Niet zo, maar zo ~ Karel Deurloo en Nico ter Linden

Van literaire meesterwerken in een andere taal moet er zo eens in de twintig dertig jaar een nieuwe vertaling komen. De bestaande uitgave lijkt dan ineens achterhaald. Vertalingen blijken altijd weer modegevoelig te zijn.

Maar wat dan, als de vertaling ineens zelf het cultuurgoed blijkt te zijn waaraan mensen gewoon zijn geraakt?

Dit was éen van de problemen die speelt bij de Nieuwe Bijbelvertaling, die in 2004 uitkwam. Ineens bleken tal van staande uitdrukkingen, die zich al eeuwen in het Nederlands handhaafden, onherkenbaar veranderd te zijn. De motivatie daarbij luidde toen ook ‘we vertalen de Bijbel, geen spreekwoordenboek’.

De Nieuwe Bijbelvertaling is thans éen van drie vertalingen die in de Protestanse kerk benut wordt — want zelfs de Statenbijbel is nog in gebruik. Maar, de uitgave riep nogal wat verzet op. Zo kwam er tegelijkertijd met de Nieuwe Bijbelvertaling al meteen een geheel alternatieve vertaling uit van éen man.

Heel duidelijk ook is dat protest verwoord in het boek Niet zo, maar zo; waarvoor de auteurs onder meer ‘crowd sourcing’ hebben ingezet, om de slechtst vertaalde passages te vinden.

Karel Deurloo en Nico ter Linden verzetten in het inleidende essay zich er vooral tegen de Nieuwe Bijbelvertaling geen literatuur meer brengt. Bovendien wordt ineens telkens een God de HEER in de boeken opgevoerd; en dat is hoogst ergelijk en fout.

Maar het grootste gedeelte van dit boek bestaat uit pure tekstvergelijking. Zo is de nieuwe tekst geworden, en dit kan daarover worden opgemerkt.

De auteurs stellen zich daarbij zelden de vraag waarmee ik begon. In hoeverre is wat er nu kwam te staan even modieus? Doeltaal die slechts volstaat op het moment? Al vond ik een voorbeeld als dit wel intrigerend:

Tamar
Genesis 38:16

     Niet zo:
(Juda ziet een hoer aan de kant van de weg zitten, hij weet niet dat het zijn schoondochter Tamar is, die zich heeft vermomd)
Juda: ‘Ik wil van je diensten gebruik maken.’
Tamar: ‘Wat staat daar van uw kant tegenover?’

     Maar zo:
Juda: ‘Kom, ik wil in jou komen.’
Tamar: ‘Wat geef je mij, als jij in mij komen mag?’
[Statenvertaling: ‘Kom toch, laat mij tot u ingaan.’ ‘Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat?’ […]]

Als ik Frits Staal’s opvattingen volg, bestaat religie voor een groot deel uit ritueel, en dus traditie, zelfs al is dat ritueel op zich leeg. Dus maakt het wel uit dat zo’n geloof een heilig boek kent, maar hoeft zo’n boek vervolgens in het geheel niet begrijpelijk te zijn.

Integendeel zelfs. De archaïsmen in de taal vergroten waarschijnlijk zelfs de mystiek; die ook al zo’n noodzakelijk onderdeel is van religie.

En zo bezien lijken me alle pogingen om nieuwe vertalingen van de Bijbel te maken tamelijk zinloos. Een teken waarschijnlijk eerder dat het hele christelijke geloof een aflopende zaak is dan wat anders; gezien het gebrek aan vertrouwen in de bestaande kracht.

Karel Deurloo en Nico ter Linden
Niet zo, maar zo
Honderd en enige vraagtekens bij de Nieuwe Bijbelvertaling

279 pagina’s
Van Gennep, 2008