Objectieve wetgeving en subjectieve rechters ~ Bernhard Schlink en Geert Corstens

Rechten studeerde ik nooit in mijn jaren aan de universiteit, en daardoor was wat mij aan pure rechtsfilosofie werd bijgebracht altijd onderdeel van iets overkoepelends, zoals politieke filosofie. Zoals geschiedenis.

Dus keek ik als een koe naar het onweer, bij het lezen van het debat Objectieve wetgeving en subjectieve rechters. Daarin presteerden Bernhard Schlink en Geert Corstens het toch om het recht te positioneren als iets dat losstaat van de werkelijkheid waarin dat recht functioneert.

Wellicht speelde hierbij enige beroepsdeformatie.

Schlink was naast romanschrijver ook jarenlang rechter bij het Constitutionele Hof in de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen. Corstens was op het moment van hun discussie eind 2010 de president van de Hoge Raad der Nederlanden.

Beide representeerden daarbij sowieso al twee verschillende juridische stelsels. Nederland mist namelijk een orgaan dat de wetten toetst die kabinet en parlement hier maken, terwijl politici toch met regelmaat meer scoringsdrang hebben dan goed is in hun wetgevende taak.

Mede daarom luidt een met regelmaat herhaalde klacht op boeklog dat mijn grondrechten sinds het begin van de jaren negentig stelselmatig zijn uitgehold.

In Duitsland bestaat die toets aan de Constitutie er dus wel — wat onder meer als gevolg had dat Europese wetgeving die in Nederland zonder enige discussie werd ingevoerd bij de Duitsers ontoelaatbaar is verklaard. Nederlandse politici vonden het geen enkel probleem om iedereen voortaan als terrorist te beschouwen, en alle communicatiegegevens van ons te laten bewaren door de telecomaanbieders en internetproviders. De Duitsers meenden dat er op zijn minst bewijs moest zijn dat zo’n verregaande maatregel ook werkelijk hielp tegen zware misdaden als terrorisme.

En dat bewijs bestaat niet.

Dat bewijs kan zelfs niet bestaan, voor wie het probleem van de risico-analyse en de kans op valse meldingen bekijkt met enige statistische kennis. Blind data verzamelen, is zo bezien volkomen nutteloos. Behalve dan dat de politici die zulks besluiten daardoor heel daadkrachtig lijken in hun aanpak van zware misdaad in de ogen van een al even ongeïnformeerde media; en daarmee het grote publiek.

En helaas ook kan dan zo hup even terloops het fundamentele principe van de rechtstaat worden afgeschaft dat de overheid geen informatie heeft vast te leggen over het gedrag van burgers die van niets zijn verdacht.

Schlink en Corstens gaan overigens nauwelijks in op een praktisch voorbeeld als ik hierboven schets. Hun betoog blijft aanzienlijk abstracter. Waardoor het mij enigszins een raadsel bleef of Geert Corstens niet ook stiekem een partijkaart draagt. Omdat zijn betoog tegen constitutionele toetsing dus een stelsel verdedigt waarin de kanker van een politiek wanbesluit onbestraft kan blijven voortwoekeren.

Bernhard Schlink poneerde onder meer dat rechters zich niet altijd meer moeten verschuilen achter de anonimiteit van de wetgeving, en desnoods best het woord ‘ik’ mogen gebruiken in hun oordelen — iets dat in de West-Europese traditie altijd taboe was. Soms is het evenwel nodig politiek een correctie aan te brengen.

Corstens stelde daar tegenover dat rechters heel goed in staat zijn om over hun eigen beperktheden heen te kijken — dus hij vindt nog meer subjectiviteit niet nodig. De euthanasiewetgeving in Nederland kwam er ondanks dat de meeste hoge juristen die daarbij een stem hadden Katholiek waren; en daarmee tegen hun eigen geweten oordeelden, voor een groter goed.

Die euthanasiewetgeving is alleen wel een reactie op het maatschappelijke gegeven dat doodzieke mensen al geholpen werden om hun lijden te beëindigen. Zo’n ontwikkeling heeft nauwelijks iets met politiek of recht te maken. Politici en juristen reageren. Daarmee is Corstens’ voorbeeld een ranzig voorbeeld; waarin juristen ineens veel hoogstaander lijken dan ze zijn.

Dus bleef ik denken: zowel politiek als recht zijn allereerst mensenwerk. En beide zijn daarmee uitermate vatbaar voor menselijke wanen en fouten, zoals imponeergedrag, machtswellust, en ook domweg onbenul. Voor mij blijft staan dat de grootste veranderingen, die eventueel om aanpassingen van wetten vragen, ergens altijd een technische oorsprong hebben, of een verschuiving in de gezamenlijke mentaliteit. Wat koop ik ervoor om rechters meer subjectiviteit toe te staan als er nergens rekenschap wordt gegeven dat er ook aanzienlijk objectiever naar zaken gekeken moet worden? Zoals bij die inmiddels terecht, zij het eindeloos veel te laat, door het Europese Hof verboden dataretentie?

Bernhard Schlink en Geert Corstens, Objectieve wetgeving en subjectieve rechters
Objective Law and Subjective Judges

94 pagina’s
Cossee, 2011