dit is het dossier:

Ruud Stokvis

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Fitter, harder & mooier ~ Ruud Stokvis & Ivo van Hilvoorde

Een filosoof [Van Hilvoorde] en een socioloog [Stokvis] schreven tezamen een cultuurgeschiedenis van de fitnesscultuur in Nederland. Daarmee terecht illustrerend dat er enorme verschillen zijn in waarom mensen zich vroeger lichamelijk inspanden, en de redenen van nu. Tegenwoordig is bewegen voor velen geen doel meer, maar een middel — om er gezonder of mooier uit te zien.

De kracht van dit boek is de systematische opzet, en dat is meteen ook de zwakte ervan.

Goed om te lezen was het hoe de auteurs onderscheid aanbrachten tussen de verschillende soorten sporten, en hun geschiedenis. Georganiseerde competitiesport ontstond om andere redenen dan heil- of schoolgymnastiek, laat staan als bodybuilding.

Vooral de oorsprong van al deze bewegingsvormen krijgt ruim aandacht, en de betreffende hoofdstukken zijn regelmatig feestelijk geïllustreerd.

Wat me aanmerkelijk minder beviel, was dat alle trends in het bewegen van dit moment voornamelijk met cijfermateriaal zijn geïllustreerd. Waarbij de auteurs ook nog hardop klagen dat het aantal hardlopers zo veel jaar geleden anders geteld werd dan tegenwoordig; zodat ze eigenlijk gissen.

Dan laten ze bijvoorbeeld wel zien dat de gymnastiekverenigingen met hun duffe zaaltjes — die al honderd jaar hetzelfde zijn ingericht — minder aantrekkelijk werden dan de sportschool is. Maar dan speelt er een vergelijkbare trend naar individualisering in het hardlopen, en daar wordt niets mee gedaan.

Gezien het enorme aantal hardlopers had de KNAU de grootste sportbond van Nederland kunnen zijn — toch is de atletiekunie er nooit in geslaagd al die nieuwe aanwas aan zich te binden. Maar waarom? Daar is elders toch echt over geschreven…

Soms volstaat alleen het benoemen van een cijfermatige trend dus simpelweg niet. Dit is wat ik ermee bedoel dat het boek soms wat vervelend systematisch blijft; daardoor komt de inhoud niet van de onderliggende schema’s los.

Wat ik verder miste was aandacht voor bijvoorbeeld de fiets — dat hier zo gebruikelijke vervoermiddel. Bijvoorbeeld omdat de fiets zo vaak genoemd wordt als een reden dat de Nederlanders nog niet zo obees zijn als Amerikanen.

Het lijkt me namelijk altijd nog slimmer om de hele dag meer te bewegen, dan om twee keer per week naar de sportschool te gaan, en daarna uren op de bank uit te puffen.

Sowieso had er van mij aandacht mogen uitgaan naar vergelijkingen van dagelijkse bewegingspatronen toen en nu; ofwel er mist me te veel echte cultuurgeschiedenis. Want, waarom komen mensen ineens beweging tekort?

Verder is mij wat te zeer bezuinigd op de eindredactie. Er staan regelmatig misbaksels van zinnen in, net als dat er slordigheden in de tekst voorkomen [zo is het Freikörperkultur, ipv het telkens gebruikte Freie Körper Kultur].

Ruud Stokvis & Ivo van Hilvoorde, Fitter, harder & mooier
De onweerstaanbare opkomst van de fitnesscultuur

250 pagina’s
De Arbeiderspers/Het Sporthuis, 2008

Lege kerken, volle stadions ~ Ruud Stokvis

Dit boek riep voornamelijk éen vraag op. Heeft de socioloog Ruud Stokvis misschien vermoed een interessant onderwerp te gaan bestuderen omdat de sportjournalistiek hier doorgaans zo armoedig is van stijl?

Sport gelijkstellen aan religie gebeurt toch allereerst bij schrijvers met zo weinig gevoel voor proportie dat bij hen de stijlbloempjes welig tieren; zoals in de sportverslaggeving normaal is; vanwege de tergende verslaving aan de hyperbool daarin. Enkel bij dezulken wordt een overdekte ijsbaan tijdens een kampioenschap ineens een schaatstempel. Slechts bij hen heet een toevallig leuk presterend elftal aan voetballers ineens een verzameling godenzonen.

