Libben en dea neffens Jelke Bos ~ Tr. Riemersma

Er schijnen meer foto’s en filmpjes van honden online te staan dan van katten. Dat was me niet opgevallen. Ik ben van dat andere kamp. Moest ik wel toegeven dat het subgenre van de filmpjes over honden die sokjes of schoentjes aankrijgen heel leuk beeldmateriaal kan opleveren.

En dan zijn het niets eens de honden, en eerder de eigenaren van deze dieren waarschijnlijk die me tegenstaan. Met hun domme egoïstische gedrag zo vaak. Zoals dat ze hun honden overal op straat lieten kakken, voorheen. Of dat onbenul om hun beest los te laten lopen waar dat niet mag, in het voorjaar, in de natuur waar zo’n dier dan van alles vernielen kan.

Roedels honden zonder baas heb ik overigens ook ontmoet, op mijn fietsreizen. Dat heeft mijn achterdocht tegenover het soort niet echt geholpen.

Misschien las ik daarom nooit eerder de novelle Libben en dea neffens Jelke Bos [Leven en dood volgens Jelke Bos]. Terwijl Trinus Riemersma de enige schrijver was in het Fries van wie ik ooit echt alles lezen móest. Dat boek biedt een monoloog van Riemersma’s oude labrador Jelke. En hoe interessant kon dat zijn?

In de oorspronkelijke versie uit 2001 werd Jelke Bos trouwens nog gewoon als schrijver op het kaft gezet — Bos is de achternaam van Riemersma’s tweede vrouw. Dat schijnt de verkoop vervolgens nogal nadelig beïnvloed te hebben.

En toen viel deze novelle me in eerste instantie behoorlijk mee — alleen had ik er daarop niet over moeten gaan nadenken.

Libben en dea neffens Jelke Bos lijkt me in de kern een wat melancholische poging van de schrijver om te verwerken dat er alweer een lieve hond dood is gegaan van hem. Een manier om de humor terug te vinden bij dat verdriet. Maar had Riemersma de anekdotes uit het leven van Jelke zelf rechtuit verteld, dan had dat makkelijk een wee en sentimenteel boek kunnen opleveren over verlies.

Dus maakte Riemersma op papier Jelke nog éen keer levend, alleen dan wel al oud en versleten. In de eerste pagina’s van het boek verdrinkt de labrador al eens bijna, omdat hij de kracht niet meer heeft om bij de wal van een vaart op te komen.

Kijkt de hond in de daarop volgende bladzijden met regelmaat terug op de tijden dat hij nog van alles wel kon. Terwijl uit de monoloog terloops toch ook blijkt dat zijn krachten erg aan het verminderen zijn.

En dan is het mooi dat Jelke een heel ander dier werd dan de hond die zo vaak als personage gebruikt werd in de populaire cultuur. Zelfs al liggen de hoogtijdagen van de eendimensionale helden Rintintin en Lassie, of zelfs de braafchristelijke Snuf de hond, ook alweer vele decennia terug.

Zo duidt Jelke zijn baasje niet anders aan dan met het woord omkoal [sukkel].

Alleen vond ik toch dat Riemersma het dier wat te weinig honds heeft gemaakt om ooit toe te komen aan dat zo prettige uitstel van het ongeloof bij het lezen.

Is de schrijver weliswaar nog te vergeven dat Jelke de hiërarchie niet per se respecteert dat zijn baasje de grote opperhond is in de roedel. Alleen was elke hond die ik gekend heb, en opgeteld zijn dat er nog best wat, telkens wel door van alles afgeleid. Bijvoorbeeld. Enkel de zeer goed getrainden konden dan tegen de natuur ingaan van die eeuwige ADHD.

Ik geef toe, het is een vreemd argument om een schrijver wel toe te staan om een hond taal te geven, en het geen probleem te vinden dat beest over de juiste woorden beschikt voor de dingen, of zelfs filosofische inzichten heeft. En om hem dan toch kwalijk te nemen het dier niet dierlijk genoeg te hebben gehouden. Deze hond is alleen ontzegd ook nog instincten te hebben.

Fictie werkt alleen wel volgens het principe dat het uitgangspunt volkomen absurd of irreëel kan zijn, als daarop de logica van het verhaal vervolgens maar klopt tot in de miniemste details. En in deze novelle was dat voor mij dus niet zo. Riemersma heeft de moeilijkheden ontlopen die kleefden aan de keuze van een hond als vertelstem.

Tr. Riemersma, Libben en dea neffens Jelke Bos
72 pagina’s
Elikser, 2017
oorspronkelijk verschenen als:
Jelke Bos, Tinzen oer it libben en oer de dea, 2001