De mens in opstand | 202 – 245
Albert Camus
Het duurde lang voor me duidelijk werd wát Camus precies aan te merken had gehad op het Communisme als overtuiging. En dit was dan toch dat hij consequenties hechtte aan het uitgangspunt van die leer dat de geschiedenis een einduitkomst heeft.

Wie dat oprecht geloofde, accepteerde hem te makkelijk alle schade onderweg naar het hogere einddoel. Die negeerden, volgens Camus, te snel alle miljoenen doden die ondertussen zouden kunnen vallen; en vanzelfsprekend ook zijn gevallen. Omdat voor hen geweld bij de revolutie vanzelf sprak; het einddoel heiligt nu eenmaal dan alle middelen.
En, de gehoorzaamheid die de leer eiste, zoals dat geloof in dat hogere einddoel, was hem ook een gruwel. Mede omdat de kunstenaar immers alles moest kunnen denken — en dus was in zulke paragrafen al vaag te beluisteren waar Czeslaw Milosz tezelfdertijd in Parijs nog zo veel krachtiger tegen zou protesteren in The Captive Mind.
Conclusie, alles overziend, is dat het lezen van De mens in opstand helaas nooit meer werd dan een verplicht nummer. Slechts éen van de slothoofdstukken bracht iets van wat lezen tot zo’n genoegen kan maken. Albert Camus gaat er dan onder meer op in hoe auteurs in hun romans voor even God kunnen zijn.
Probleem was waarschijnlijk dat de probleemstelling van dit boek me te weinig zei — Camus’ demonen zijn de mijne nooit geweest. En ook bleek tijdens het lezen dat ik eigenlijk vooral vergeten kennis van college vroeger aan het ophalen was, over inmiddels niet zo heel actuele discussies meer. En daardoor speelde dat zulke inzichten met recht en reden al half uit mijn geheugen waren verdwenen, vanwege te academisch.
Boeklogje volgt dra.
[ ziet al mijn gedachten bij De mens in opstand van Camus hier ]
[x]#13975 fan woensdag 11 april 2018 @ 00:00:00