Klein ploegje ~ Bert Hiddema

Hoewel ik nog net uit de jaren zestig stam, zijn de jaren vijftig me goed bekend. Te bekend, waarschijnlijk. Ik groeide namelijk op met een hele generatie Nederlandse schrijvers, die doorgaans met enige wrok op hun jeugdjaren terugkeken — daarbij de vrijheden van hun volwassenheid overdrijvend in vergelijking met de treurigheid van de wederopbouwjaren.

Alleen Johnny van Doorn lukte het om neutraal of zelfs met tederheid naar de periode terug te kijken. Dat zijn ouderlijk huis een apart kamertje kreeg met een douche, was een evenement.

En ik moest aan Van Doorn’s vriendelijkheid denken, bij het lezen van de autobiografische roman Een klein ploegje. Bert Hiddema [1942] beschrijft daarin de jongensjaren van de rossige Bert. En die verlopen langs lijnen die voor een groot deel overbekend zijn,

Bijzonder is dan wel dat zijn jongensjaren plaatsvonden in Amsterdam, en dat Bert’s gezin geen standaardgezin was. Zo was er een ouder broertje, dat al jong overleed. Het kind wordt Bert vaak ten voorbeeld gesteld.

En dan is nog een jonger zusje, dat ‘zo’ is, en nooit zal leren tellen, of lopen. Ze jaagt Bert vrees aan.

Hiddema beschrijft al dat in een mozaïek aan korte fragmenten. En dat kan ook best, omdat deze verhalen verbonden worden door ontwikkelingen die iedereen toch al kent. We zijn allemaal jong geweest, hebben allemaal school gegaan, en gingen daar tussendoor allemaal weleens op vakantie.

De jaren gaan ook vlot voorbij in het boek.

Alleen, op wie het overbekende gebruikt voor een boek rust toch ook de dure plicht daar iets memorabels aan te voegen. Iets eigens te brengen, waardoor de roman opvalt tussen de rest van alle romans die er al waren.

En dat aspect leek me niet echt gelukt.

Bert Hiddema, Een klein ploegje
304 pagina’s
Uitgeverij L.J. Veen, 2010