Ruim 1000 dagen werk | vii-xii 1994
Koos van Zomeren
Na ruim zevenhonderd pagina’s met columns valt op dat onvoorspelbaar blijft hoeveel moeite de schrijver moest investeren om tot een tekst te komen.

Nooit kreeg hij zo vaak post bijvoorbeeld, als toen hij bijna dagelijks over koeien begon te schrijven. Er was een snaar geraakt bij het publiek. En menige column wordt dan ineens gevuld met een lezersbrief en wat daar verder over te zeggen viel. Lekker makkelijk. Snel klaar.
Tegelijk is het niet zo dat Van Zomeren luier wordt in de loop van deze reeks. Enkel om die koe ging hij toch ook op werkbezoeken — al kan het zijn dat er soms niet meer dan een telefoontje zat achter zijn poging om meer te weten te komen. Bij een fabrikant die gespecialiseerd zijn in ligmatten voor melkvee gaat hij dan langs. Bij de fabriek die likstenen maakt.
En zulke bezoeken, waar toch tijd in geïnvesteerd werd, leveren dan gauw eens slechts éen tekstje op van 250 woorden. Dat schiet niet op. Dat is een mijl op zeven.
Die koe zadelt hem verder met het probleem op dat er weinig eenduidige uitspraken zijn te doen over hoe wij omgaan met dat dier. Want het ene moment lijkt er geen betere boer te bestaan dan een diepgelovige keuterboer, die amper zestien beesten heeft met een nogal harmonieus bestaan. En wat later blijkt een veehouder op een massabedrijf in de Flevopolder toch evenzeer elk van zijn dieren te kennen, en zijn dat zo te zien ook tevreden beesten.
Dierenbeulerij is doorgaans een individueel iets. Al valt er ook wel weer iets te zeggen over hoe wreed wij collectief met vee omgaan — en waar wij schijnbaar boeren toe dwingen.
Maar, tweehonderdvijftig woorden per keer is ook wel heel weinig om eens genuanceerd zaken op een rijtje te zetten.
Enfin, nog éen week aan lezen.
[ Lees al mijn aantekeningen bij Ruim duizend dagen werk hier ]
[x]#14344 fan dinsdag 24 juli 2018 @ 10:26:09