Man Who Kept the Secrets ~ Thomas Powers

De onthullingen van Edward Snowden blijven komen. Elke week haalt het nieuws wat de Amerikanen nu weer blijken te hebben geflikt om werkelijk iedereen overal te kunnen bespioneren. Is er geen spyware in heel onschuldige chipjes gepropt, dan is de encryptie van GSM-telefonie wel vanaf het begin al te simpel gehouden onder druk van de VS. Terecht blijft de discussie hierover leven.

Toch heb ik nog niemand gehoord over het bronmateriaal waarop al deze onthullingen gebaseerd zijn.

Steeds zijn het presentaties die naar buiten komen. Powerpoint-slides, en andere instructies die anderen algemeen ter informatie dienen.

En behalve dat de slides gemakshalve de pietluttige details overslaan van alle technologie die de eigenlijke toegang biedt tot andermans systemen, roepen deze presentaties voor het middenmanagement nog een andere vraag op bij mij. Leerden de spionageboekjes mij niet ooit dat geheime diensten niets opschrijven van wat besloten is te doen?

The Man Who Kept the Secrets is deels een portret van Richard Helms, die directeur was van de CIA in de jaren 1966-1973. Het boek werd daarmee als vanzelfsprekend ook een beschouwing over deze inlichtingendienst. Die door de auteur gemakshalve ‘de andere strijdkracht’ wordt genoemd van de VS.

In de jaren 1966-1973 vonden nogal wat gebeurtenissen plaats die de geschiedenis van de twintigste eeuw kleurden. De Koude Oorlog was er, met de bijbehorende communistenangst. Vietnam woedde nog — net als alle protest daartegen in eigen land. Nixon kwam aan de macht, en werd herkozen. Al speelde het Watergate-schandaal op de achtergrond ook al mee.

En de inbrekers in het Watergate-gebrouw waren wel oud-CIA-ers.

Hielp de CIA zo hier en daar ook nog een staatsgreep te plotten. Zoals in 1973 in Chili. Tegen de democratisch verkozen Allende.

Richard Helms had in geen van deze zaken weliswaar direct de hand — CIA-diensten in het buitenland hadden de neiging nogal eigenzinnig te opereren — punt is wel dat hij als hoofd van de dienst overal voor verantwoordelijk was.

De regering Carter zou hem daarom later ontslaan, terwijl Helms ondertussen al ambassadeur was geworden in Iran; omdat hij als CIA-chef het Congress misleid zou hebben over de daden van de dienst.

Het kan goed zijn dat wrok over dat regeringsbesluit meespeelde, en dat Richard Helms daarom openhartig mee hielp aan dit portret door de journalist Thomas Powers.

De grote waarde van dit boek is dan ook dat Powers zo veel betrokkenen te spreken kon krijgen. Al leverde dat wel weer een uitgave op waarin nogal wat kantoorpolitiek voorkomt. Ontwikkelingen binnen de CIA werden mij weleens wat te simpel toegeschreven aan wat éen man er wilde, of juist tegenhield.

Technische vooruitgang, zoals dat de spionage van Sovjet-Rusland via satellieten begon te verlopen, is vrijwel geheel buiten het bestek van het boek gehouden — zo’n aspect wordt nog net genoemd. Dat vond ik jammer. Ook al omdat Helms in dit boek naar voren komt als een carrière-ambtenaar, die vanaf 1947 zijn werk gewoon zo goed mogelijk wilde doen; ongeacht alle druk vanuit de politiek. Zo had de man een afkeer van de militaire acties die de CIA terloops organiseerde, en de coups waaraan overal werd meegeholpen. Hem ging het er om zo goed mogelijk informatie te verzamelen, en te ontsluiten.

Juist doordat Richard Helms zulke duidelijke ideeën had over wat goed inlichtingenwerk behelsde, bleek The Man Who Kept the Secrets me nog onverwacht veel te geven als boek.

Tegelijk is het duidelijk, helemaal sinds de illegale inval in Irak, dat geheime diensten pionnen zijn geworden in de schaakspelletjes van politici. Die van hun inlichtingdiensten allereerst willen horen wat hen goed uitkomt. En die er daarmee lak aan hebben wat waarheid zou zijn. Terwijl geheime diensten er toch ooit nu net kwamen om hun broodheren de beste en daarmee ongekleurde informatie te kunnen verschaffen.

Thomas Powers, The Man Who Kept the Secrets
Richard Helms and the CIA

393 pagina’s
Weidenfeld & Nicholson, 1979