waarachtigheid; wat iets heel anders is.

Moest er ook iets samenvattends te schrijven zijn over, in dit geval, 131 verhalen om voor boeklog nog wat aan te kunnen met een bundel als deze. En dat valt nog niet mee, bij het zoveelste boek van de man; die inmiddels haast meer op afleveringen van tijdschriften lijken — behalve in de zorgvuldige vormgeving dan — als op makkelijk van elkaar te onderscheiden uitgaven.

Wapenbroeders las ik niet zo lang geleden ook al eens eerder. Herlezing kwam vooral omdat zijn nieuwe bundel eerst in december zou uitkomen, toen in januari, en inmiddels voor april staat aangekondigd. Herlezing kan alleen vrijwel ongestraft, omdat wel de toon van de verhalen onthouden wordt, en iets van de muziek, maar nooit de precieze noten.

Behalve dan dat verhaal van die Amerikaanse cheque met kerstmis, van een tante, voor de man als jongen. Dat lijkt de schrijver haast in elk boek te hergebruiken.

A.L. Snijders, Wapenbroeders
131 zkv‘s
288 pagina’s
AFdH Uitgevers, 2013

Libelleman ~ A.L. Snijders

Nog tijdens het lezen van De libelleman begon ik ook in Hunter of Stories, de laatste bundel van Eduardo Galeano. En dat was een vergissing. Zelfs al publiceren geen van beide auteurs boeken om in éen keer uit te lezen. Daarvoor staan er te veel verhalen in bij hen. Er moet in kleine porties van genoten worden. Met teugjes. Alleen al om niet te snel verzadigd te raken; en niets meer op te nemen.

Eduardo Galeano bleek alleen nog kortere verhalen te schrijven dan A.L. Snijders, die toch zogenaamd de uitvinder is van het zeer korte verhaal (zkv). Zijn woorden waren daarbij nog zorgvuldiger gekozen, en sneden daarmee nog harder en dieper als de schrijver het wenste dat ze kerfden.

Is er ook nog de poëzie die als vanzelf in Galeano’s zinnen ontstaat door hun beknoptheid.

Gaat het bij hem vaak ook nog over iets zoals fundamenteels als hoe de goeden telkens onder de kwaden lijden.

Vergeleken met het schijnbare grootmeesterschap van Galeano leek de zo veel minder uitgesproken Snijders kortom ineens een schrijver van een lagere statuur. Terwijl ik nochtans op andere momenten met groot genoegen A.L. Snijders lees.

Serieel lezen, zoals ik al mijn hele leven doe, was alleen achteraf toch wel verhelderend. Want door het sterke contrast met Galeano is me ook weer wat duidelijker geworden wat bij Snijders dan precies de kwaliteiten zouden zijn.

Zo ligt zijn productie normaal aanzienlijk hoger dan die van de schrijver waarmee ik hem nu even vergelijk.

Galeano herschreef zijn verhalen talloze malen, tot op het allerlaatst woorden wegsnijdend waar die wel weg konden. Het duurde daardoor tijden voor er weer eens nieuw boek van hem kon verschijnen.

Snijders lijkt zijn zkv’s doorgaans in éen keer op te schrijven. Zal daar later misschien nog eens wat minieme redactie op worden toegepast. Iedereen maakt onderweg weleens een fout met de d’s en t’s, die pas opvalt achteraf. Maar vooral de eerste bundels met zkv’s hebben verduidelijkt dat A.L. Snijders liever het hele verhaal opnieuw schrijft, desnoods door het heel anders te laten aflopen, dan nog eens te gaan rommelen in wat er al stond.

En het minimalisme van een schrijver die eeuwig naar hetzelfde terugkeert, in de overtuiging dat dit waarschijnlijk nog altijd weer beter kan, is toch principieel een heel ander minimalisme van een schrijver die het liefst in simpele zinnen schrijft; uit angst voor de anakoloet.

De libelleman bevat zkv’s uit de jaren 2013-2014. Daarvan werden er 160 opgenomen. Een verklaring ontbreekt waarom dat er relatief zo veel minder zijn dan voorheen. De bundel hiervoor, Wapenbroeders, telt bijvoorbeeld 131 zkv’s uit slechts éen jaar: 2012.

Als boek is deze bundel alleen niet heel goed te onderscheiden van het vorige. Wat dat betreft gaan uitgaven als deze op tijdschriften lijken. Zoveel bijzonders gebeurt er niet in het leven van A.L. Snijders, op papier dan — en hij zet zichzelf nu eenmaal telkens in als onderwerp. Ik heb verder geen weet van wat er zoal verzwegen werd.

Door de vergelijking met Galeano is er alleen nu wel het besef gerezen dat ik als lezer waarschijnlijk gewoon deze twee typen schrijvers nodig heb, voor mijn geestelijk gezond. Drift en woede is gevraagd, zowel als relativering.

Alleen liever niet tegelijk. Nooit meer tegelijk.

Eduardo Galeano was uiterst links, en werd een banneling, na om politieke redenen uit liefst twee landen te zijn uitgewezen. In zijn verhalen brandt het vuur van de strijd tegen onrecht eeuwig voort. En zijn genialiteit bestond eruit dat hij toch genoeg lucht en humor in zijn teksten bracht om zijn boeken niet vreselijk drammerig te maken.

A.L. Snijders daarentegen weet zo veel minder zeker. Die gelooft niet in geopenbaarde waarheden. En deze schrijver besluit een verhaal rustig met een zin als:

In mijn leven is bijna niets gebeurd, maar ik weet niet of ik dat moet betreuren.

