Wrede god ~ A. Alvarez

Een oordeel zegt al gauw meer over de beoordelaar dan over het beoordeelde. Helemaal bij boeken. Dus dan mag bijvoorbeeld een Jeroen Brouwers De wrede god het meesterwerk hebben genoemd over zelfmoord in de literatuur. En dan betekent dit weinig.

Brouwers toonde zich later namelijk nogal gefrustreerd dat zijn eigen studie over schrijvers die zichzelf ombrachten, De laatste deur, niet spontaan had geleid tot reeksen aan eredoctoraten en ridderordes. En zo bijzonder is dat boek niet, als het Brouwers in het algemeen over zelfmoord schrijft — hoe geslaagd de schrijversportretten verder ook zijn die het biedt.

Meesterwerken met een blijvende waarde zijn er nu eenmaal weinig. Op welk gebied ook. En een boek kort na verschijning tot meesterwerk benoemen, blijft een hachelijke zaak. Ook voor De wrede god geldt dat een flink deel van de inhoud inmiddels in de tijd is achtergebleven — een bezwaar dat non-fictie nu eenmaal zo veel makkelijker heeft dan fictie. Kennis groeit. Belangstelling verschuift. Accenten verwisselen.

Van een eeuwige schoonheid zijn wel het openingshoofdstuk en het slotdeel van het boek. Alvarez kende Sylvia Plath van redelijk nabij — hij was poëziecriticus — en maakte haar mee in de jaren tot ze thuis in de keuken met haar hoofd in de gasoven ging liggen.

Alvarez meent dat die zelfmoord niet gepland was — ondanks dat Plath de kieren in de keukendeur had dichtgestopt, om te voorkomen dat haar kinderen ook bedwelmd zouden worden door het gas.

Voor Plath’s eerdere pogingen om een einde aan haar leven te maken waren namelijk betere redenen geweest. Juist nu leek ze haar leven weer op orde te krijgen.

En dan is er ook nog zijn eigen zelfmoordpoging, waarvan de fijne details in het midden blijven. Er was iets met een echtelijke ruzie en een te veel aan opgespaarde slaappillen. Het einde van dat huwelijk leek ook de redenen weg te nemen om dan maar helemaal uit het eigen leven te stappen. Alvarez’ korte bijna-dood-therapie maakte zijn bestaan na afloop beter. Zelfmoord kan een uitweg zijn, maar is dat niet voor hem.

Het middendeel van De wrede god biedt onder meer een cultuurhistorische beschouwing over zelfmoord.

En die is nog altijd nuttig als Alvarez toont hoe anders de oude Romeinen in het leven stonden, en hoe geaccepteerd de balanszelfmoord was bij hen. Vanzelfsprekend veranderde deze kijk op leven en dood door de christenen — oorspronkelijk een sekte van armen en verworpenen. Want deze lieden hadden nu eenmaal het idee dat het aardse leven helemaal niets voorstelde vergeleken met alle geweldigs dat daarna nog wachtte. Maar de komst van dat hemelrijk bespoedigen door zelfmoord te plegen, mocht van hen niet.

Helaas is veel in dit boek ontleend aan het eerdere werk van Erwin Stengel in diens standaardboek: Suicide and attempted suicide.

Helaas ook voert Alvarez vervolgens de oude Freud op als voornaamste verklaarder van waarom mensen zelfmoord plegen.

En hoe meer ik lees over Freud’s gewrongen verklaringen, hoe idioter het wordt dat diens denkbeelden ooit zo zeker als waarheid verkondigd zijn.

Vanzelfsprekend. Er zijn de laatste decennia bibliotheken vol geschreven over zelfmoord als fenomeen. Al zijn de meeste boeken over dit onderwerp van sociologen of auteurs met een medische achtergrond, dan wel éen in de psychologie. Een meer menselijke maat stellen tegenover boeken vol cijfers en statistieken is zeer gewenst, juist bij een onderwerp als de dood. Literair georiënteerde schrijvers kunnen dan zo’n menselijke maat geven.

Maar The Savage God [De wrede god] bleek allereerst een boek uit 1971 te zijn. En dat is in nogal wat opzichten al een tijd terug. Alvarez bevecht voor een deel nog demonen en taboes die geruisloos hun kracht verloren hebben.

A. Alvarez, De wrede god
Een studie over zelfmoord

330 pagina’s
De Arbeiderspers, 1974
vertaling van The Savage God, 1971