Jean Rhys ~ Carole Angier

Dat iemand een boek schrijft, vind ik heel begrijpelijk. Pas als er zo nodig drie, vier, of nog meer boeken moeten komen, wordt de activiteit al wat bedenkelijker. Want, de echt oorspronkelijke ideeën van zo’n schrijver zullen dan inmiddels al aardig uitgeput zijn. Waarom dan toch doorgegaan met die eenzame strijd tegen het witte papier, of die ongeduldig knipperende cursor op het beeldscherm? Als het succes uitblijft?

Jean Rhys [1890 – 1979] lijkt niet anders gekund te hebben dan schrijven, zo leerde haar biografie. Dat is een boek met éen van de merkwaardigste levensverhalen die ik ooit las. Zo merkwaardig vond ik het verhaal zelfs dat het geheel de gebreken ophief van het levenportret zelve — dit boek is te lang, de lezer moet de romans van Jean Rhys al tot in detail kennen, en de biografe lijkt in veel passages welhaast een alwetende verteller.

Want, Jean Rhys wilde niet zo veel, behalve er leuk uitzien. En dat bracht haar een leven vol armoede en andere problemen. Al was er ook altijd wel weer iemand die zich over haar ontfermde. In het eerste deel van haar volwassen leven waren dat altijd mannen, pas op het laatst werden dat andere vrouwen.

Had ze nog het geluk in 1966 een boek uit te brengen dat klassiek zou worden; zodat er eindelijk eens wat geld was. Wide Sargasso Sea. Een roman die te lezen is als een prequel op een nog grotere klassieker: Jane Eyre. Maar een boek dat ook op zichzelf kan staan — al helpt kennis over Jane Eyre om te weten wat verzwegen is. Net als dat de roman ook weer een licht schijnt op het leven van de schrijver. Zoals al Rhys’ boeken.

Het een-na-laatste boek van Rhys verscheen in 1939. En was in 1966 allang vergeten. Net als de overige romans die ze schreef tussen 1927 en 1939. Toen ze voor de verandering eens geen problemen had, want ze trouwde met een bescheiden Engelsman, en had even een rustig huwelijk.

Deze productieve huwelijksjaren komen dan ook amper aan bod in de biografie. Daar was blijkbaar door niemand iets over te vertellen.

Des te meer ruimte werd besteed aan de eerste vijfendertig jaar uit dat leven van Jean Rhys. Die geboren werd binnen de blanke minderheid op een Caraïbisch eiland. Daar de schande beging een relatie te hebben met een halfbloed. Naar Engeland moest om het geroddel te stoppen, en daar uiteindelijk bij het toneel ging.

Zonder al te veel succes overigens.

Al vond ze juist bij de meisjes daar voor het eerst in haar leven vriendschap. Maar de dametjes van het toneel schijnen ook Rhys’ ideeën over mannen nogal beïnvloed te hebben; zo wil de biografe. Want mannen daar moest je van profiteren, of ze ver weg van je houden.

In 1919 trouwde Rhys met de Nederlandse journalist Willem Johan Marie Lenglet [1889 — 1961] — die hier boeken publiceerde onder het pseudoniem Edouard de Nève. Voor Lenglet heeft Bibeb nog eens een inzameling georganiseerd aan het eind van diens kommervolle leven, toen hij oud en ziek zonder inkomen zat.

Over zijn leven ben ik nu ook nieuwsgierig geworden. Carole Angier beschrijft maar éen boek van hem — alleen is dat zeker zo verdicht autobiografisch als de romans van Jean Rhys. En er zou nogal wat onbekend zijn over dat leven. Zo verloor hij de Nederlandse nationaliteit door zonder toestemming dienst te nemen in het Franse vreemdelingenlegioen; bij het uitbreken van de Grote Oorlog. Alleen zat hij slechts een maand in dat leger; om al tijdens de opleiding fysiek te worden afgekeurd. Paspoort voor niets kwijt.

Schijnt hij daarop gespioneerd te hebben voor de Fransen.

Lenglet was een charmeur en een oplichter, die met Jean Rhys enkele rijke jaren beleefde in Wenen, en vervolgens om verduistering en geldtransacties op de zwarte markt in Frankrijk het gevang in moest.

Waarop Rhys dolende raakte.

Wat Jean Rhys overkwam tijdens deze jaren wist ik al uit de romans. Behalve dan dat Rhys en Lenglet een dochter hadden, waar zij zich niet echt om bekommerd heeft.

In die romans miste ik alleen ook iets. Die hadden iets onbenoembaar extra’s; naast dat zo merkwaardig contemporain gebleven proza. Ik vermoedde daarom gekte bij de auteur — en dat gevoel kwam ook wel uit. De biografe heeft het geval Jean Rhys voorgelegd aan enkele medische deskundigen, en die zagen een borderline-stoornis bij haar.

Nu interesseert deze diagnose me niet in het bijzonder; psychiaters zouden zich zeker niet moeten uitspreken over mensen die ze nooit hebben ontmoet. Maar dat stuurloze in het leven van Rhys had ik toch goed gezien. En het was goed om meer te leren over waar dit toe leidde.

Carole Angier, Jean Rhys
Life and Work

762 pagina’s
faber and faber 2011, oorspronkelijk 1990