Schopenhauer
Zum Denken sind wenige Menschen geneigt, obwohl alle zum Rechthaben.
Durch viele Zitate vermehrt man seinen Anspruch auf Gelehrsamkeit, vermindert den auf Originalität, und was ist Gelehrsamkeit gegen Originalität? Man soll Zitate also nur gebrauchen, wo man fremder Autorität wirklich bedarf.
Das Leben ist eine missliche Sache: ich habe mir vorgesetzt, es damit hinzubringen, über dasselbe nachzudenken.
een allerminst volledige blik in mijn boekenkasten
Uiteindelijk helpt niets – Abrahams
Arbeid een eigenaardig medicijn – Achterhuis
De markt van welzijn en geluk – Achterhuis
De boze tijden waarin wij leven – Allen
De hand aan zichzelf slaan – Améry
Difficulties with Girls – Amis
The invention of Solitude – Auster
Dagboek van een vernederd man – de Azúa
Geschiedenis van een idioot door hemzelf verteld – de Azúa
Dagboek van een teleurgesteld man – Barbellion
kijk verder »»
Zoals Aristoteles al schreef, gaat het in discussies nooit om wie er gelijk heeft, maar wie er gelijk krijgt. Arthur Schopenhauer onderscheidde millennia later 38 kunstgrepen om gelijk te krijgen, zelfs als de ander dat eigenlijk heeft.
Das Disputieren ist als Reibung der Köpfe allerdings oft von gegenseitigem Nutzen, zur Berichtigung der eignen Gedanken und auch zur Erzeugung neuer Ansichten. Allein beide Disputanten müssen an Gelehrsamkeit und an Geist ziemlich gleichstehn. Fehlt es Einem an der ersten, so versteht er nicht Alles, ist nicht au niveau. Fehlt es ihm am zweiten, so wird die dadurch herbeigeführte Erbitterung ihn zu Unredlichkeiten und Kniffen [oder] zu Grobheit verleiten.
Huiswerk voor het komende jaar: polemieken die via de Nederlandse media worden uitgevochten leren ontleden op hun kunstgrepen. Vooral nr. 38 – de persoonlijke belediging om de opponent belachelijk te maken – zal ongetwijfeld vaak terugkomen.
n.a.v. deze bespreking van een nieuwe Engelse vertaling
Er zijn 38 manieren om gelijk te krijgen, zelfs als de ander dat eigenlijk heeft, zo zei Schopenhauer. Maar meer in het algemeen zie ik zelf drie lagen waarop opinies aangevallen kunnen worden.
Zo zijn iemands conclusies aan te vallen. En opvallend genoeg gebeurt dit bijna nooit. Het is blijkbaar makkelijker het gestelde te negeren.
Ook is de methode waarop die conclusies bereikt worden onderuit te halen. En zie, polemiek werkt meestal zo.
Tenslotte kan gepoogd worden de ander uit te schakelen via een persoonlijke aanval; door zijn of haar motieven in twijfel te trekken, iemands intellectuele capaciteiten te bagatelliseren, of door kwaadaardige roddel uit te spreken die niets met onderwerp zelf van doen heeft, maar wel helpt om een negatief beeld te creëren. In Nederland zijn dit allemaal opvallend prominente elementen in de meeste publieke discussies, en daarom vind ik het publieke debat hier op een bedenkelijk laag peil staan.
Enfin. Nu is de tijd aangebroken om Geert Mak te pakken, zo meldt Elsevier. Vandaag schreef huisfilosoof Luuk van Middelaar van de VVD een opinie-artikel in De Volkskrant tegen het pamflet Gedoemd tot kwetsbaarheid.
Dat gaat dan weer over die vergelijking met Goebbels [ = aanval op methode om tot conclusies te komen]. Maar blijkens Elsevier schrijft Van Middelaar ook dat Mak karaktermoord pleegt op politici die zich telkens weer haasten om het volk gerust te stellen, door het angst aan te jagen [ = in twijfel trekken motieven]
Ik moet Die Volkskrant even te pakken krijgen voor het hele stuk, maar heb nu al zin het volgens mijn drietrapsmodel te ontleden.
* update: dom, het staat gewoon online
Hoewel het bijhouden van mijn boeklog nog absoluut geen last is, heb ik me toch afgevraagd hoe lang ik het experiment moet volhouden. Een jaar? Tot ik vijfhonderd boeken heb gelezen? Duizend? Of misschien als ik een favoriet boek voor de derde keer zou moeten bespreken?
Maar misschien zijn deze overwegingen allemaal onzin, en breekt het moment om te stoppen van zelf aan als ik het log als last ga ervaren.
Voorlopig zijn er plannen genoeg.
