Slapen en dromen ~ Michel Jouvet

De grote ontdekkingen over slapen en dromen lijken in de jaren vijftig en zestig te zijn gedaan. En Michel Jouvet [1925] was daarin toen éen van de pioniers. Sindsdien is er enkel op deelterreinen wat structurele vooruitgang geboekt.

Ineens werd het bijvoorbeeld profijtelijk om iets aan snurkproblemen te doen. En ook was het voor de kennis over impotentie nuttig om te weten dat bij elke man en vrouw ’s nachts de zwellichamen in hun geslachtsorganen meerdere malen met bloed worden volgepompt — want dat levert het inzicht op of zo’n impotenteling met lichamelijke of geestelijke problemen zit als de hydraulica niet meer zo functioneert als gewenst.

Tenminste, zo las ik Slapen en dromen. Dat in de eerste plaats toch een boek was uit het begin van de jaren negentig. En daarmee vijfentwintig jaar oud. En dat kan te oud zijn in de wetenschap.

Soms kan het begrip in éen keer grote stappen voorwaarts maken, doordat nieuw onderzoek mogelijk wordt. Dus heb ik ook nog behoorlijk om Slapen en dromen heen gelezen. Om daarbij nooit zo’n volledig overzicht tegen te komen als Jouvet gaf in zijn boek.

Een probleem is bijvoorbeeld al dat volgens Michel Jouvet de ‘paradoxale slaap’ niet per se hetzelfde is als de REM-slaap. Tijdens die paradoxale slaap zijn de hersenen net zo actief als overdag, alleen gebeurt dit dan in een lichaam waarin de spieren door de slaap tijdelijk lam zijn gelegd. ‘Rapid eye movement’ [REM] treedt op als iemand droomt.

Lees dan een recent artikel online over dromen, en de frasen ‘paradoxale slaap’ en REM-slaap worden daarin meestal rustig als elkaars synoniem gebruikt. Wat er na het lezen van dit boek dus op wijst waarschijnlijk met een versimpeling van doen te hebben.

Dat er sinds 1992 geen enorme verbetering is gekomen in ons begrip over de slaap neem ik nu overigens slechts aan.

En waarschijnlijk komt dat mede omdat mij zulke kennisleemten wel bevallen. Want dan bestaat er zo’n fenomeen als de slaap, en dan is eenieder gemiddeld als het goed gaat daar een derde van zijn of haar leven aan kwijt, maar dan lukt het toch nauwelijks om daar heel veel meer over te weten te komen.

Hoe zou ik dan een politicus of een econoom op diens woorden kunnen vertrouwen? Die stellige uitspraken menen te kunnen doen over veel chaotischer processen?

Het is ook wat pijnlijk soms hoe Jouvet schetst dat kennisvermeerdering heeft plaatsgevonden. Want dan zijn er bijvoorbeeld ouderwetse antidepressiva — MAO-remmers — die het vermogen tot dromen uitschakelen. En dan blijkt na onderzoek dat de patiënten die deze pillen slikten bijvoorbeeld geen problemen met hun geheugen leken te krijgen.

Waarmee vele theorieën over het nut van dromen onderuit zijn te halen.

Begrip in deze moest alleen dus ontleend worden door mensen te onderzoeken aan wie er al iets mankeert, aan wie dan ook nog telkens wat vergelijkbaars mankeert — en gevoelsmatig wil mij heel moeilijk aan dat daarmee vervolgens uitspraken te doen zijn met een meer algemene geldigheid.

Michel Jouvet, Slapen en dromen
Analyse van een mysterie

204 pagina’s
Contact, 1994
vertaling door Walter Hund van: Le sommeil et le rêve, 1992