Ethics and War in the 21th Century ~ Christopher Coker

Zoals de manieren van oorlog voeren drastisch veranderden in de negentiende en twintigste eeuw, zo ook veranderden de ideeën daarbij. Maar wat betekent dat voor dit moment?

Christopher Coker schreef met Ethics and War in the 21th Century een kort maar krachtig boek, dat me in sommige opzichten de ogen opende. Ik heb het dan ook niet op oorlogsvoeren; was zo’n vervelende dienstweigeraar; en koos tijdens mijn geschiedenisstudie altijd die vakken waar het niet om jaartallen en veldslagen ging.

Tegelijk begrijp ik vele zaken die er nu spelen helemaal niet. Hoe kan een Amerikaanse regering ineens het martelen van gevangenen in Irak goedpraten? En waarom laat elk Nederlands kabinet zich tot alles dwingen door wie er maar de macht heeft in Washington? Zelfs als het om een illegale inval in een autonoom land gaat? En wat spreekt er voor om bezettingsmacht te willen spelen ergens, in dienst van een totaal corrupt regime?

Waarom moeten Nederlands belastingbetalers de straaljagers bekostigen die allereerst verborgen Amerikaanse belangen dienen?

Coker beschouwt al zulke ontwikkelingen vanuit een prettig breed en diep perspectief; mede door daarbij aan te halen wat grote denkers zoal over oorlog zeiden.

Want, weliswaar schijnen we nu dan te leven in het tijdperk van de oorlog tegen het terrorisme, en schaffen allerlei landen daarom zo maar burgerlijke vrijheden af. Niemand heeft nog goede argumenten kunnen aanvoeren waarom een strijd tegen terreur ook een strijd tegen de eigen bevolking moest worden. Laat staan waarom het martelen van gevangenen, of alleen het oppakken al van mensen zonder hen ooit te berechten, juist zou zijn.

Het meest zullen me van dit boek de terloopse opmerkingen bijblijven — zoals dat het Israëlische leger altijd aanvalsoorlogen voert, buiten het eigen grondgebied; domweg omdat het land te klein is als strijdtoneel.

En dan was er nog het gegeven dat de die illegale inval in Irak onder Bush jr. aanvankelijk Operation Iraqi Liberation (OIL) heette.

Maar Coker is het best als hij de morele voosheid laat zien, achter nogal wat overheidspropaganda van deze tijd. En ook, hoe daarbij de taal verkracht wordt. Omdat je in woorden wel afstand kunt nemen van je eigen acties — noem het doden van onschuldige omstanders ‘collateral damage’, en alles lijkt een stuk minder erg — maar zelfs die taal kan de kritiek op deze daden hoogstens uitstellen.

En dan is ethiek bij Coker in een aantal van zijn argumenten moraalpolitiek. Mij lijkt het niet verkeerd om aan te geven dat er grenzen bestaan; alleen al omdat we die hebben afgesproken; en dat het niet zonder betekenis blijft dat sommige grenzen zo makkelijk overschreden zijn.

Christopher Coker, Ethics and War in the 21th Century
LSE International Series

202 pagina’s
Routledge, 2008