Alhoewel. In zekere zin is het vervelend dat ik al zo veel las en ook nog enig onderwijs genoten heb. Veel canonieke teksten zijn mijn ogen al eens gepasseerd. Terwijl er uit oogpunt van klantenbinding wel iets voor te zeggen zou zijn om een paar grote boeken te lezen, en daar uitgebreid mijn mening over te geven.
Raar hoe een persoonlijk leesdagboek ineens toch al van betekenis kan veranderen nu het een heel aardig aantal bezoekers per dag blijkt te trekken. Even afgezien van de invasie der Belgen komen er per dag minstens zestig mensen langs, net veertien dagen na de publieke opening.
Maar goed, wat weet ik zeker te gaan lezen de komende tijd:
Verzoekjes mogen overigens worden ingediend, maar zekerheid dat ik zo’n boek dan ook lees is waarschijnlijk niet te geven.
click image to play. 0.40 minutes
Zoals te verwachten viel, dachten de onderzoeksjournalisten van Zembla heel wat aan te tonen in de uitzending van vanavond. Was Ayaan Hirsi Ali al niet op basis van leugens Nederland binnengekomen? Nu, het was allemaal nog veel valser geweest. Die burgeroorlogen had ze nooit zelf meegemaakt, en ze was wel degelijk aanwezig geweest op dat gedwongen huwelijksfeest.
En nog zo wat. In bovenstaand framgment reageert ze op een uitspraak van de man aan wie ze gedwongen uitgehuwelijkt was, dat zij hem later alsnog zou hebben uitgenodigd om naar Nederland te komen.
Want, ondanks alle suggestie had Zembla gelukkig wel om weerwoord verzocht. En dat weerwoord kwam er ook. Ayaan Hirsi Ali zei het niet zo, maar haar familie zit duidelijk met haar verlegen. En met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig.
Alleen weet ik nu niet wat de programmamakers precies hebben willen aantonen. Eenmaal een leugenaar, altijd een leugenaar misschien? Of was het weer een kwestie van maaiveld en het koppetje daarboven dat zo nodig neer moet?
Zo’n reportage roept alleen wel een haast principiële vraag op. Wat is belangrijker: de waarheid in de boodschap die iemand verspreid of haar persoonlijke integriteit? Denk daarbij ook weer aan Schopenhauer, en zijn 38 methoden om toch gelijk te krijgen in een debat.
Bijvoorbeeld door de andere partij dubieuze motieven toe te dichten.
Schopenhauer onderscheidde 38 methoden om gelijk te krijgen in een debat, zelfs als de opponent dat eigenlijk heeft. Sinds deze week weet ik zeker dat zijn lijstje te kort is. Op zijn minst is er een 39-ste methode: die van de bokkige kleuter die iets stom vindt, en dat tegen alles in volhoudt.
Grappig dat de Tweede Kamer deze week even onmachtig op Geert Wilders reageerde als de doorsnee ouder op zo’n dwarse kleuter. Ze hadden toch zeker de afspraak als normale mensen met elkaar om te gaan?
Veel lezen berooft dus de geest van iedere elasticiteit, zoals voortdurende druk van een gewicht een springveer daarvan berooft, en het betrouwbaarste middel om geen eigen gedachten te hebben, is ieder vrij ogenblik een boek ter hand te nemen. Door al dat lezen maakt geleerdheid de meeste mensen nog geestelozer en onnozeler dan zij van nature al zijn, en heeft hun geschrijf nooit enig succes; zij blijven, zoals Pope al heeft gezegd: ‘For ever reading, never to be read.’
Arthur Schopenhauer, Er is geen vrouw die deugt, 168.
Rather than reading a book in order to criticize it, I would rather criticize it because I have read it, thus paying attention to the subtle yet profound distinction Schopenhauer made between those who think in order to write and those who write because they have thought.
Miguel de Unamuno, vertaling Clive James
Eén van de merkwaardigste misvattingen die over boeklog bestaat, is dat ik met de website publiek zou solliciteren naar een positie ergens als recensent. En, heel opvallend, het zijn haast altijd journalisten die deze overtuiging uiten.
Maar, er bestaat een immens principieel verschil tussen het bespreken van een boek voor een diffuus groot publiek, en de mogelijkheid om ongeremd de eigen bevindingen erover op te kunnen schrijven. Een journalist, of een recensent in krant of tijdschrift, stelt zich in dienst van dat medium, en eerbiedigt daarmee de wetten van de broodheer. Dit alleen al levert beperkingen op, in vrijheid of ruimte.
Bovendien is er weinig vervelender dan om een boek te lezen dat je anders had kunnen negeren, enkel om er een recensie over te moeten schrijven.
Ik heb al werk.
