Puntjes op de ij ~ Erik Wijmeersch

Het geheime doel van boeklog is om vast te leggen wat in deze tijd normaal wordt geacht, en waarom dan wel. Al was het maar omdat elk tijdsgewricht met zijn eigen hypocrisie komt, en het daar in beschouwingen elders te zelden over gaat.

Zo is het op het moment aan topsporters verboden om zich zo goed mogelijk te verzorgen, voor en na hun trainingen. Dat zou namelijk vals spelen zijn. Zelfs de Vlaamse sprinter Erik Wijmeersch, die in dit boek uiterst openhartig is over wat hij aan doping heeft gebruikt, komt niet van het idee los illegaal te hebben gehandeld.

Hij kon misschien ook niet anders; de Belgische politie heeft hem in de zomer van 2006 opgepakt, en een paar dagen vastgehouden, op verdenking van dopingbezit. Zoiets maakt zonder meer indruk.

Maar was Wijmeersch twintig jaar later geboren, bijvoorbeeld, dan had hij nooit het onhandelbaar drukke jongetje mogen zijn, dat hij in zijn jeugd zo vaak was. Dan was zijn gedrag waarschijnlijk met medicijnen genormaliseerd — omdat het in onze cultuur juist een maatschappelijke eis kan zijn om iemand zware geneesmiddelen toe te dienen. Ter correctie. Om diens eigen bestwil, heet dit dan.

De hypocrisie over medicijngebruik is immens.

Nu was Wijmeersch te gretig in zijn dopinggebruik, wat hem nog bijna het leven kostte. Ik kan begrijpen dat de spijt over die gulzigheid zijn visie kleurt. Toch vind ik het jammer nog steeds geen oud-sporter gehoord te hebben die koel meldt alles te hebben uitgeprobeerd wat mogelijk was, en daar geen enkele spijt van te hebben. Ondernemen vergt nu eenmaal risico’s. Maar zo’n laconieke uitspraak zou misschien met terugwerkende kracht een prestatiereeks kunnen besmeuren. Zelfs al mag van de meeste verslagen concurrenten worden aangenomen dat die zich evenzeer prepareerden.

Enfin.

Aan dit boek is niettemin zelfs het voorwoord al interessant. Atletiektrainer Henk Kraaijenhof merkt daarin namelijk iets schokkends over topsporters op.

Wie de top wil halen in een oersport als de atletiek moet daarvoor in de eerste plaats genetisch geluk hebben gehad. Ik heb niet zo veel snelle spiervezels als Wijmeersch; dus al had ik dezelfde dopingkuren gevolgd, een goede sprinter zou ik nooit geworden zijn.

Maar spieren zijn slechts een onderdeel. Spieren worden altijd aangestuurd door de hersenen. Wie topsport wil bedrijven, in een sport als de atletiek, met zijn enorme prestatiedichtheid, moet daartoe mentaal vreselijk gedreven zijn. Atletiek is niet als voetbal, waar zelfs de caféteams al gesponsord worden. In de atletiek is maar voor een heel select gezelschap leuk geld te verdienen — terwijl ook de subtop jarenlang vreselijk hard moet trainen om iets te bereiken.

Kraaijenhof viel op dat veel van de topatleten een sterke drang hebben om zich te bewijzen door problemen in hun verleden. Van de atleten die hij naar de top begeleidde kwam 90% uit een gebroken gezin. Van zijn vrouwelijke topatleten was acht op de tien in hun jeugd seksueel misbruikt.

Nederlanders blinken waarschijnlijk met reden uit in sporten die maar in weinig andere landen leven, denk ik dan. Zoals schaatsen, of dameshockey. Overleven lukt hier ook zonder te vechten.

Wijmeersch verklaart zijn vechtersmentaliteit mede uit zijn te vroege geboorte. Daarnaast had hij het geluk dat zijn vader hem voor zijn droom topsprinter te worden sponsoren wilden. Wie niet per se afhankelijk is van de grillen van een sportbond, kan ook afstandelijker over de organisatie van zijn sport oordelen.

Ik vond dit boek om verschillende redenen boeiend om te lezen. Allereerst ben ik puur gefascineerd door wat er mogelijk is om iemand beter te laten presteren, zoals mijn andere weblog al jaren toont. Daarbij komen dan nog de taboes die er over doping bestaan. Wijmeersch schat bijvoorbeeld dat tweederde van de topatleten gebruikt, en slechts een derde puur sport. Maar alleen de domme gebruikers worden gepakt. De slimmeriken, die deel uitmaken van een georganiseerd systeem, testen nooit positief.

Want, natuurlijk bestaan er georganiseerde systemen. Wijmeersch’ grootste onthulling in dit boek, die in België nog een rel opleverde, was dat hij tot dopinggebruik werd aangezet door een bobo van de bond — thans in naam een fel dopingvechter.

Eindelijk ook heb ik bij Wijmeersch bevestiging gevonden dat een aantal mythen over doping niet kloppen. Groeihormoon zou bijvoorbeeld nergens voor helpen. Maar Wijmeersch meldt uit eigen ervaring dat zijn vetpercentage bij gebruik enorm snel slonk — wat ook inhield dat hij zich niet per se aan een onmenselijk topsportdieet hoefde te houden.

Verder ligt er het feit dat nergens zo veel astmapatiënten verzameld zijn, als onder de deelnemers aan een sportwedstrijd op een beetje niveau. Standaardexcuus is dat intensief ademhalen in de vieze buitenlucht de luchtwegen kan aantasten. Topsporters mogen daarom een puffertje gebruiken, mits zij daarvoor een medisch attest aanvragen. Maar volgens Wijmeersch is het gebruikte geneesmiddel, Ventolin, bijzonder goed werkzame doping; die iedereen met een astma-attest in ruime mate kan innemen. Controleurs kunnen niet meten of iemand een gezondheidsdosis innam via een puffertje, of het middel gretig ingespoten heeft.

En zo weet Wijmeersch meer aan te tonen. Over de manieren waarop wedstrijdorganisatoren een atleet van een goede prestatie kunnen bestelen, bijvoorbeeld. Allemaal zaken waar de sportjournalistiek geen oog voor heeft. Allemaal zaken waardoor Wijmeersch een klokkenluider is die waarschijnlijk nergens meer goed kan doen.

Maar dit is geen boek dat doodgezwegen worden mag.

Erik Wijmeersch, De puntjes op de ij
Over records, vrouwen en doping

232 pagina’s
Uitgeverij Van Halewijck, 2008