dit is het dossier:

Roberto Bolaño

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

2666 ~ Roberto Bolaño

Hoeveel Kitsch kan een boek verdragen om een goed boek te mogen heten? Dat is voor mij de belangrijkste vraag na het lezen van de roman 2666, van de Chileense auteur Roberto Bolaño [1953 – 2003].

Dit boek werd postuum uitgegeven. En hoewel de bezorger achterin bezweert dat Bolaño de roman vrijwel geheel gereed had, en het geheel in het Spaans ook ruim duizend pagina’s telt, kleeft er voor mij toch iets vervelend onafs aan.

Zo is het ingewikkeld om uit te leggen waar het boek nu precies over gaat. Iedere samenvatting wordt al meteen een interpretatie, en zal ook al gauw aanvullen of uitleggen waar de auteur hoogstens een hint naar gaf.

Dat 2666 overal zo uitbundig geprezen is, lijkt me ook in niet geringe mate samen te hangen met dit gegeven. Iedereen kan van alles in de roman lezen dat er domweg niet in staat.

Tegelijk was dat niet mijn probleem met het boek — waarvan mijn directe leeservaringen elders uitgebreid beschreven staan. Alles overziend vond ik er te veel clichés in staan, die voor mij nogal de waarde verminderen van wat 2666 wel tot een uniek boek maakt.

Een kern van dit boek is dat in en rond de Mexicaanse grensplaats Santa Teresa belachelijk veel jonge vrouwen worden vermoord. Maar, de autoriteiten staan machteloos. En dat al jarenlang.

Overigens heeft Bolaño hier weinig aan verzonnen. Santa Teresa lijkt op het echt bestaande Ciudad Juárez — een miljoenenconglomeratie, tezamen met het Amerikaanse El Paso aan de andere kant van de grens — en dat heeft de naam de gevaarlijkste stad buiten een oorlogsgebied te zijn. Er vallen daar nog altijd vele vrouwen te betreuren.

Het is te begrijpen dat een schrijver hier iets mee wil doen. Want, wie heeft er buiten Mexico weet van deze toestand? Er is daarom goed te billijken dat grote delen van het boek zich in Santa Teresa afspelen; omdat de lezer daarmee al een dreiging voelt bij de personages als deze geheel normale handelingen verrichten.

Tegelijk spelen zich overal in dit boek gewelddadige scènes af. Ook ver buiten Mexico.

Laten we maar aannemen dat Bolaño daar eveneens iets mee wilde zeggen.

In 2666 worden tientallen personages sprekend opgevoerd; maar geen draagt het hele boek. Tot de belangrijkste figuren hoort een Duitse schrijver, met het onmogelijke pseudoniem Benno von Archimboldi.

Het eerste van de vijf boekdelen van 2666 gaat over vier literatuurwetenschappers die zijn boeken bovenmatig bewonderen. Alleen is Archimboldi een zeer geheimzinnig auteur. Publieke optredens of interviews doet hij niet. Als de wetenschappers het gerucht horen dat hij in Mexico zou zitten, reizen zij alleen daarom al spoorslags af naar Santa Teresa. Om vervolgens geheel uit het boek te verdwijnen.

Archimboldi komt als personage pas in het vijfde boekdeel voor — terwijl zijn naam in het tweede, derde, of vierde boekdeel geheel onbreekt. Maar bij zijn verschijning krijgt de lezer ook vrijwel de hele eerste dertig jaar van zijn levensloop. En, omdat hij in 1920 in Duitsland geboren werd, speelt de Tweede Wereldoorlog daarbij een enorme rol.

Belandde Arcimboldi, toen hij gewoon Hans Reiter heette, ook nog in Rusland. Wat Bolaño dan weer uitgebreid de mogelijkheid gaf een intense biografie te schrijven van een Joodse Russische auteur en zijn leven onder Stalin. Arcimboldi mocht even in diens huis wonen, en zou daar zelfs tot schrijver worden, met hulp van de aantekeningen van de verdwenen auteur.

Maar goed, gevechtshandelingen van een Wehrmachtsoldaat, en wat manoeuvres en sexuele avonturen in Oost-Europa. Of, daarnaast, het leven van een schrijver onder Stalin. Ellende in Rusland. Niemand hoeft nu net Bolaño te lezen om die onderwerpen behandeld te zien worden. Bovendien schreven de auteurs die uit de regio kwamen, of er wel zelf iets hadden meegemaakt, daar beter over; want, met tekenender details. Een aanzienlijk stuk van het vijfde deel vind ik daarom vrij goedkope Kitsch — clichématige verhalen die gekozen lijken voor hun effect. Van elders geleende wanhoop. Goedkoop effectbejag.

Als een schrijver de ellende van anderen gaat exploiteren, om daar leuk een eigen verhaaltje uit te destilleren, levert dat voor mij bijna nooit iets prijzenswaardigs op.

Tegelijk mag een schrijver natuurlijk alles, als er maar een evenwicht in zijn boek zit.

En ik denk dat mijn voornaamste probleem met 2666 is dat er betrekkelijk weinig tegenover het soms zo merkwaardige verhaal staat dat de boel in balans houdt. Ja, Bolaño kon absoluut schrijven. Maar goed schrijven, is niet hetzelfde als iets te zeggen hebben.