Tegelijk is er een aspect aan het recenseren voor andere media dat me wel aan het denken heeft gezet. Boeklogjes komen nu in zekere zin van de lopende band. Ik schrijf ze meestal om los te komen, als warming up voor mijn andere werk. Klaar in éen geut. Als er eens eentje minder lukt, is er vaak de volgende dag al een kans op verbetering. Als er eens een reeks minder uitpakt, is er altijd het archief nog.
Misschien zou ik mijzelf moeten dwingen toch eens wat moeite te doen. Om meer zorg te leggen in wat ik schrijf. Al is het daarbij wel een kunst om dit uit eerder een zekere lust tot formuleren te doen, dan om iets anders.
Bovendien kan het interessant zijn om de lessen van de schaarse critici die ik wel vertrouw, zoals een James Wood, in praktijk te brengen. Lessen worden het best actief geleerd.
Boeklog komt nu toch geregeld over als iets wat het niet is, zo blijkt me steeds vaker. Misschien levert dit me daarmee ook meer verplichtingen op dan ik altijd heb gedacht.
Eerder citeerde ik hier al eens Miguel de Unamuno, over het verschil dat hij maakte tussen schrijven en schrijven.
Liever dan een boek te lezen om het te kunnen bekritiseren, beoordeel ik het omdat ik het gelezen heb; daarmee het subtiele verschil onderschrijvend dat Schopenhauer maakte tussen zij die denken om te kunnen schrijven, en zij die schrijven omdat ze hebben nagedacht.
Zo werkt het niet voor mij. Helaas. Zelfs niet voor boeklogjes. Ik denk niet in taal alleen. Er vormen zich weliswaar altijd flarden van zinnen in mijn hoofd, maar die zijn mede gekleurd door gevoel. Ook hebben die gedachten de gelaagde structuur van een hypertekst. De verwijzing, of link, dat er meer bij moet van dit of dat, volstaat. Het is niet nodig die aanvulling ook al in taal paraat te hebben;
Daarom heb ik vooraf ook zelden het inzicht hoeveel woorden er nodig zijn om een inval uit te schrijven;
Ik herinner me een citaat van Nijhoff, dat schrijven meer schrijven oproept. En zo is dat ook voor mij.
Dus mag ik wel denken een maand reces te kunnen houden met eamelje.net, daarmee blokkeer ik mijzelf. Ze moeten er wel uit, die flutterideetjes die richting communicatie nijgen;
Men kan ook zeggen dat er drie soorten schrijvers zijn: in de eerste plaats zij die schrijven zonder na te denken. Zij schrijven uit het geheugen, uit herinneringen of zelfs direct uit boeken van anderen. Deze soort is het meest talrijk. Ten tweede zij die nadenken tijdens het schrijven. Zijn er heel veel van. — Ten derde zij die nagedacht hebben voor ze gaan schrijven. Zeldzaam.
En schrijver van de tweede soort, die het denken uitstelt tot het moment van schrijven zelf, is als een jager die op goed geluk uitgaat: hij zal waarschijnlijk met weinig thuiskomen. Het schrijven van iemand van de derde soort lijkt op een drijfjacht waarbij het wild van tevoren wordt ingesloten, om zich daarna massaal uit dat perceel naar een andere, eveneens omsingelde ruimte te bewegen, waar het niet kan ontkomen aan de jager, die nu alleen nog maar hoeft aan te leggen en te schieten (onder woorden te brengen). Dat is de jacht die wat oplevert.
Arthur Schopenhauer, Er is geen vrouw die deugt, 185
Het vrij bloeddorstige origineel van Schopenhauer’s idee over schrijven, uit de Parerga und Paralipomena, dat beknopt en geparafraseerd een paar keer langs kwam hier de afgelopen weken.
Es ist in der Literatur nicht anders, als im Leben: wohin auch man sich wende, trifft man sogleich auf den inkorrigibeln Pöbel der Menschheit, welcher überall legionenweise vorhanden ist, alles erfüllt und alles beschmutzt, wie die Fliegen im Sommer. Daher die Unzahl schlechter Bücher, dieses wuchernde Unkraut der Literatur, welches dem Weizen die Nahrung entzieht, und ihn erstickt. Sie reißen nämlich Zeit, Geld und Aufmerksamkeit des Publikums, welche von Rechtswegen den guten Büchern und ihren edlen Zwecken gehören, an sich, während sie bloß in der Absicht, Geld einzutragen, oder Ämter zu verschaffen, geschrieben sind. Sie sind also nicht bloß unnütz, sondern positiv schädlich.
Schopenhauer, Parerga und Paralipomena, § 295;
Merkwaardige ontdekking: éen van de meest bekende uitspraken over de betekenis van kranten wordt altijd verkeerd geciteerd. Dus, als dit weer eens door een uitgever gebeurt, of een journalist, weet u voortaan hoe zij werken.
Standaard is:
De dagbladen zijn de secondenwijzer van de geschiedenis.
