dit is het dossier:

Bashō

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Herfstwind dringt door merg en been ~ Bashō

Het is als lezer goed om zo af en toe buiten de eigen comfortzone te treden. Alleen blijft een probleem bij boeken uit een andere cultuur, of een andere tijd, dat de afstand tot de auteur toch niet altijd te overbruggen is. Kan de uitgever, of de samensteller, nog zo zijn best hebben gedaan het werk te ontsluiten.

Deze bloemlezing uit het werk van de Japanse dichter Matsuo Bashō [1644 – 1694] zei me weinig. Ondanks de inleiding van vijfentwintig pagina’s, ondanks het notenapparaat van 54 bladzijden daarbij. En ik denk dat dit is omdat de schrijver alleen in gestileerde vorm tot mij komt.

Aan het Hoofdkussenboek van Sei Shōnagon, om me tot dezelfde cultuur te beperken, is bijvoorbeeld boeiend dat de schrijfster soms zo herkenbaar eeuwig mens werd — niet al haar aantekeningen waren dan ook bedoeld voor de openbaarheid.

Als Bashō al emoties overbrengt, is dat altijd indirect. En daarmee te onderkoeld en geladen met niet direct toegankelijke symboliek.

Bashō heeft bijvoorbeeld de beroemdste dichtregels in het Japans op zijn naam staan.

De oude vijver: een kikker springt erin, de klank van water.

Daar bestaan honderden vertalingen van in het Engels. En typerend aan dit boek is dat Jos Vos uitgebreid moeite doet om uit te leggen dat die kikker een symbool voor de lente is, in de poëzie, en zo meer. Alleen hoort daar dan automatisch het symbool ‘stromend water’ bij. Dus was het schokkend dat Bashō die stroming ineens verving door de stilstaande poel.

Dat is op zich niet oninteressant. Maar door zo’n voorbeeld wordt ineens ook duidelijk dat het een gigantische investering in tijd kost om zelfstandig iets met zulk werk aan te kunnen vatten.

Van de weeromstuit vond ik de parodieën op Bashō’s werk nogal veelzeggend worden.

Een nieuwe vijver, zonder het geluid van springende kikkers.

Bashō, De herfstwind dringt door merg en been
Gekozen, vertaald, geannoteerd en ingeleid door Jos Vos

167 pagina’s
De Arbeiderspers, 2001
Privé-domein 242

Smalle weg naar het verre noorden ~ Bashō

Het makkelijkst schrijft het aan familie, of heel goede bekenden. Die weten al zo veel, en kunnen zich daardoor makkelijker inleven; hebben aan een half woord genoeg.

Schrijven voor een groot publiek is daarentegen het moeilijkste wat er is. Niets mag dan bekend worden verondersteld. En leg maar eens alles uit dat de domste lezer begrijpen moet zonder daarbij een slimmer publiek te vervelen.

Mijn bewondering gaat daarom vanouds uit naar de grote communicatoren. Zolang deze hun vaardigheden tenminste niet gebruiken om iets te verkopen.

Misschien heb ik daarom niet veel op met de schrijvers die zich richten op een kleine kliek aan geestverwanten — zoals nogal wat filosofen doen, en ook aardig wat dichters.

Zulke auteurs schrijven niet alleen brieven aan hun nichtje, ze hebben dat nichtje vaak eerst ook nog verwekt en opgevoed; zo niet gedrild tot applausmachine. Anders volgt immers uitstoting uit de familiekring. Aan hun teksten kleeft voor mij altijd de rotte stank van bedrog.

Dus toen ik opnieuw een boek van de beroemde Japanse dichter Bashō [1644 – 1694] probeerde — in de hoop dat een oude prozatekst toegankelijker zou zijn dan diens klassieke poëzie, in de hoop een tweede ‘hofreis’ te krijgen — was het niet de afstand in tijd, of het verschil in cultuur dat onoverbrugbaar bleek.

Bashō’s reisboek De smalle weg naar het hoge noorden is een tekst voor slechts heel fijne luiden.

Hij reisde nu eenmaal door een landschap dat al eeuwen door voorgangers beschreven was. En Bashō zocht al deze bezongen plekken op – misschien was dit zelfs wel het hoofddoel van diens pelgrimage.

Dus wordt een kortaf en zakelijk verslag telkens afgewisseld met een toepasselijke regel uit de klassieke Japanse poëziecanon. Die mij als oningewijde lezer natuurlijk geheel niets zei.

Aan originele tekst bevat dit deeltje privé-domein dan ook net achtentwintig [28] bladzijden. Aan inleiding biedt het al zes pagina’s, en aan commentaar zevenenzestig [67]. Daarnaast bevat dit boek nog twee delen met haiku’s, en ook weer de toelichting daarop.

En natuurlijk heb ik al die teksten gelezen. Daar de tijd voor genomen zelfs. Om even vanzelfsprekend te weten dat er niets van zal blijven hangen, na nu.

Maar mooi dat ze er zijn, zulke boeken.

Bashō, De smalle weg naar het verre noorden
Gekozen, vertaald en ingeleid door Jos Vos
186 pagina’s
De Arbeiderspers, 2005
privé-domein nr. 256