boeklog iii: bekentenissen van een kritische lezer
Wat moet ik vertellen, en wat kan ik weglaten bij het schrijven? Dat zijn twee heel elementaire vragen.
Het makkelijkst schrijft het aan bekenden, met wie het zelfs mogelijk is een privé-taal te gebruiken. Helaas heeft dit mechanisme ook als gevolg dat nogal wat proza weinig meer is dan een lang uitgevallen brief aan een nichtje. Net als dat veel gedichten gemankeerde liefdesepistels zijn.
Beroepshalve heb ik me op meerdere niveaus bezighouden met die vraag wat nu bekend te veronderstellen is, en wat wel verteld moet worden. Als journalist schreef ik voor ‘de domste lezer’, ook weleens gekarakteriseerd als de ‘15-jarige mavo-leerling die het allemaal nog niet bijster interesseert’. Aan dit voorbeeld is te zien dat ik al een tijd niet meer op een algemene redactie werk.
Ik schreef beleidsstukken voor bestuurderen die overtuigd moesten worden van het belang van ontwikkelingen op de lange termijn, terwijl zij vooral gewend zijn op directe resultaten te mikken. En ik heb college gegeven, zowel voor eerstejaars studenten als voor een algemeen publiek. Tot twee keer drie kwartier aan toe.
Steeds waren daarbij de vragen: wat moet ik vertellen, waar moet de nadruk op liggen, en wat kan gevoeglijk weggelaten worden. Want, de conclusies van zo’n college zijn altijd ook in enkele zinnen samen te vatten. Maar het gaat er nu net om het kader te bieden waarin die conclusies een logische plaats krijgen, en het daarbij ook nog eens boeiend te houden die hele duur van een voetbalwedstrijd lang.
Daar zit het werk in. En alle vertelvormen zijn daarom vreselijk interessant, voor mij.
Als ik de verschillen zou moeten aanwijzen tussen zakelijke teksten en fictie, is de belangrijkste die van de bewijsvoering. Maar een elementair verschil is ook dat in zakelijk proza de conclusies duidelijk vermeld staan, en in literaire werken de gevolgtrekkingen veel meer aan de lezer worden overgelaten.
In een goed gedicht over angst hoeft dat woord zelf niet voor te komen. Een roman of verhaal over eenzaamheid kan een hoofdpersoon hebben die geen moment alleen wordt gelaten [Kafka’s Verwandlung]. Een geslaagd literair werk zal zelfs meer te zeggen hebben dan de schrijver er bewust heeft ingestopt.
Maar geslaagde romans en verhalen zijn zeldzaam, zo luidt mijn conclusie na toch al zeker vijftien jaar kritisch lezen. Natuurlijk is dit een volkomen subjectief oordeel. Als ik de literatuurbijlagen van de kranten mag geloven, verschijnen er iedere week opnieuw tal van meesterwerken. En van de vakgeleerden aan de universiteiten is al evenmin objectiviteit te verwachten, omdat die de interpretatie oneindig belangrijk hebben gemaakt, en daardoor niet meer normaal kunnen lezen. Laat staan oordelen.
Helaas zijn er nogal wat schrijvers die in hun schrijven de receptuur ontlenen aan wat critici graag vreten en waar Neerlandici met lust de tanden inzetten.
Voor mij is literatuur in de eerste plaats vermaak. Literatuur bestaat uit vertellingen over een werkelijkheid, maar dan minder rechtstreeks dan een journalist zou doen. En in de meeste gevallen levert dit helaas wegwerpspul op. Ook al komen bij mij boeken dan allemaal keurig in de kast te staan. Maar de werken zijn zeldzaam die me op zo’n manier raken dat ik de opgeroepen emotie graag opnieuw zou beleven. Hoogstens als ik weet te kunnen lachen. Eerder bewonder ik de geslaagde beschrijvingen, of juist de gelukte boeken en verhalen van waar het belangrijkste onderwerp eigenlijk verzwegen wordt.
Maar zelfs in de meest matige boeken staat altijd wel éen observatie die bijblijft, hoe luttel die ook is.
Dit alles maakt me een zeer kritische lezer. En mijn boeklog zal daar waarschijnlijk van getuigen.
* Nu ik dan toch mijn boeklog publiekelijk onder de aandacht breng,
leek het me nodig daarbij enige begeleidende woorden te schrijven.
Eerdere afleveringen staan hier:
[x]#1116 fan maandag 7 maart 2005 @ 13:34:05