Ik ga naar Amerika ~ Bertus Aafjes

Strikt thematisch lezen kan leiden tot ontdekkingen. Alleen al omdat ik tijdens zo’n leesprojectje weleens een boek aanvat dat me anders nooit onder ogen zou zijn gekomen. Het verslag dat Bertus Aafjes [1914 — 1993] schreef over zijn korte eerste verblijf in de VS, zette mij alleen eerder aan tot gedachten over hoe tijden altijd tijden hebben, dan dat me de opmerkingsgave van de schrijver nu zoveel deed.

Boeken kunnen nogal ver achterblijven in het verleden, juist doordat ze het heden van toen in detail hebben vastgelegd. Is er ook de toon nog van de tekst, die net op de verkeerde manier vertrouwelijkheid suggereert met de lezer, waardoor opvalt dat geen schrijver nu zo nog zou schrijven.

Aafjes reisde in de winter van 1956 met het vrachtschip Witmarsum van Rotterdam naar Houston, en een paar weken later weer terug. Daarbij hield hij een verslag bij voor zijn toen tweejarige dochter, die de bijnaam Dolle Dinsdag droeg. Oorspronkelijk kwam dit boek ook uit onder de titel Logboek voor ‘Dolle Dinsdag’.

Meest opvallend aan dit boek voor de lezer nu zal waarschijnlijk zijn hoe zeer de oorlog indertijd nog van alles kon doordrenken.

Er is die opvallende bijnaam voor dat dochtertje thuis. En de bootreis dient ook om de lezer verhalen te kunnen vertellen over hoe dapper de Nederlandse koopvaardij was tijdens de Tweede Wereldoorlog. Aafjes verhaalt tussendoor trouwens ook rustig over de Zeeslag bij Duins uit 1639, toen de Spaanse Armada beslissend werd verslagen, ondanks de laffe neutraliteit van de Engelsen.

En daarnaast is Amerika voor Aafjes het land van de bevrijder, waartoe dankbaarheid past. Een rijk land ook dat aantoonbaar niet geleden heeft in die jaren — zie bijvoorbeeld het contrast met de armoede in Frankrijk op de weg terug.

Van Houston reisde Bertus Aafjes naar New Orleans, per trein, om daar bij zijn geëmigreerde broer te gaan logeren, en daar ter plaatse wat uitstapjes te maken in dat dan nog zo gesegregeerde deel van het land. Dus duurde zijn verblijf in de VS niet lang, hoogstens een paar weken.

Ondertussen is het trouwens ondenkbaar geworden dat een boot nu nog weken in de haven zou liggen voor het vervolg van de reis. Of dat hij zo op een schip had kunnen reizen onder Nederlandse vlag.

Niettemin voelde Bertus Aafjes zich geroepen om toch een karakteristiek te geven van de Amerikaan zoals hij deze was tegengekomen. Hij prijst dan hun eerlijkheid en openheid, plaatst tal van opmerkingen over de godsdienstzin, die zo zeer een drijvende kracht is om door te blijven pakken. Aafjes meent dat Amerikanen de wereld willen verbeteren. Weliswaar is egoïsme daarbij het principe, omdat de vraag voor iedereen allereerst luidt hoe zij zelf, ieder voor zich, leven en welzijn organiseren. Alleen is dat ook een optimistisch egoïsme, zo anders dan Europa gebruikelijk was. Want Amerikanen zijn van goede wil.

Een ruim zestig jaar oude tekst laat alleen ook zien waarin opvattingen ondertussen zijn veranderd. Zo zou niemand meer durven te schrijven toch nog iets van het oerwoud terug te zien in hoe de negers bewegen; alleen al omdat het woord neger ondertussen taboe werd. Kan Aafjes nog zo zijn best hebben gedaan genuanceerd te schrijven over ‘het rassenprobleem’.

Hij zag de stelselmatige achterstelling van de gekleurde bevolking in elk geval wel als een grote hindernis voor het land, en merkt ook teleurgesteld op nooit gelegenheid te hebben om met anderen te praten dan Amerikanen die zijn bleke huidskleur delen.

Tot dit boek had ik nooit een letter van Aafjes gelezen — zijn reputatie kende ik alleen door de afschuw die hij bij anderen wist op te roepen. Duidelijk werd nu dat hij allereerst een broodschrijver was, die tal van reportages schreef in een tijd dat zulke teksten een ongeïnformeerd publiek nog echt iets konden vertellen. Tegenwoordig heeft de televisie die rol overgenomen, en gaat er vaak éen of andere ‘bekende Nederlander’ in het beeld voor staan.

En broodschrijvers verwijten maken, zoals over de gedateerdheid van hun werk, geeft eigenlijk geen pas. Ik was hun doelpubliek immers niet. En zij schreven niet voor de eeuwigheid.

Bertus Aafjes, Ik ga naar Amerika
230 pagina’s
Meulenhoff, oorspronkelijk 1956