Moderniteit en overheidsbeleid ~ Maarten Arentsen en Willem Trommel ed.

Boeken zijn op verschillende manieren te lezen. De meest gebruikelijke is om je geheel over te geven aan de auteur, en erop te vertrouwen dat die je op aangename wijze van kaft tot kaft zal leiden. Ik kan dat maar zelden. Bij mij is lezen niet zelden juist een gevecht tegen de schrijver.

Waarom zou ik een schrijver vertrouwen? Waarom kloppen diens beweringen? En misschien wel de belangrijkste vraag: wat staat er allemaal niet in het boek, en waarom is dat dan wel?

In die zin bestaan er ook nauwelijks onbruikbare boeken voor mij; alles dat mij aanzet tot nadenken, en daarmee mijn inzichten vergroot, heeft nut gehad.

Moderniteit en overheidsbeleid werd geschreven als reactie op de kritiek van Pim Fortuyn. Want, klopte het wat die zei over de falende overheid? En als de overheid faalt, waar ligt het dan aan?

Om dit te onderzoeken hebben zeven verschillende auteurs, allen werkzaam in de bestuurswetenschappen, elk een beleidsterrein onderzocht dat meestal al jaren problemen oplevert. Dit zijn:

  1. de WAO;
  2. het universitaire stelsel;
  3. de gezondheidszorg;
  4. de arbeidsvoorziening;
  5. veiligheid;
  6. de integratie;

Conclusie is daarbij niet zelden: dat de overheid door zijn eigen beleid ook zelf steeds nieuwe problemen oproept. Maar tegelijkertijd is het niet waar dat er alleen maar gefaald wordt. Dat dit idee bestaat, komt volgens de auteurs ook omdat het publiek steeds makkelijker onmiddellijk bereid lijkt dat beeld van die falende overheid te accepteren.

Wat ik bij die conclusies evenwel deerlijk miste, was een werkelijk adequate analyse van hoe de politieke besluitvorming in Nederland werkt. Er wordt te veel vanuit theorie gedacht; beleid loopt altijd achter op ontwikkelingen, zo staat in dit boek. Ja, dat klinkt logisch, maar vraag je dan ook af waarom dat komt, denk ik dan.

Het openbaar bestuur is hier bijvoorbeeld bijna totaal vervlochten met politiek. Dat alleen al heeft enorme consequenties. Omdat in Nederland een klein land is, waarin alleen coalities regeren, komen politici en bestuurders elkaar telkens tegen, ook al zijn ze misschien dan van positie gewisseld. Een enorm probleem lijkt mij dat hierdoor bijna niemand op zijn persoonlijke falen af te rekenen is. Dit kan namelijk de prettige samenwerking in de toekomst bemoeilijken.

Als gevolg daarvan worden de gevolgen van beleid waarschijnlijk ook te zelden geanalyseerd, want waarom zou men? Of omgekeerd: welk nut heeft visie, als het hebben van een visie alleen maar de verplichting oproept anderen eerst te moeten overtuigen omdat zij nog allemaal niet zo denken?

Daarnaast komt in de probleemanalyses in dit boek te zelden aan bod waar de gevestigde belangen precies zaten, en wat voor invloed die hebben op voorgestelde beleidswijzigingen.

Wat bij mij tot de vrij harde conclusie leidt: als overzicht van de ontwikkelingen op de probleemterreinen biedt dit boek veel. Maar dat is niet het moeilijkste. Pluk een kaartenbak, of een ander archief leeg, en zo’n verhaal is vrij makkelijk te schrijven. In die zin is veel in dit boek eerder journalistiek dan wetenschap.

Het echte inzicht biedt dit boek dan ook niet. Misschien omdat de auteurs zich te zeer beperken tot het beschrijven van de ontwikkelingen alleen. Maar waarschijnlijk toch omdat ze te veel over het bestuur in Nederland als vanzelfsprekend aannemen, en daarom niet meenemen in het verhaal.

Maarten Arentsen en Willem Trommel ed., Moderniteit en overheidsbeleid
Hardnekkige beleidsproblemen en hun oorzaken

232 pagina’s
Uitgeverij Coutinho, 2005