Dolkstootlegende
of, hoe populisme begint met het vinden van een makkelijke vijand

Er is een dolkstootlegende aan het ontstaan in het Friese wereldje. Het idee leeft er dat het zo prachtige tijdschrift Frysk en Frij in de jaren negentig om zeep gebracht is door het provinciebestuur van Friesland. Wat dan zou zijn om de onafhankelijke toon van de bijdragen, waarin weleens kritiek opklonk over de bestuurderen.

Sindsdien is er nooit meer zoiets geweest als Frysk en Frij. Wat het tijdschrift natuurlijk nog mooier maakt, in de verbeelding.

Sindsdien heeft de provincie vanzelfsprekend alleen maar foute keuzes gemaakt in de subsidiëring.

Ik verbaas me zeer over dit populisme, ook al omdat zo’n standpunt een totaal onkritische lof inhoudt voor Frysk en Frij. Terwijl het mij niet heugt dat mijn hart ooit van vreugde oversprong als ik het maandblad op de deurmat zag liggen.

Een groot probleem voor het tijdschrift was alleen al dat het een onmogelijk format had. Frysk en Frij moest zowel mensen bedienen die amper tot niets lezen, maar wel een sterke band hadden met de taal of de provincie, als de professionals die in de regio werkzaam waren. En elk medium dat zich niet heel duidelijk op éen doelgroep kan richten kan, zal gemakkelijk in problemen komen; om het eeuwige geschipper over de inhoud. Regionale kranten hebben dan ook vergelijkbare problemen.

Bovendien betaalde Frysk en Frij zijn medewerkers slecht, tot vrijwel niets. En merkwaardig genoeg draagt zo’n gegeven ook al bij aan de legendevorming. Het uitgeven van zo’n blad wordt dan snel ervaren als een belangrijke collectieve inspanning, om de opofferingen getroost, in plaats van een onmogelijk zakelijk avontuur. Dus zal het stopzetten van subsidie op zo’n blad ook gevoeld worden als de veroordeling van een leefwijze, of zelfs een overtuiging.

Dit ingezonden stuk uit december 1997 in de Leeuwarder Courant, met wat cijfermateriaal, leerde me nog meer. Vanaf het begin in de jaren zeventig is hernieuwde uitgave van het tijdschrift nooit beter dan houtjetouwtje gegaan.

Als bijvoorbeeld aan advertentie-inkomsten net de helft binnenkomt als aan abonneegelden, kan dit slechts twee dingen betekenen. Of de acquisitie deugde structureel niet; want nooit hebben papieren media meer reclame-inkomsten geoogst als in de jaren tachtig en negentig; kijk maar hoe veel bladen toen gewoon gratis abonnementen weggaven. Of de adverteerders waren huiverig om ruimte in te kopen; wat me ook niet verbazen zou, vanwege de vaagheid van de doelgroep die ze zouden bereiken.

Haakt dan ook het publiek af, dan komt zo’n uitgeverij makkelijk in zwaar weer. Alleen had de uitgever van Frysk en Frij nog wel iets dat vrijwel geen andere onderneming heeft. Doordat het blad in het Fries verscheen, was de provinciale overheid telkens tot steun te verleiden. Daarmee werd het ondernemersrisico voor een substantieel deel op de maatschappij afgewenteld.

Maar subsidie krijgen, wordt in het wereldje als een recht gezien; een recht bovendien dat gauw eens op hoge toon wordt opgeëist.

En aan die subsidie mogen verder helemaal geen voorwaarden verbonden zijn.

Dus weet ik nu heel veel dingen niet. De teloorgang van Frysk & Frij vond plaats in een tijd dat de belangstelling van het grote publiek zich al massaal ging verplaatsen van het gedrukte woord naar andere media. Bovendien is het Fries allereerst een spreektaal, en voor aanzienlijk minder mensen een taal om te lezen.

Evenmin kan ik zonder meer oordelen over de kwaliteiten van de uitgever van het tijdschrift, als onderneming; al heb ik zo mijn vermoedens. Andere uitgeverijen van publieksmedia maakten namelijk indertijd jaarwinsten van meer dan twintig procent. Verder zou ik de inhoud van een paar jaargangen moeten wegen, om in detail te kunnen onderbouwen waarom heiligverklaring van het blad me wat onnozel lijkt. En pas dan komt de vrij wezenlijke vraag aan bod of werkelijk alle activiteiten in de taal subsidie verdienen, eenvoudigweg om de minderheidspositie van het Fries.

Wel weet ik dat het ergerniswekkend simplistisch is om alleen politici de schuld te geven van het verdwijnen van een tijdschrift. Daardoor worden me te veel, heel principiële vragen ontweken.


[x]#8793 fan woensdag 25 mei 2011 @ 22:10:48


© eamelje.net 2001-2019. Alle rechten voorbehouden

ien réaksje

josse  op 26 mei 2011 @ 16:37:54

As jo wat undersykje is it saak en bruk de feiten en skriuw net op in Teleraafwize ynsinuaasjes, sinsaasjes en fantasytsjes. Goasse Brouwer wie de man achter, tusken en foar Frysk en Frij. It bled wie breed, ynformatyf, kritysk, polemysk en foaral frij. As je de leste fiif jiergongen leze krije je in byld fan dit folslein Frysktalich bled mei in pear tuzen lezers. De LC koe der wat fan leare…
Lekskoaie sunder kennis fan saken is maklik, mar set gjin seadden oan de dyk, en bringt fermolme konkluzjes op it kleed. Guon saken binne it wurdich en hald se yn stan – mei subsydzjes (sa’t ek skoallen yn stan halden wurde mei subsydzjes fan us belestingjild).