Geschiedenis van de contraceptie ~ Ernst W. Hoonakker

Aan de geschiedenis van de geboortebeperking viel me op hoe zeer die soms nog op het heden gelijkt. In sommige streken dan, hè. Regio’s genoeg in de wereld waar er nog steeds opvallend meer jongetjes opgroeien dan meisjes — want meisjes kosten maar geld, en worden daar nauwelijks van nut geacht. Hoogstens kunnen ze goed doen door zonen te baren.

Toch wisten de schaarse cijfers die Hoonakker gaf in zijn monografie me nog te raken. Terloops kwam onder meer langs dat Romeinse vaders tot 374 het volste recht hadden om een ongewenst kind dood met het afval mee te geven.

Dat afval bestond dan vaak uit bastaardjes, geboren uit de bijslaap met slavinnen, en uit meisjes.

Van de 179 kinderen die Romeinse burgers in een zekere stad inschreven in een geboorteregister waren 145 jongens, en 34 meisjes. Daar waar in de natuur de verhouding eerder naar 50:50 neigt. [De verhouding die ik ooit leerde was 105:100; waarbij die 105 jongetjes als een natuurlijke compensatie werden gezien van het gegeven dat het bij mannen in de aanbouw makkelijker misgaat, waardoor ze makkelijker jong sterven].

Hoonakker’s Geschiedenis van de contraceptie wees me — door wat in het boek ontbrak — er ook op dat ik nodig een eigentijds boek over dit onderwerp moet vinden.

Er spelen te veel vragen op het moment, voor mij, om genoeg te hebben aan een vrij beknopte uitgave uit 1992. Die bovendien vooral ingaat op een enkel element — hoe werd voorkomen dat er er een kind kwam — terwijl anticonceptie voor mij historisch gesproken onderdeel is van een veel groter geheel.

Want hoe werd er over kinderen gedacht? Uberhaupt? Als zo vele die het wel gegund was om geboren te worden al stierven voor hun tweede levensjaar?

De Geschiedenis van de contraceptie is grotendeels helaas een geschiedenis zoals die over bijna alle medische onderwerpen geschreven kan worden. Ooit ontbrak tamelijk fundamentele kennis — van het soort dat wij nu vanzelfsprekend achten — en toen deed men dit-en-dit-en-dit. En niet alles daarvan is achteraf gezien helemaal fout of dom.

Sommige middelen, zoals kinine, tasten de ongeboren vrucht wel degelijk zo aan, dat deze spontaan kan aborteren.

Ernst W. Hoonakker biedt verder onder meer nuttige informatie over de recente Nederlandse geschiedenis van de geboortebeperking — zodat ik eindelijk begreep waarom Rutgershuizen zo heetten.

Hij beschreef daarmee alleen allereerst het eeuwenoude probleem hoe zwangerschappen voorkomen werden, of onderbroken. Maar cultureel speelt er zo veel meer, lijkt me. Helemaal nu. Twintig jaar later, omdat je inmiddels bij veel kinderen in de geïndustrialiseerde wereld er vanuit mag gaan dat hun komst gewenst was, en er tegelijkertijd technisch zo veel meer kan.

Ineens zijn er daardoor nieuwe vragen gerezen. Hoe erg gehandicapt mag een kind zijn, wil het nog geboren mogen worden? Bijvoorbeeld. Waarbij ouders vanzelfsprekend een andere positie innemen dan dat abstracte wezen met beslissingsmacht dat we samenleving noemen.

Ernst W. Hoonakker, Geschiedenis van de contraceptie
Geboortebeperking van de oudheid tot nu

160 pagina’s
BZZTôH, 1992