Mens als metafoor ~ Pieter Vroon en Douwe Draaisma

De mooiste boeken staan soms al lang in de kast. Ik zag dat dit boek opnieuw is uitgegeven. Vroeg me af waarom, omdat het toch al vijfentwintig jaar oud is. Las, en kon de uitgever niets anders dan een groot gelijk geven.

Boeken als De mens als metafoor zijn altijd frisse oerbronnen. Die zouden eigenlijk permanent in druk moeten blijven; hoogstens af en toe bijgewerkt met de allerlaatste wetenschappelijke inzichten. Om zo elke generatie opnieuw een helder inzicht te bieden in wat kennis is, en wat niet. Want, weliswaar proberen wij allen wel zo goed mogelijk vast te leggen wat we weten, tegelijk falen we daarin, door de keuzes die we noodgedwongen ter verklaring maken.

In de eerste plaats is dit boek een elegante inleiding in de wetenschapsfilosofie. Vervolgens wordt deze kennis toegespitst om nogal kritisch naar de ontwikkeling van de psychologie te kijken. Want, die heeft wel heel wetenschappelijke pretenties, maar kan deze nauwelijks waarmaken.

Mede geïnspireerd door hun veelal technische metaforen, proberen psychologen wetenschappelijk te lijken door de natuurkunde te imiteren. Zij baseren zich daarbij echter meer op de natuurkunde zoals die op school wordt onderwezen dan op de feitelijke structuur van het vak. Place wijst erop dat ongeveer de helft van alle natuurkundige publikaties van theoretische aard is, waarbij zelfs niet eens naar proefnemingen wordt verwezen. In de psychologie staat daarentegen het kralen rijgen in de vorm van het genereren van nieuwe feiten en feitjes centraal, die bijna per artikel theoretisch worden ‘verantwoord’. […] Dat geheel leidt tot een richtingloos en onsamenhangend gebeuren, waaruit langzamerhand niemand meer wijs kan worden. [257 – 258]

Centraal in dit boek staat het gebruik van metaforen, om wetenschappelijke inzichten te verduidelijken. Daarbij bestaan er verschillende soorten metaforen; Vroon en Draaisma laten ook een heel rijtje definities en functiebeschrijvingen passeren, zonder hierbij zelf tot een eigen interpretatie te komen. Het is hen met dit boek vooral te doen om te tonen welke metaforen gebruikt zijn om het functioneren van mens en dier te verduidelijken, en wat daarbij dan de problemen zijn; of waren.

Zo is momenteel nog steeds geliefd om het brein te vergelijken met een computer, waar dit voorheen de radio was, en daarvoor nog de klok. Telkens hebben wetenschappers ter vergelijking de meest geavanceerde techniek gekozen die op dat moment maar beschikbaar was.

Punt is alleen wel dat het gebruik van zo’n metafoor niet alleen kan verduidelijken, maar ook kan verblinden. Vroon en Draaisma schrijven ergens dat alleen al het bestaan van het woord flogiston, voor de stof die vuur mogelijk maakte, het nutttige denken over de thermodynamica tijden vertraagd heeft.

En bij het gebruik van ‘computer’ als metafoor voor het menselijke brein, is inmiddels het probleem opgetreden dat ook niemand meer exact kan uitleggen hoe computers hun resultaten behalen. Daarvoor zijn die apparaten, en hun besturingssystemen, te ingewikkeld geworden. Dus leggen computerexperts het functioneren van hun vondsten uit, met dezelfde metaforen die ooit bedoeld waren om de werking van de menselijke geest te verklaren.

Zo blijft het pielen.

Met onze zelfkennis is het niet anders gesteld: we hebben te maken met een gesloten circuit waar in het antwoord de vraag beïnvloedt en de vraag het antwoord, en er is geen einde. De mens kan hoegenaamd niets over zichzelf als geheel zeggen. Het is invoelbaar dat weinigen hiermee tevreden zijn en zoeken naar stelsels of principes die deze cyclus tot rust brengen. Sekten, levensbeschouwingen en religies voorzien hier veelal in door archimedische punten te leveren waarop de lus wordt opengebroken (‘ik ben de alpha en omega, het begin en het einde’). [267]

Pieter Vroon en Douwe Draaisma, De mens als metafoor
Over vergelijkingen
van mens en machine
in filosofie en psychologie
303 pagina’s
Ambo, Tweede herziene druk, 1985