Tijd te lijf ~ Bergman

Een basaal argument voor het e-boek is dat de bladindeling van een tekst daarmee nooit zal irriteren. Want deze is eenvoudig aan te passen bij ongemak.

Goed, in Nederland moet altijd alles op een koopje. Dus heb ik al veel elektronische teksten onder ogen gehad die op een andere manier onleesbaar waren, vanwege alle plotselinge fouten. Als zo’n bestand al open was te krijgen.

Maar klachten zoals over dit deeltje privé-domein zullen in de toekomst toch minder vaak voorkomen. De tekst van De tijd te lijf is domweg te klein gezet. Een krappe vijftien centimeter zijn er slechts, om 39 regels aan tekst te bergen. Bovendien maakt de offsetdruk de gebruikte letter net te vet. Beide ontwerpfouten ergeren me. Want die maken het lezen onaangenaam.

Een andere reden om De tijd te lijf elektronisch te willen hebben, is namelijk om de inhoud. Omdat die uit losse stukken bestaat, waarvan de logica en de precieze volgorde alleen de schrijver bekend is. Soms herinner ik me dat Bergman zich ergens over heeft uitgesproken, en dan lukt het me nooit om dat citaat zo maar te vinden.

Bergman, het pseudoniem van Aart Kok [1921 — 2009], was een intrigerende auteur. In dit boek tenminste. Met de gedichten waar hij vooral om bekend werd, heb ik minder. In zijn poëzie wringen de regels me te veel, binnen een dan net te beperkte ruimte.

In zijn proza zit meer lucht, hoewel dat werk nog altijd zeer compact is. Bovendien neemt Bergman met regelmaat ruimte. De korte beschrijvingen worden vaak eens afgewisseld met éen aforistische zin, die daar dan heel alleen in het wit staat.

Achteromkijken helpt niet, vooruitzien kan niet, wij hebben geen poot om op te staan [88].

De tijd te lijf is voor een kwart autobiografie — in de eerste hoofdstukken staan tal van fragmenten over zijn kindertijd. Later in het boek wordt de chronologische lijn losgelaten. Dan staan de fragmenten op thema gerangschikt. Wat Aart Kok/Bergman met zijn leven is gaan doen na de lagere school wordt uit de tekst niet duidelijk. Helaas. Omdat er wel intrigerende hints worden gegeven.

Terloops gaat het ergens over een verblijf in een inrichting. In het voorbijgaan wordt vermeld dat Bergman zijn geld elke maand krijgt zonder daar iets voor te hoeven doen.

En tegelijk kan het ook best dat hij op het moment van schrijven al met pensioen was.

Bezigheid dient tot niets. Je kunt de uren ook met leegte vullen. [125]

En door dit gebrek aan feitelijke informatie ligt de nadruk in dit boek op de persoonlijke eigenschappen van de auteur. Die zich vooral in het hoofdstuk ‘Mijzelf’ een ietwat asociale eigenheimer toont. Wat dan weer herkenning oproept — want zijn niet alle goede schrijvers en veellezers dat?

Bovendien, wie kan zichzelf ooit goed beschrijven?

Wie je bent moet je van anderen horen. Tussen levenslange relatie en vluchtige begroetingen wordt ons doopcel gelicht. Wij zijn meer dan we denken: kind, echtgenoot, vader, familielid, schoolkameraad, naaste buur, collega, vaste klant, reisgezel, opvoeder, horecabezoeker, weggebruiker, ingewijde, stadsgenoot, clublid, voorbijganger. Van alle kanten stromen de bijdragen binnen. Een getijdenboek zonder kop of staart dat ongelezen verstoft. Ik blijf maar die ik ben, een vermoeide pessimist die af en toe een mooie volzin schrijft. [175]

In de beste fragmenten van dit boek is Bergman een auteur zoals er heel weinig zijn. Dan paart hij de kracht van de dichter om telkens het juiste woord te gebruiken aan het inzicht van de goede waarnemer.

En het is om deze waarde dat ik dit boek inmiddels meermaals herlezen heb — terwijl de uitvoering van het boek me tegenstaat — waarbij ik al dwalend door het mozaïek van stuurse fragmenten altijd iets nieuws tegenkom. De wetenschap is er dat het boek een volgende keer weer verrassingen heeft te bieden.

Een levenlang dezelfde lettertekens en nog leeshonger. [221]

scheiding

Bibliotheek, een lijkenhuis met de geur van onsterfelijkheid. [259]

Bergman, De tijd te lijf
274 pagina’s
De Arbeiderspers, 1994
privé-domein nr. 199