Pijn in het peloton ~ Pieter Cramer & Frans Bevers

Voorname reden om een boek te lezen dat enkel gaat over de pijn bij professionele wielrenners was omdat ik ideeën heb over fietscomfort die niet heel modisch zijn. Vooroordelen, zo u wilt.

Tegelijk zegt mijn gezond verstand wel dat deze inzichten deugen. Want nooit heb ik pijn bij het fietsen, of daarna. Zoals het hoort. Terwijl ik gemiddeld genomen toch elke drie jaar de hele omtrek van de aarde afleg.

Beroepswielrenners maken nog meer kilometers per jaar, en leggen de hunne bovendien sneller af. Alleen doen zij dat wel op superstijve fietsen. En het oude staal dat ik berijd is aanzienlijk comfortabeler. Bovendien buigt zo’n fiets op tal van punten met mij mee, en is het niet zo dat mijn lijf zich te plooien heeft naar de onwrikbare dimensies van zo’n lichtgewicht wonder van carbon.

Op al mijn fietsen gaat de punt van het zadel op den duur iets naar links wijzen. En met een leren zadel kan dat ook best. Terwijl op een modern tuig de zadelpen gauw eens ovaal is, waardoor die niet draaien kan, en ook het onderstel van het zadel van carbon werd gemaakt, waar niets aan te verbuigen valt.

En inderdaad blijkt uit Pijn in het peloton dat het problemen kan opleveren als je lichaam niet helemaal symmetrisch is — wat het bij niemand zal zijn — en je tuig je toch duizenden kilometers in een houding dwingt waarin iets wordt geforceerd.

Zitten de voeten van profs ook nog eens moervast aan de pedalen, waardoor het nogal nauw steekt of daardoor de knieën wel helemaal goed blijven scharnieren.

Pijn in het peloton is gebaseerd op een hele reeks interviews met renners, oud-profs, en een enkele verzorger, en soms een medicus voor de details. En veel van de dertien beruchte blessures uit de subtitel van het boek komen voort uit een val. Bij zo’n val kan aan vrijwel elk onderdeel van het lichaam iets kapot. Door de aard van het boek wordt daarover vooral in anekdotes gepraat — hoe lang het herstel duurde bij zo’n renner, en of volledig herstel wel mogelijk was.

Interessanter, want veel geheimzinniger, vond ik de meeste andere kwalen. Hartritmestoornissen die ineens een probleem worden, grote aders in de lies die plots gaan kronkelen en kracht wegnemen, of de inspanningsastma waar hele pelotons aan leiden, en al helemaal de dodelijke vermoeidheid die schijnt te horen bij het bedrijven van topsport.

Van Peter Winnen was me al bekend dat hij zich de eerste drie jaar van zijn profcarrière zo had moeten forceren dat hij de volgende drie jaar niet meer op zijn oude niveau kon presteren. Alleen was hij actief in de jaren tachtig toen ze zelfs in de sporten met goede ideeën over training nog amper iets wisten. Bovendien raceten de renners indertijd nog het hele jaar, in plaats van naar éen twee wedstrijden toe te pieken.

Marianne Vos verloor recent bijna twee jaar aan overtraindheid. Onder meer omdat ze nog harder ging trainen toen de resultaten minder werden — zoals de standaard reflex schijnt te zijn bij beroepssporters, altijd bang om te weinig te doen voor hun sport.

Maar goed, gezien het tal burn-outs onder de beroepsbevolking lijdt onze hele samenleving onder het idee dat rust en relativering schadelijk zou zijn. Niet alleen bij de begeleiding van topsporters schort er van alles.

Pijn in het peloton had me wat te weinig over de pijn die een sporter voelt tijdens een wedstrijd, bezig om zijn of haar lichaam met een inspanning te vernielen. Hoe het is om een veel te steile helling op te rijden aan het einde van een wedstrijddag op de fiets. Niet genoeg anekdotes over de keren dat het wel lukte om een race te winnen ondanks alle pijn, naast alle keren dat het mislukte en daarmee nog echt even zeer bleef doen.

Het boek ontwijkt bovendien éen van de grote controverses in de wielersport van de laatste jaren — die van het gebruik van bovenmatig zware pijnstillers tijdens een race. Oud-prof Lieuwe Westra slikte Tramadol voor een tijdrit. Anderen deden dat ook tijdens races met een heel peloton, wat ze tot levensgevaarlijke zombies op de fiets kon maken. Daarom is Tramadol-gebruik sinds kort verboden in de wielersport.

En goed, dan ligt het verhaal over de pijnstillers misschien te veel in het verlengde van alle verhalen over doping — die deels ook altijd bestaan heeft uit het wegnemen van pijn bij de renners. Zo’n onderwerp helemaal negeren maakt een uitgave als deze alleen dan ietwat romantisch. Mede doordat nu erg de nadruk ligt op het gegeven dat wielrenners heel wat pijn kunnen verbijten, als dat moet.

Pieter Cramer & Frans Bevers, Pijn in het peloton
13 beruchte blessures bij wielrenners & meer ellende

328 pagina’s
De Arbeiderspers, 2018