Journalist in de rechtszaal ~ Jac. van Veen

De meeste mensen zien van hun leven geen rechtszaal van binnen. En gelukkig ook maar. Zou je zeggen. Alleen bestaat er ook zoiets als de populaire cultuur, het massavermaak, waarin met grote regelmaat rechtszaken worden nagespeeld. Dus denkt menigeen wel degelijk verstand te hebben over hoe het eraan toe gaat, in het recht.

Hun kennis dan voornamelijk baserend op Amerikaanse TV-series.

Al kan het nog erger. SBS zendt een eigen serie uit over een advocate, Danni Lowinski, en daarvan hebben zelfs de makers duidelijk nooit een strafrechtszaak bijgewoond in Nederland. Wat dan stoort. Zelfs al ben ik het publiek niet voor SBS-series.

En ik moet toegeven, voor mij gaat het andere uiterste op. Ik heb ooit mijn geld verdiend door beroepshalve rechtszaken bij te wonen, en daar dan over te schrijven voor een persbureau. Geen idee hoeveel zaken er daardoor in mijn leven zijn langsgekomen, of hoeveel uren dat me gekost heeft. Herinneringen bleven ook moeilijk bewaard, omdat veel in dat werk routine was, en daarmee herhaling.

Enkel sommige uitschieters zijn me bijgebleven. Zoals dat er ooit een werkdag was dat ik twaalf verschillende stukken had te schrijven. En dan nog hoefde er niet eens aan elke zaak van die dag aandacht geschonken te worden.

Uiteindelijk begon ik het werk als verslaggever daar steeds meer als corvee te ervaren. Ook al omdat ik was gaan nadenken over wat zich al die lange uren voor mijn ogen afgespeeld had. Dus kwam er een eind aan dat freelance bestaan.

Nogal wat journalisten houden een leven als rechtbankverslaggever wel decennia vol. Onder hen was Jacques van Veen [1920-2007], die schreef voor Het Parool en voor Vrij Nederland. Toen hij afscheid nam van de krant is er zelfs een persprijs naar hem genoemd; die dan wordt uitgeloofd voor de beste journalistieke productie over een juridisch proces.

En het heugde me niet ooit iets van hem gelezen te hebben.

Tegenwoordig zijn drie bundels van Jac. van Veen online te vinden bij dbnl.org. Daar las ik de laatste van, die artikelen bevat die veelal in 1986 zijn gepubliceerd. En deze vielen me niet echt mee. Het boek is toch wel ver in de tijd achtergebleven. En weliswaar zat het hart op de goede plaats bij Van Veen, het leek mij toch ook dat hij onderdeel was geworden van de processen dat hij beschreef.

Strafzaken gaan bijvoorbeeld hoogstens zijdeling over wat er nu echt allemaal gebeurd is. Wie een rechtszaal binnenloopt, ziet en hoort juristen aan het werk, die bezig zijn met het plakken van juridische etiketten. De Officier van Justitie zegt dat de verdachte dat-en-dat misdaan heeft, terwijl de advocaat dan ter verdediging aanvoert dat er een heel ander label met een veel lagere strafmaat hoort bij wat er is geschied.

En Van Veen schreef er dan in deze bundel bijvoorbeeld over dat de Officier van Justitie zijn zaakjes niet voor elkaar had. Plus dat dit steeds vaker leek voor te komen. Ook hekelde hij met regelmaat het gedrag van rechters tegenover verdachten — zo was er éen bij die iedereen die leefde van een uitkering bij voorbaat al schoffeerde.

Aan grotere vragen, zoals wie er zoal voor de rechter moesten verschijnen, en wie juist niet, kwam Van Veen evenwel dus niet toe.

Dus dacht ik: door al die decennia in de rechtszaal is de beste man toch ook systeemblind geworden. Weliswaar had hij groot gelijk als hij de beroepsjuristen dom, incompetent, of hufterig gedrag kwalijk nam. Alleen ging het mij er na mijn jaren in de rechtbanken en gerechtshoven om dat er nog zo veel meer waar vragen zijn te stellen over wat daar zoal plaatsvindt.

Journalist in de rechtszaal was daarom het aardigst als Van Veen terug kon kijken op al die decennia ervaring, en in staat was om verschuivingen te zien. Ooit bijvoorbeeld werden zedenzaken bij voorkeur achter gesloten deuren behandeld. De pers mocht daar dan niet bij. En Jac. van Veen vermoedde dat dit enkel was omdat rechters uit preutsheid wilden voorkomen dat iemand van buiten hen iets zou horen zeggen over sexuele handelingen.

Vermoedelijk had ik beter de bundel De rechten van de mens uit 1971 kunnen lezen, met stukken uit de tijd dat er iets fundamenteels in de hele samenleving verschoof, en daarmee ook in de rechtspraak.

Jac. van Veen, Journalist in de rechtszaal
169 pagina’s
Van Gennep, 1988