dit is het dossier:

J.B. Priestley

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

English Journey ~ J.B. Priestley

Als aan een boek van alles wordt toegedacht, zegt dat niet direct iets over de literaire kwaliteit, of de houdbaarheid. Uncle Tom’s Cabin [1852] mag dan de reputatie dragen een burgeroorlog veroorzaakt te hebben. Leesbaar bleek deze uitgave voor mij als volwassen lezer niet meer te zijn.

Aan English Journey van J.B. Priestley, uit 1934, worden zelfs twee significante politieke verschuivingen toegeschreven. Door het leed dat in zijn boek werd aangestipt, zou het Verenigd Koninkrijk er eindelijk werk van hebben gemaakt een verzorgingsstaat te worden. Want dit boek zou, vanwege de discussie die er over ontstond, mee hebben geholpen om Labour in 1935 voor het eerst de tweede partij te maken in het land. Wat vervolgens, bij de verkiezingen in 1945, zelfs tot een absolute meerderheid zou leiden.

Priestley had in het najaar van 1933 een rondreis door Engeland gemaakt. En zonder dat hij daarbij het woord ‘crisis’ gebruikte, of naar de beurskrach van 1929 verwees, wordt uit zijn beschrijvingen duidelijk dat het er dan op veel plaatsen niet zo goed voorstaat met het land.

Waar Engeland ooit de fabriek was voor de hele wereld, ligt de industrie dan al op vele plaatsen een tijd stil. Al had dat ook weleens onverwacht positieve bijeffecten.

When I was travelling in the Midlands on this journey, I met a woman I know who had just come back from the Blackburn district, which was her original home. She had not been back for years. “It’s awful,”she said. “They’ve got no work at all. And I hardly recognize the place. It’s all becoming clean. The smuts are wearing off because so few of the mills are working. The brick and stone are beginning to show through. I hardly knew the place.” [226]

English Journey had daarmee makkelijk als een prekerig boek kunnen uitpakken. Maar, dat bleek het nu juist niet te zijn. Dit is een reisboek, met wat extra accenten; en zelfs een onderkoelde humor. Terwijl J.B. Priestley toch oprecht geschokt was door de ongelijkheid die hij overal aantrof. Of over de geknakte levens van bijna iedereen zonder werk; die enkel nog de bedeling hadden om van te leven.

Bovendien leken hem vooral de mannen zwaar getroffen.

Was er eerst die grote oorlog geweest, die al zo onder hen had huisgehouden, werd het leven daarna zo snel alweer beroerd.

Het volstond de auteur daarbij om te beschrijven wat hij zag, en dat zo af en toe aan te vallen met citaten van de mensen die hem spraken. Vervolgens mag de lezer meestal zelf zijn conclusies trekken over de betekenis van alle observaties.

Van Priestley had ik nog niet eerder meer gelezen dan losse verhalen hier en daar. Hij viel ook altijd buiten de gebruikelijke literaire canons. Zijn romans en toneelstukken waren te succesvol in hun tijd; mede omdat hij zo helder en begrijpelijk schreef. Maar volgens kenners van het werk zou zijn non-fictie hem het best op zijn best als schrijver tonen.

En dat was waarschijnlijk waar.

Bovendien bleken tal van observaties over de ongelijkheid van toen nu nog net zo te gelden. Priestley’s opmerkingen over de onmogelijkheid van regionale kranten om te beschrijven wat er werkelijk speelde, had ik zo kunnen overnemen in mijn boeklogje over het recente There Is No Such Thing As a Free Press [2012].

Wie aan de ene kant lokale adverteerders te vriend moet houden voor de inkomsten, en anderzijds met draconische wetten voor smaad en laster heeft te maken, kan als medium alleen overleven door zelfcensuur.