Schopenhauer
Of als u liever Duits leest:
Die Zeitungen sind die Sekundenzeiger der Geschichte.
Schopenhauer
Terwijl het werkelijke citaat luidt:
De dagbladen zijn de secondenwijzer van de geschiedenis. Deze is meestal niet alleen van een onedeler metaal dan de beide andere wijzers, maar loopt ook zelden juist.
Schopenhauer
Durch viele Zitate vermehrt man seinen Anspruch auf Gelehrsamkeit, vermindert den auf Originalität, und was ist Gelehrsamkeit gegen Originalität? Man soll Zitate also nur gebrauchen, wo man fremder Autorität wirklich bedarf.
Schopenhauer
Veel lezen berooft dus de geest van iedere elasticiteit, zoals voortdurende druk van een gewicht een springveer daarvan berooft, en het betrouwbaarste middel om geen eigen gedachten te hebben, is ieder vrij ogenblik een boek ter hand te nemen.
[…] En goed, dan had dit boekje ook de titel kunnen krijgen: Schopenhauer’s Greatest Hits. […]
[…] De Wereldbibliotheek heeft weliswaar verschillende thematisch geordende bloemlezinkjes uitgebracht uit Schopenhauer’s werk, maar die lijken me iets te veel op de obligate kindermenuutjes van een sterrenrestaurant. Nuttig dat ze er zijn, maar waarom zou je daarvoor kiezen als er zo veel beters is te krijgen? […]
[…] Wat daarom ook opvalt aan de Schopenhauer’s opsomming is dat iedereen veel van de genoemde kunstgrepen al kent. Beluister bijvoorbeeld eens een interview met een willekeurige politicus — liefst éen met wat macht — en merk op hoe zo iemand voortdurend tracht de overhand te houden. Al was het maar door zich niets van de interviewer aan te trekken, en rechtstreeks het publiek toe te spreken. […]
Vele erenamen heeft de journalistiek zich in de loop der tijden aangemeten. Waakhond van de democratie. Koningin der aarde. De vierde macht. En wat je ook nog altijd hoort: secondewijzer van de geschiedenis.
Of erger nog: kranten zijn de secondewijzer van de geschiedenis, zoals Schopenhauer al zei.
Elders liet ik al eens zien, dat dit Schopenhauer-citaat een wel erg selectieve weergave is van wat hij werkelijk schreef:
De dagbladen zijn de secondenwijzer van de geschiedenis. Deze is meestal niet alleen van een onedeler metaal dan de beide andere wijzers, maar loopt ook zelden juist.
Maar journalisten verwijten dat die selectief citeren? Nee, dat zouden ze natuurlijk nooit doen…
Daher nun nimmt das viele Lesen dem Geiste alle Elasticität; wie ein fortdauernd drückendes Gewicht sie einer Springfeder nimmt. Dies ist der Grund, warum die Gelehrsamkeit die meisten Menschen noch geistloser und einfältiger macht, als sie schon von Natur sind.
Arthur Schopenhauer, ‘Selbstdenken’
Ooit tekende ik met gretigheid de woorden van Willem Frederik Hermans aan dat je weinig kunt met filosofie. Tenzij je tot die vreemde sekte van filosofen toe wilt treden.
Filosofische problemen zijn nutteloos, verwarrend, neerdrukkend en bloeduitzuigend voor wie niet van plan is zelf een filosoof te zijn, door zijn voorgangers te verkrachten of te vermoorden.
En mijn voornaamste eerste indruk van Dennett’s leerboek Intuition Pumps; and Other Tools for Thinking was er inderdaad éen van een traktaat over oorlogsvoering te lezen.
In het eerste hoofdstuk legt weliswaar Daniel C. Dennett uit dat er methoden bestaan om beter na te denken. En dat verrast me dan niet, want daarom werd dit boek in huis gehaald.
Maar in het tweede hoofdstuk worden dan kort twaalf technieken beschreven die lang niet altijd denktechnieken zijn, en er regelmatig eerder op neerkomen om vooral de denkfouten bij anderen te kunnen herkennen.
En, zijn dat dan wel allemaal denkfouten?
Wat op het ene moment onzuiver redeneren zijn kan, staat in een andere situatie voor mij eerder gelijk aan nuttig toegepaste retoriek. Dennett negeert bovendien voor het gemak dat de wapens die anderen kunnen inzetten om gelijk te krijgen, zelf ook te gebruiken zijn. Misschien is hij er zelf al evenmin vies van — ik vind hem immers altijd zo’n macho filosoof.
De goede verstaander weet dan ook beter, lijkt me. Die kent ook Schopenhauer’s 38 trucs om altijd gelijk te krijgen.
Het dozijn aan algemene denktechnieken Dennett noemde zijn: