Storytelling Animal ~ Jonathan Gottschall

Wie meent er op foto’s altijd veel lelijker uit te zien dan in de spiegel vertelt zichzelf een verhaaltje.

Niet dat daar iets mis mee is, overigens. De mensen die zichzelf nooit zulke blij makende leugentjes verkopen, zijn namelijk doorgaans depressief. En daarmee dus ernstig ziek.

Ik las The Storytelling Animal van Jonathan Gottschall om meer van zulke waarheden te ontdekken. Want, dat een zekere mate van zelfbedrog noodzakelijk is voor een gezond leven was me al bekend.

Hoopte ik ondertussen ook iets dichter bij het antwoord te komen waarom fictie me steeds minder doet.

En toen bracht dit boek meer in de terzijdes dan in de hoofdlijnen.

The Storytelling Animal is namelijk in de kern wat te veel Amerikaans. Het boek lijkt zich allereerst te richten op al die studenten ‘creative writing’ in de VS. Gottschall paait deze doelgroep nogal, door telkens, in steeds nieuwe bewoordingen, te benadrukken hoe belangrijk fictie is voor het leven.

Zoals piloten de vluchtsimulator gebruiken om beter te leren vliegen, zo maken romans en kortverhalen bijvoorbeeld betere mensen van ons. Enfin, dat is een ondertussen bekend verhaal; dat opvallend genoeg sterk opkwam sinds de letterenstudies minder studenten zijn gaan trekken.

Jonathan Gottschall staaft deze bewering dan met onderzoek; waaruit zou blijken dat de empathie en veel lezen samen opgaan. De meest sociaal bewogen mensen zijn dus degenen die zich het liefst uit alles in een hoekje terugtrekken met een boek.

En Gottschall meent dan dat juist dit gegeven aantoont dat het onderzoek wel moet kloppen — want de uitkomst is tegenintuïtief.

Tsjaja.

De auteur van dit boek haalt telkens nogal wat psychologisch onderzoek aan om zijn beweringen te staven. En voor een deel was dit onderzoek dat iedereen altijd al als bewijs aanvoert. Ja, onze hersenen houden ons vaak voor de gek; want ze maken zo makkelijk hun eigen verhaaltjes; door informatie aan te vullen waar deze ontbreekt. Dus zeiden zulke passages me niet het meeste.

Enkel het onderzoek naar hoe kleine kinderen verhalen vertellen, was heel interessant.

Want zelfs de allerkleinste peuters al stoppen enorm veel drama en spanning in hun verzinsels. En al doende spelen ze met gevaren die zich in hun dagelijkse leven juist helemaal niet voordoen.

Per se willen dat het goed afloopt na iets angstigs, is blijkbaar een soort prettige oeremotie, bij iedereen. Die fijn blijft. Hoe vaak ook herhaald. En hoe groter de opgeroepen angst, des te prettiger het wordt als juist niet uitkomt wat zo hard werd gevreesd.

Hierdoor ontstond het idee bij mij dat daarin weleens mijn probleem met fictieboeken kon schuilen. Eén kenmerk van fictie is nu eenmaal dat de hoofdpersonen gauw eens moeten doorstaan waarvan jij blij bent dat niet zelf te hoeven meemaken.

Waarschijnlijk heb ik domweg al zo veel ervaring met waar gebeurde verhalen — mede door mijn werk in de journalistiek — dat bedachte of halfvermomde dilemma’s in romans me al gauw te klein en te vervelend worden.

Zwijg ik maar over de schrijvers die menen dat een boek automatisch interessant wordt door dat over een schrijver te laten gaan.

Jonathan Gottschall, The Storytelling Animal
How Stories Make Us Human

248 pagina’s
Mariner Books 2013, oorspronkelijk 2012