Salt, Sugar, Fat ~ Michael Moss

Wie weleens heeft nagedacht over wat goed eten is, weet voor een groot deel al wat Michael Moss beschrijft in Salt, Sugar, Fat. Fabrieksvoedsel zit vol toevoegingen. Voor een deel om het spul langer houdbaar te maken op de winkelschappen. Voor een deel om de smaak. Het eten is ontworpen om zo lekker te smaken als kan; en liefst ook om tot dooreten aan te zetten.

Gezonder is het daarom om je maaltijden te bereiden met verse ingrediënten. En fabriekseten gewoon te zien zoals snacks; heel handig voor noodgevallen, en dan zelfs nog smakelijk ook. Alleen niet vreselijk goed voor je, bij overmaat.

Salt, Sugar, Fat biedt dan ook nog wat meer kennis over wat zout, zuiker, en vet precies doen, in de geprefabriceerde hap.

Zonder zout smaakt de fabriekshap bijvoorbeeld simpelweg niet. Al geldt bijvoorbeeld voor brood ook dat het deeg zonder zout minder goed bakt, en zelfs niet zo’n fraai bruin korstje krijgen kan.

Toch schijnt het genieten van zout aangeleerd gedrag te zijn. Tot een maand of zes moeten baby’s er niets van hebben.

Suiker daarentegen roept bij iedereen meteen een sterke respons op. Zoet is goed, zo heeft de evolutie ons geleerd. Helaas omdat zoet honderdduizenden jaren lang zo zeldzaam was.

Opvallend aan zoetheid is wel dat die een plafondwaarde heeft — in dit boek het ‘bliss point’ genoemd — waarna nog meer suiker niets meer toevoegt. Al schijnt het ‘bliss point’ van iemands leeftijd af te hangen, kinderen vinden zoeter fijner, en ook van zijn of haar cultuur.

Fabrikanten leerden hieruit dat ze producten moesten maken met verschillende zoetwaarden — voor als u zich nog afvraagt waarom supermarkten vierhonderd soorten jam verkopen.

Vet is nog calorierijker dan suiker, en roept bij het eten een al even grote genotsrespons op. En vet heeft die plafondwaarde niet; waardoor vet vrijwel zonder limiet aan fabrieksvoedsel is toe te voegen indien nodig.

Salt, Sugar, Fat bleek enerzijds het verslag van een wapenwedloop te zijn. Want overheden zijn zich overal gaan bemoeien met de gezondheid van hun bevolking. Dus zijn er al lokaal oorlogen gevoerd tegen de toevoeging van zout in het eten. En vet heeft al decennia een kwade naam.

Daar tegenover staan de voedselfabrikanten — die inmiddels bijna enkel nog uit mondiaal opererende monsterconglomeraten bestaan. Deze bedrijven trekken zich betrekkelijk weinig aan van overheidsbemoeienissen, of van de zorgen over het overgewicht van de bevolking. De fabrikanten kijken allereerst naar elkaar. Hen is het te doen om de meeste schapruimte te veroveren in supermarkten.

Michael Moss’ verslag over deze ontwikkelingen bleek sterk Amerikaans gekleurd te zijn; en paradoxaal genoeg dus welhaast anti-kapitalistisch. Al zijn de genoemde voedselgiganten vanzelfsprekend ook hier actief. En Moss schreef met zijn boek uiteindelijk een pamflet. Dat als grootste waarschuwing de boodschap bevat: u hoeft geen geprefabriceerd voedsel te kopen.

En juist daarom waren vooral de kijkjes in de fabriekskeukens het aardigst. Als het boek harde kennis biedt over hoe wij mensen geprogrammeerd zijn om iets lekker te vinden. Als duidelijk wordt dat uitgesproken smaken snel verzadiging oproepen, en fabrieksvoedsel en frisdranken dus subtieler tot consumptie verleiden. Als Moss telkens met de mensen spreekt die de beslissing namen om eten te maken dat nog beter verkopen zou.

Michael Moss, Salt, Sugar, Fat
How the Food Giants Hooked Us

449 pagina’s
WH Allen 2014, oorspronkelijk 2013