Rode tasje van Salverda ~ Goffe Jensma

Sommige boeken kan ik lang negeren; vanuit de arrogantie wel ongeveer te weten wat daar in betoogd wordt. Bovendien houd ik van grote lijnen in de geschiedenis. Onderzoek naar wat precies in éen landstreek gebeurde, lijkt daardoor niet vreselijk spannend; want dat is hoogstens een kwestie van aanvullende details.

De Fryske beweging, en het bijbehorende verlangen de lokale taal en geschiedenis iets bijzonders te laten zijn, leek me in oorsprong een typisch negentiende-eeuws verschijnsel. Overal in West-Europa waren er die nationalistische tendensen, met alle bijbehorende verlangens naar identiteit. Overal werden ineens tradities uitgevonden.

Dus las ik Het rode tasje van Salverda heel lang niet. En leefde er ook niet het idee daarmee iets te missen.

Toch was dit onterecht. Al had ik meer aan dit boek door wat Goffe Jensma terloops vertelt om een tijdperk te tekenen, dan dat zijn belangrijkste these me nu zo veel nieuws vertelde.

Ik wist bijvoorbeeld wel dat Friesland tot de negentiende eeuw tot de welvarendste provinciën in de Republiek behoorde. En dat daarna relatief gezien snel het verval intrad; de economie in elk geval minder groeide dan elders. Waar ik nooit in detail over had nagedacht, was waarom dat kwam.

Centralisatie zal er iets mee te maken gehad, was mijn idee. Nederland werd een eenheidsstaat, waarmee Friesland ineens in de periferie lag.

De zo grote nadruk op landbouw als inkomstenbron speelt de provincie zelfs nu nog parten.

En Jensma verwijst bijvoorbeeld ook naar de aanleg van het Noordzeekanaal, die maakte dat alle scheepverkeer vanuit Amsterdam niet meer langs Friesland hoefde. Daardoor nam de betekenis van de havens in de regio nogal af.

Toch zal die ontwikkeling pas in het vierde kwart van de negentiende eeuw hebben gespeeld, lijkt me. Terwijl er voordien al zo veel veranderde. De universiteit van Franeker werd al door Napoleon gesloten. En in de decennia daarop trok de adellijke en grootburgerlijke elite in vrij grote getale uit de provincie weg, omdat er elders meer gebeurde.

Een belangrijke these van Jensma is dan ook dat de Fryske beweging opvallend door de nieuw opkomende middenklasse werd gedragen. Zelfs al is het Fries Genootschap [1827], dat vanuit een Nederlandstalige elite voortkwam, ouder dan het Frysk Selskip [1847].

En goed, helemaal nieuw is het niet voor mij dat al die Romantiek, en die wens tot een identiteit vooral uit de kleine burgerij komt. Maar, die algemene wetenschap voortaan met de juiste details te kunnen invullen, verheldert toch mijn begrip over de regio — zelfs bij wat er nu nog speelt. Dat het eerste boekgedeelte ‘De uitvinding van een Friese plattelandscultuur’ heet, zegt op zich al veel.

Overigens beperkt Jensma zich in Het rode tasje van Salverda tot slechts enkele thema’s uit de Friese geschiedenis. Zoals de betekenis van al die genootschappen voor het geestesleven in die tijd; zoals de invloed van de stoomvaart op de economie; zoals hoe er naar armoede werd gekeken in die tijd. Compleet is het boek zelfs als mentaliteitsgeschiedenis niet.

Goffe Jensma, Het rode tasje van Salverda
Burgerlijk bewustzijn en Friese identiteit
in de negentiende eeuw

316 pagina’s
Fryske Akademy, 1998
FA-nr. 852