Helden van de 42 kilometer ~ Cors van den Brink & Barbara Kerkhof

De marathon van Rotterdam wordt nog elk jaar op televisie uitgezonden, in april. En vaak krijgt die van Amsterdam in het najaar ook die eer. Toch kijk ik zelden naar zulke uitzendingen; anders dan vroeger. Laat staan dat ik ter plaatse zou willen zijn.

Terwijl er toch sneller dan ooit gelopen wordt.

Maar het is als in de tijd dat het wielrennen geteisterd werd door epo-gebruik, en alle wedstrijden werden gewonnen door Italianen. Ik heb niets meer met de winnaars. Die hebben inwisselbare namen, en verder geen geschiedenis.

Er moet iets te herkennen zijn, willen zulke mensen me intrigeren. En het is me heel moeilijk in te beelden dat ik bruin vel heb, trommelstokjes van benen zou hebben, of geboren zou zijn in een armoedig zonnig land, ergens op grote hoogte. Laat staan dat hardlopen ooit een beroepskeuze zou zijn geweest met grote perspectieven.

Ik heb me te veel met de pioniers in Nederland geïdentificeerd; de mannen die naast hun atletiek ook nog werkten.

Toevallig viel mijn bewondering voor marathonlopers samen met het hoogtepunt van deze sport in Nederland. Nooit deden vaderlandse atleten beter dan in 1985, toen de tien besten 2:15.10 gemiddeld liepen over de afstand.

Sindsdien werd de basis van de prestatiepiramide weliswaar breder, want er gingen meer mensen dan ooit marathons lopen, maar juist de snelle lopers zijn een uitzondering geworden. En prompt wordt er van de paar die er zijn veel te veel verwacht.

Het boek De helden van de 42 kilometer biedt zestien interviews met Nederlandse marathonlopers en -loopsters, van vroeger tot nu. Daarnaast komen ook enkele van hun trainers aan het woord.

Onder de lopers zijn gelukkig ook enkele helden, van toen, zoals Cor Vriend en Gerard Nijboer.

De gesprekken tezamen geven een aardig beeld van hoe het marathonlopen als wedstrijdsport opkwam. En van hoe de atleten trainden, toen er nog geen hartslagmeters waren, en periodisering in de training ook nog moest worden uitgevonden.

Terugkomend element in vrijwel alle verhalen is dat het trainen voor de marathon opofferingen vergt. Of dat het er tegenwoordig weleens aan schort bij atleten om die extra stap te maken.

Tegelijk blijft er het raadsel. Hardlopen is een nogal egoïstische bezigheid. In de verhalen van de getrouwde atleten komt hun monomanie regelmatig terug. Waarom al deze mensen toch per se die afstand wilden lopen, en bleven lopen, is in het boek evenwel geen vraag.

Dat spreekt vanzelf.

Cors van den Brink & Barbara Kerkhof
De helden van de 42 kilometer
Een halve eeuw Nederlandse marathoncultuur

219 pagina’s
De Arbeiderspers | Het Sporthuis, 2009