Auteurs met een realistischer perspectief zouden over ‘opvallend ongemotiveerde miljonairs’ schrijven, als het gaat om de teleurstellende prestaties van het Nederland voetbalelftal van het moment. Alleen leest iemand die niet in voetbal is geïnteresseerd geen teksten over voetbal; dus blijft een realistischer weging van wat er op al die velden gebeurt doorgaans uit. Sportverslaggeving blinkt derhalve niet uit in objectiviteit.

Preken voor eigen parochie vinden alleen op tal van gebieden plaats; niet enkel in de sportjournalistiek.

Stokvis moest zijn eigen onderzoek doen naar de vraag of sport niet de plaats van religie aan het innemen is in de samenleving. Wellicht is ook dat een makke van het boek.

Leunen op voorbeelden van Amerikaanse sociologen kon namelijk niet. Want daar kalft de religiositeit veel minder snel af dan in het inmiddels al zo seculiere Nederland. Bovendien is de sport in dat land heel anders georganiseerd. Terwijl hier alles draait om plaatselijke clubs, zijn het daar de high schools en universiteiten waar de meeste activiteiten plaatsvinden; en voor wie dat bovendien niet zelden een belangrijke economische activiteit is.

Lege kerken, volle stadions was het best als de schrijver zich puur aan de feiten hield, en mij dan zeker nog weleens iets nieuws vertelde. Zo wist ik niet dat de Amerikaanse kerken zoveel eerder en beter meebogen met de maatschappelijke ontwikkelingen dan de onze omdat ze daar die vrijheid hadden. De VS heeft nooit een staatsgodsdienst gehad. En de gezindten die wel een centraal gezag hebben, zoals de katholiek kerk, zijn er in de minderheid.

Ook was aardig om te lezen wat de kerken in Nederland zoal aan te merken hebben gehad op het bedrijven van sport. Van nogal wat protestanten mag nog altijd niets op zondag, terwijl de katholieken vooral strikt op de kledingsvoorschriften waren. En beide hadden vanzelfsprekend iets tegen activiteiten van jongens en meisjes samen.

Vervelend was Lege kerken, volle stadions nog niet eens alleen door het academees van Stokvis, met al die verwijzingen in de lopende tekst. Of om diens herhaalde stijlfout om steeds naar ‘de sport’ te verwijzen met ‘het’.

Mij werd gewoon niet duidelijk waar Stokvis het over had als hij sport bedoelde. Want het ene moment gaat de tekst over topsport, of de supporters daarvan. Maar als hij het over de bindende kracht heeft die sport gemeen heeft met de kerken bedoelt de schrijver toch echt breedtesport; en wat er bij al die lokale verenigingen gebeurt.

Doordat de auteur in het vage blijft, komt hij alleen wel heel makkelijk weg met een premisse die nooit bewezen wordt in het boek. Want zo goed gaat het tegenwoordig helemaal niet meer met sportverenigingen. Het uitgangspunt van Stokvis dat sport almaar meer belangstelling vindt, hoeft helemaal niet te kloppen.

Zijn er alleen wel nog zo veel andere en strikt individuele activiteiten die enige lichaamsbeweging vergen en daarom sport zouden kunnen heten.

Want is het winkelen op zondag van tegenwoordig bijvoorbeeld niet ook een sport voor velen? Volg de etymologie van het woord — dat van het oud-Franse ‘desport’ komt, wat vermaak of recreatie betekende — en zie alleen al hoeveel enger de interpretatie van het begrip geworden is.

Toch, uit vissen gaan, met een hengel? Is dat een sport of niet?

Ofwel, de schrijver plaatste voor zijn boek een maatschappelijke verschijnsel wat heel duidelijk te omschrijven is, georganiseerde religie, tegenover een ander van een aanzienlijk diffuser aard. Dus is Stokvis misschien niet eens kwalijk te nemen dat hij zo in het vage blijft over sport. Of dat zijn conclusies daarmee als vanzelf wat gratuit worden.

Ik las dit boek om de plots gerezen vraag waarom wij strijd, en alle bijbehorende oorlogsmetaforen, zo verheerlijken in onze samenleving. Lege kerken, volle stadions bracht me niet veel verder op die verkenningstocht. Want dat in de VS sport ook zo groot is, omdat de inwoners er menen dat sport je voorbereidt op een bestaan waarin er als vanzelfsprekend ‘winners’ zijn en ‘losers’, dat was me al bekend.

Ruud Stokvis, Lege kerken, volle stadions
Sport en de sociale functies van religie

220 pagina’s
Amsterdam University Press, 2013