Ongearticuleerd gorgelen ~ Johanna Geels

Elk boek komt met een hele reeks aan beloften. Alleen al omdat het bestaan bewijst dat er meerdere mensen waren die er blijkbaar wat in zagen.

De minimale belofte waar ik een schrijver op afreken, is simpel. Zijn of haar boek mag me niet gaan vervelen. Want ik ga hun woorden zo met al mijn aandacht lezen. Daar zal tijd in worden geïnvesteerd die niet meer aan nuttiger bezigheden te besteden is. En mijn tijd verspillen, kan daarmee als een persoonlijke belediging aankomen.

Alleen strandt het lezen vervolgens dus vaak omdat vervulling vervolgens uitblijft. Nog altijd leg ik meer boeken weg dan dat ik uit krijg. Wat overigens mede komt omdat er een plicht is om onbevangen nieuwe schrijvers te blijven proberen. Herlezen mag dan het enig ware lezen zijn. Eeuwig op dezelfde boeken kauwen, ontbeert alleen al de blije verrassing die ook zo veel waard is.

In het reeksje dit jaar van Nederlandse columnisten waar ik eerder tot nu toe eerder hoogstens terloops een losse tekst of wat van las, daarom nu aandacht voor Johanna Geels [1968]. Die enerzijds past in eenzelfde sjabloon als nogal wat collega-stukjesschrijvers — omdat ze allemaal zichzelf als voornaamste onderwerp hebben in dat werk. Alleen vond ik haar wel de meest beloftevolle van alle columnisten tot nu toe in 2017 gelezen.

Had ik toch net de afgelopen weken zo het korte werk van Esther Gerritsen opgehemeld…

En opvallend genoeg komt die waardering dus niet eens alleen om wat Johanna Geels schrijft.

Ieder boek laat ook zien wat de auteur er voor eentje is. Mooischrijvers mogen misschien prachtige zinnen weten te scheppen. Als hun woordenpracht alle fundament ontbeert — als ik enkel ijdelheid ontwaar, of een niet heel helder verstand — dan wordt het lezen doorgaans al snel gestaakt.

Evenmin lees ik auteurs van wie het wereldbeeld me al bekend is, en waarvan te verwachten valt dat ook een volgende boek enkel nog op het veel te vertrouwde variëren zal.

Johanna Geels’ bundel vond ik niet alleen interessant om wat ze zoal beschreef. De onbeschroomdheid van haar onderwerpkeuze telt ook nogal mee. Bij haar kreeg ik het idee dat ze over meer zou dúrven schrijven dan haar collega-columnisten. En ja, dat is dan een belofte, die misschien nooit vervuld zal worden, alleen is dit toevallig wel een belofte die nogal zwaar telt.

Ongearticuleerd gorgelen biedt een selectie uit de columns die ze schreef voor HP/De Tijd. Opgenomen werden bijvoorbeeld stukken als ‘Een betere wereld begint in bed (of bij een vingercursus voor mannen)’, ‘Tamponmonoloog’. Of ‘Maak van je (dooie) kat een kunstwerk’.

Kwamen in die soms direct op de actualiteit geschreven columns ook nog heel wat persoonlijke reacties terug op gebeurtenissen uit de jaren 2013-2014.

Het meest werd ik dan weer getroffen door de momenten waarop Johanna Geels hardop denkend iets probeert te verklaren van waarom ze is zoals ze is:

Mijn hele leven heb ik al een schijthekel aan groepjes. De eerste twee jaar van mijn schoolcarrière zat ik dan ook zwijgend in de kleuterklas van juffrouw Kool. Geen woord verliet mijn mond, geen harkpoppetje mijn hand en Jan Klaassen mocht wat mij betreft in een godsdienstwaanzinnig dorp acuut de mazelen krijgen.

Af en toe knikte ik vriendelijk om mij heen, maar daar bleef het bij. Barones von Tuttelenstein, zo noemde men mij. Van sociale onhandigheid was geen sprake, ik kon me prima redden tussen de oranje jarenzeventigschoolmuren, ik zag alleen het nut niet in van school. In mijn ogen was het een sektarisch instituut voor randdebielen. Het was slechts een kwestie van tijd tot iemand mij zou komen redden.

Na zes jaar lijdzaam weeïge schoolmelk te hebben weggeslobberd, begreep ik: er komt geen ‘Iemand’. […]

Schijthekel aan groepjes? Geen talent voor ‘teambuilding’? Word schrijver!

Johanna Geels, Ongearticuleerd gorgelen
152 pagina’s
Marmer, 2015