Boekenbusiness ~ André Schiffrin

Vroeger was het beter. Althans, vroeger was het beter voor degene die deze uitspraak doet, en daarbij terugblikt op wat er in zijn of haar leven veranderde. Punt is alleen dat er over veertig vijftig jaar ook weer mensen zullen zijn die nostalgische gevoelens zullen koesteren over het jaar 2012. Terwijl dat helemaal niet kan, volgens de eerste criticaster.

In het boekenvak schijnt de nostalgiegrens op zo’n vijfendertig jaar te liggen — ofwel op iets minder dan de duur van een loopbaan is. Da capo. Dat geldt voor elke generatie. Er zijn vast nog wel ergens uitspraken te vinden van iemand die de uitvinding van Gutenberg’s drukpers de dood van het boekenvak vond.

Socrates fulmineerde al tegen het schrijven überhaupt.

Uitgever André Schiffrin kijkt in de The Business of Books terug op hoe de boekenmarkt in de VS verzakelijkte in de loop van de jaren zeventig, tachtig, en negentig.

Dat levert een aardig kijkje op in de keuken van een grote uitgeverij als Random House. En ook als autobiografie van een arbeidzaam leven biedt het boek wel wat. Schiffrin kan er onder meer op bogen met succes boeken uit het publieke domein goedkoop in paperback te hebben uitgegeven. Zijn vader bedacht dan weer de Pléiade-reeks; en die wist iets beter te beklijven.

Maar veel meer is het niet wat De boekenbusiness te bieden heeft. Voor een deel kan de eenzijdigheid van het boek komen doordat de tekst uit 2000 of 2001 stamt. Dat is een jaar toen de e-reader bijvoorbeeld al wel bestond, maar nog geen publiek had. Laat staan dat de traditionele uitgeverijen er toen al aan dachten om boeken elektronisch te publiceren.

Dat er maar éen manier was om boeken uit te geven, en onder de aandacht te brengen, lag daarmee nog muur- en muurvast.

De verontwaardiging in Schiffrin’s essay lijkt ook vooral te zijn gebaseerd op het idee dat goede uitgeverijen moeten sturen wat het publiek hoort te lezen. En zo bezien wordt het pijnlijk dat de beroemdheidjes van het moment miljoenen aan voorschot krijgen voor hun memoires, terwijl hoogwaardige literatuur van elders het land niet eens binnenkomt, alleen al omdat daar een vertaling nodig is; en het grote publiek geen vertalingen leest.

De schrijver negeert alleen de vraag wat het publiek wel tot lezen aanzetten kan. Naast een aanbod van goede titels.

Ik ben toch geneigd om bijvoorbeeld om de mensen die opgroeiden tijdens de depressie van de jaren dertig als de laatste echt geletterde generatie te zien. Auteurs als Saul Bellow, die uit deze periode stamt, gaan naar mijn idee anders met taal om dan de schrijvers uit latere leeftijdscategorieën. Zijn universum was aanmerkelijk taliger. Dat van zijn opvolgers is bijvoorbeeld al veel meer gekleurd door de beeldenrijkdom van de televisie; zij kunnen werken vanuit de zekerheid dat het publiek verteltechnieken zou begrijpen die de TV hen al geleerd had.

Een goed verhaal over het boekenvak, of de handel in bedrukt papier, zou dus het persoonlijke moeten overstijgen. En iets aan cultuurstudie horen in te brengen, om aannemelijk te worden.

Schriffrin kan bijvoorbeeld wel verontwaardigd zijn dat de boeken zo veel duurder werden dan ze in zijn begintijd als uitgever waren. Toen hadden paperbacks nog de prijs van een pakje sigaretten. Maar zo’n statement is leeg zonder de kennis over hoe het besteedbaar inkomen van de gemiddelde boekenkoper veranderde in de tijd. En welk deel van dat inkomen zij besteedden aan vermaak, zoals lezen. En hoeveel tijd zij gemiddeld hebben per dag voor hun vermaak, zoals lezen.

Bovendien, roken is ook al niet zo populair meer.

André Schiffrin, De boekenbusiness
Hoe het grote geld het boekenvak en het lezen heeft veranderd

Met een nawoord van Laurens van Krevelen
191 pagina’s
Wereldbibiotheek, 2011
vertaling van: The Business of Books, 2001