Grens ~ Enno de Witt

Vlakbij waar ik woon, heet het Buitenstverlaat. Daar houdt de wereld op, omdat het land er overgaat in water. Oek de Jong heeft de plek zelfs nog op die manier beschreven in zijn debuutroman Opwaaiende zomerjurken.

Nu is het water bij het Buitenstverlaat niet zo breed. De overkant blijft altijd zichtbaar. Alleen heugt het me niet ooit aan die overkant te zijn geweest. Waarschijnlijk is er ook niets te beleven. En al loopt er een weg, die gaat niet pal langs het water.

Friesland, helemaal in de zomer, blijft een land vol natte en onverbiddellijke grenzen. Eenmaal het toeristenseizoen begonnen is, lijken sommige bruggen meer open te staan dan dicht, om alle ruimte te bieden aan het bootjesvolk. Wat mij dan nogal benadrukt dat bruggen grensposten zijn, die het land aan de andere kant lang buiten bereik weten te houden.

In De grens van Enno de Witt worden zowel de natuurlijke als de kunstmatige randen van Nederland verkent.

En bij die kunstmatige landsgrenzen blijkt het toeval nogal eens een rol te hebben gespeeld. Moest er een schuur, of een paar huizen, nog bij Nederland horen, week de grens op die plek voor het gemak even uit op de kaart.

Bij landsgrenzen speelt bovendien altijd dat er minstens twee partijen recht menen te kunnen doen gelden op de grootste wijsheid. Dus bestaan er nog altijd merkwaardige enclaves van België in ons Brabant. Dus steggelen Nederland en Duitsland nog immer over van wie de Dollard nu precies is. Dus loopt de rivier de Maas door Nederland, en niet door Pruisen; want dat wilden de Fransen indertijd nu eenmaal niet.

De Witt cirkelt in zijn boek met de klok mee van onder de Rijn, via Limburg, Brabant, en Zeeuws-Vlaanderen, langs de kust helemaal naar Delfzijl, om vervolgens weer de landsgrens tot de Rijn te volgen. Geschiedenislessen worden daarbij gemengd met plaatselijke anekdote; heel diep graaft de schrijver daarbij zelden, onderhoudend is hij wel.

En de voornaamste constanten zijn dat er aan de landsgrenzen ooit stevig gesmokkeld werd — al is dat natuurlijk relatief, want hoe lang bestond dat Nederland met die bewaakte grenzen nu echt?

Aan de kustlijn daarentegen speelt vanzelfsprekend de eeuwige strijd tegen het water.

Persoonlijk had ik graag wat meer gelezen over hoe Noord-Holland vorm kreeg, of hoe de Middelzee in Friesland verdween, of desnoods hoe de stad Groningen ooit een zeehaven was. Maar De Witt negeert de meeste van zulke ontwikkelingen. Hij neemt in zijn boek trouwens ook de Waddeneilanden als buitenste grens van Nederland.

En dan zullen veel van die inpolderverhalen vergelijkbaar zijn — helemaal als er af en toe een ramp tussendoor komt, en de waterwolf weer eens toe bleek te hebben geslagen.

Punt was voor mij bij het lezen dat ik me te weinig van die grensgebieden voor de geest kon halen. Externe kaarten helpen dan niet; hoe rijk het kaartmateriaal online ook is. Verhalen worden nu eenmaal aardiger als ze echt te plaatsen zijn.

Dus is De Grens misschien nog wel het meest een ondersteunende reisgids, die de verhalen biedt, voor een lange verkenning ooit. Die er waarschijnlijk nooit van komen zal. Grenzen zijn nu eenmaal zo vaak ook mentale constructies.

Enno de Witt, De grens
Langs de randen van Nederland

463 pagina’s
Athenaeum’Polak & Van Gennep, 2013