Priestley’s rondreis is later door meerdere auteurs en documentairemakers overgedaan, meestal toen de industrie in Engeland al bijna helemaal verdwenen was. Want, dat effect heeft een boek als dit ook. Het lijkt zo’n simpel procedé wat J.B. Priestley hanteerde. Om gewoon ergens naar toe te reizen en daarbij te beschrijven wat je ziet.

Tegelijk moet je dan wel weten waarop te letten bij dat kijken.

En juist daar mankeert het vervolgens al te vaak aan.

J.B. Priestley, English Journey
with a contemporary perspective from Stuart Maconie

335 pagina’s
Great Northern Books 2012, oorspronkelijk 1934

Man die niet vroeg waarom ~ Peter Haining (sam.)

Altijd als ik een boek probeer te lezen en dat niet lukt, is de vraag waarom. Helemaal als zo’n boek tot een genre behoort dat me vroeger wel wist te pakken.

En dan blijkt een probleem met fictie bijvoorbeeld te zijn dat de schrijvers daarvan me te zelden iets vertellen dat ik nog niet wist. Dat maakt het logischer om liever non-fictie te lezen; want zakelijke teksten leveren gauw eens verrassende feitjes op. Ook als de auteur verder niet schrijven kan, en er geen genot is te beleven aan de gebruikte taal.

De man die niet vroeg waarom biedt bovendien fictie van een speciaal soort. In deze bundel zijn griezelverhalen bijeengegaard, uit de Britse en Amerikaanse traditie. Horror dan ook nog die meestal niet verzameld werd in de gecanoniseerde boeken van de veelal zeer bekende auteurs.

En bang bleek ik daar toch niet meer van te kunnen worden.

Sterker nog, zo’n bundel met genre-fictie blijkt dan vrij onbarmhartig het mechaniekje te tonen waarop vrijwel elk van dit soort verhalen draait. De ontknoping komt altijd in de laatste paragrafen. Daarbij gaat er gauw eens iemand dood.

Het boek opent met een verhaal dat Winston Churchill schreef, toen deze nog een eenvoudig journalist was. En dat verhaal, over een man die van een boot valt, eindigt met een haai die aan komt zwemmen.

Ooit was het blijkbaar dus nog geen cliché dat een haaienvin onheil aankondigt.

Slechts van het verhaal van Robert Graves was ik blij het te hebben leren kennen. ‘Stof tot stof’ heet dat, in deze vertaling. En het voornaamste verschil met de andere twintig verhalen in de bundel kwam door het enorme verteltempo dat Graves onderhield. Zijn verhaal las als de samenvatting van een roman.

Vrijwel alle andere verhalen waren aangelengde anekdotes. Waarbij de meeste tekst er niet toe deed, en hoogstens diende om de ontknoping aan het einde tot een verrassing te maken. Alleen was die dus nooit een verrassing, omdat de vertelling het anders niet tot deze verzameling had gebracht.

Maar ooit vrat ik dus griezelverhalen. Aan het begin van mijn carrière en ontwikkeling als lezer. Toen ik de constructie nog niet kon doorzien achter zo veel van deze vertellingen.

En komt zo’n verandering in leesvoorkeuren dan omdat ik later nog zo veel dystopische SF las, waarin het niet enkel om anekdotes ging, omdat de schrijvers complete angstaanjagende werelden bedachten?

Of heeft de werkelijkheid me inmiddels immuun gemaakt voor verhaaltjes die bedacht werden om mij te laten griezelen? Ik wordt nu namelijk vooral bang van menselijke onverschilligheid en gemakzucht. Van medische professionals bijvoorbeeld die hun handen niet wassen, of hun apparatuur niet schoonhouden, en zo de meest kwetsbare mensen denkbaar met van alles besmetten — terwijl ze toch beter horen te weten.

De arrogantie tegelijk binnen zo’n beroepsgroep…

Peter Haining (sam.), De man die niet vroeg waarom
en twintig andere vreemde verhalen

191 pagina’s
Wereldbibliotheek vereniging, 1974
vertaling van The Lucifer Society, z.j.