[Speenvarken]

Of wanneer hij weer eens in de nacht naar de Achterhoek terugrijdt, na het zoveelste optreden als schrijver in de Randstad:

Op de terugweg naar het oosten, 126 kilometer, de regen was opgehouden, werd ik zoals altijd door dezelfde gedachte geplaagd: mijn leven, en niet alleen het mijne, was volledig misvormd door de mogelijkheid deze enorme afstand in anderhalf uur af te leggen.

[Een interne zaak]

En ook dat is allemaal heel goed om te beseffen.

A.L. Snijders, De libelleman
160 zkv‘s

324 pagina’s
AFdH Uitgevers, 2015

Oog van de naald ~ A.L. Snijders

Twee drukken tegelijk kwamen er uit van Het oog van de naald — de bloemlezing uit de zeer korte verhalen (zkv‘s) die A.L. Snijders schreef in 2015 en 2016. Een dure hardcover, en een prettiger geprijsde paperback. En ik koos voor goedkoop. Om daar vrijwel al meteen spijt van te krijgen.

Voor het eerst in alle zkv-bundels staan in deze paperback namelijk alle teksten achter elkaar afgedrukt. In plaats van dat elk nieuw verhaal boven aan een nieuwe pagina begint; zoals in ieder boek hiervoor. En dat was mij niet aangenaam. Een ingeslepen en prettige leesgewoonte was zo ineens onmogelijk gemaakt.

De hardcover-versie heeft meer pagina’s, en daarmee vast ook een andere vormgeving. Maar komt tegelijk ook met een prijs die ik niet bereid ben te betalen voor een nog ongelezen boek.

Het is zoals Paul Valéry schreef, negen van de tien boeken passeren onopgemerkt. En toch moeten ze allemaal gelezen worden, wil die tiende een onvergetelijke indruk maken.

En boeken die indruk maken, en daarmee zeker nog eens gelezen zullen worden, mogen vervolgens best wat kosten. Het is niet dat ik geen geld uit wil geven. De kans alleen dat Het oog van de naald de onvergetelijkste Snijders’ ooit zou worden, leek me vooraf niet heel groot. Deze verzamelbundels lijken nu eenmaal meer op afleveringen van een onregelmatig verschijnend dik tijdschrift dan op iets anders. Wat volgt, is me in scope en visie grotendeels bekend, alleen zegt dat vervolgens lang alles niet over wat er in de verhalen aan de orde komt.

Viel alleen wel op dat in Het oog van de naald ineens de harde actualiteit soms op de achtergrond meespeelt; met die aanslagen in Parijs en Brussel, of de Britse wens plots het economisch liever allemaal zelf uit te willen gaan zoeken. Dat is uitzonderlijk, in dit doorgaans zo tijdloze oeuvre.

Snijders uit zich voor het eerst weleens nijdig haast, in plaats van allereerst verbaasd; of relativerend zoals anders altijd gebeurde.

Zover is het dus gekomen, een groot deel van de bevolking zweert bij Eigen volk eerst!, terwijl de autoriteiten het houden bij Eigen volk bang.

26.01.2016 De mitrailleur
scheiding

Dat merk ik wel vaker, dat de moraal een nijdige rol speelt in gewone alledaagse dingen.

24.07.2016 Appartement

Lezen van deze bundel viel samen met het lezen van een andere miniaturist — mijn zomerproject om een kleine vier jaar aan dagelijkse krantencolumns te herlezen van Koos van Zomeren, die integraal staan opgenomen in het boek Ruim duizend dagen werk. Al gaf dit meer inzicht in de werkwijze die Van Zomeren hanteerde dan andersom.

Hij had duidelijk moeite met de vaste lengte die de column vereiste, van maximaal 270 woorden. Dus schreef Van Zomeren met regelmaat reeksjes aan teksten over hetzelfde onderwerp. Die weliswaar op zich allemaal ook los te lezen waren. Alleen gaf zo’n serietje de schrijver de lucht even geen nieuw onderwerp te hoeven verzinnen.

Snijders verzint wel elke dag iets anders — al staan er in deze bundel vrijwel geen teksten die op achtereenvolgende dagen geschreven werden. En aan een vaste lengte houdt hij zich al evenmin, op het oog. Bij hem heb ik in elk geval nooit het idee dat hij een extra uitgebreide beschrijving inlast om zijn stukkie rond te krijgen.

NIettemin heeft de schrijver drie vaste rubrieken iedere week, in de VPRO-gids, De Standaard — die wel degelijk met vaste woordaantallen zullen samengaan — en die e-mail aan geïnteresseerden op zondag waarmee het allemaal begon, de graslijst. Lang niet al dat materiaal is opgenomen.

Wel kwam de tekst langs over dat niemand meer leest, die al geciteerd is in het boeklogje over Een handige dromer.

Hoe is derhalve te onthouden wat deze bundel onderscheidt van de eerdere, op die ene negatieve vaststelling na dat de vormgeving anders was?

Mij vielen dus meer dan ooit losse mededelingen op. Zinnen, paragrafen soms, die bij het lezen even bleven haken; omdat zo’n bewoording dan net even wat meer aandacht vroeg dan passieve consumptie. Misschien omdat ik het nogal vaak met de schrijver eens was; en er daardoor even herkenning vonkte.

In het verkeer heb ik een merkwaardige eigenschap, ik houd me aan de regels. Omdat ik de enige ben, rijd ik het liefste op stille wegen door lege landschappen. […]

03.01.2016 Onschuld
scheiding

De vooruitgang maakt je tot zonderling.

03.02.2016 De brief
scheiding
A.L. Snijders, Het oog van de naald
196 zkv‘s

AFdH Uitgevers, 2018