Het vierde boekdeel van 2666 heet in mijn uitgave ‘The Part About the Crimes’. En dit gaat vrijwel alleen over moorden. Op klinische toon wordt van enige tientallen vrouwen beschreven hoe ze aan hun einde kwamen, in de jaren 1993 – 1997.

Wat de moorden vaak gemeen hebben, is dat het slachtoffer ook misbruikt werd.

Wat de vrouwen bindt, als het geen tieners meer zijn, is dat het meestal om naamlozen gaat. Prostituees waren het, of vrouwen die werkten in de vele sweatshops van Santa Teresa.

Al dit is enerzijds afstandelijk beschreven, maar tegelijk met oog voor detail. En ja, het zal best dat niemand ooit zoiets gedaan heeft in een boek. Tweehonderdtachtig pagina’s vol moorden, zonder dat daarvan ook maar éen dode iets verduidelijkt over de rest van het boek. Tjonge.

Maar mij is heus wel duidelijk dat de wereld een verschrikkelijk oord kan zijn. Of dat de werkelijkheid moeilijk kenbaar is. Ik lees nu juist om te zien hoe een schrijver daar dan toch enige orde in probeert aan te brengen.

En ik denk dat daar iets meer voor nodig is dan om de details van tientallen moorden in een boek te kopiëren, of desnoods om deze zelf te gaan verzinnen.

Mij interesseert niet of een schrijver clichés inzet, de Kitsch niet schuwt, of het platte sentiment exploiteert, als dat maar middel is om een goed boek te schrijven. 2666 was me in deze vorm veel te vrijblijvend. Ik las een roman die te veel elementen bevat waarvan iedereen vermoeden kan dat die opgevoerd worden om indruk te maken op het domme publiek.

Alleen vind ik het al een zwaktebod als een schrijver een dode nodig heeft om met het gevoelens van zijn lezers te spelen. Laat staan een heel mortuarium. Dan wordt zo naar zichtbaar dat het de bedoeling is dat ik iets ga voelen.

Roberto Bolaño, 2666
898 pagina’s
Farrar, Straus and Giroux, 2008
vertaling door Natasha Wimmer uit het Spaans
oorspronkelijk 2004

Savage Detectives ~ Roberto Bolaño

Lezers van boeklog vonden dat ik Bolaño’s roman 2666 niet kon bespreken zonder meer van deze auteur te hebben gelezen. En ze hebben gelijk. Een beetje recensent kan een boek ook binnen een oeuvre plaatsen. Reageren op wat er met éen roman op me afkomt, is voorbarig.

Toch bleek het doorbraakboek van Roberto Bolaño geen roman die me nu zo veel meer verduidelijkte over 2666.

Wel begreep ik dat er een kloof is die voor mij niet overwonnen kan worden.

Bolaño komt uit Chili, en leefde een tijd in Mexico. En in al die Latijns-Amerikaanse landen, met hun vaak zo weinig democratische regimes, heeft het schrijven zo veel meer betekenis dan het in Europa krijgen kan.

Toen Bolaño zich als dichter weerde in Mexico-stad, was het hem en zijn metgezellen vaak te doen om de optredens van andere, gezagsgetrouwe dichters te verstoren. Fout aan die anderen was bijvoorbeeld alleen al dat zij geld aannamen van het regime. Dus was het gerechtvaardigd om eigen gedichten te declameren als zo iemand spreken wilde.

In Nederland wordt nog steeds met grote opwinding verteld dat de ene dichter een andere weleens een klap heeft gegeven, in het publiek, ergens op een avond in de jaren zestig. Het is zo’n onvergelijkbaar andere wereld.

Met The Savage Detectives schreef Bolaño een roman waarin deels op die tijd van die dichtersstrijd werd teruggekeken. Een van de belangrijkste personages is ook een zekere Arturo Belaño; in wie een alter ego van de schrijver kan worden vermoed.

En voor een deel leverde dit een boek op dat iets bijzonder had. De roman telt drie delen, en daarvan worden het eerste en het derde als was het in dagboekvorm verteld door een andere, beginnende dichter die alles van dichtbij meemaakte. Dat leverde een bijzonder portret op van een generatie, met al hun ideeën, hun ambities, ook hun wanen.

Het is alleen dat lange tweede deel waardoor de roman een corvee werd om te lezen. Vierhonderd bladzijden lang komt er haast om de pagina een andere verteller aan het woord. Die telkens allereerst iets over zichzelf te melden heeft, en hoogstens terloops iets over het hoofdverhaal meedeelt.

Die verschillende stemmen moet het bovendien met slechts een eenregelige introductie doen, waarin naam, plaats, en datum genoemd wordt. En dit werkte niet zo goed voor mij, omdat hun stijl van spreken, of schrijven, zich vervolgens zelden bijzonder onderscheidde van al die eerdere stemmen.

Wellicht dat het tweede deel, met al die verschillende stemmen, wel had gewerkt als ik dat niet als boek had gelezen, maar als film had bekeken. Dan had het gebrek aan introductie van weer een nieuwe stem niet gestoord. Een tussenbeeld met de nieuwe locatie, en het jaartal had dan ook werkelijk volstaan. En dat hoofd vervolgens pratend in beeld had een veel duidelijker verschil gemaakt met al die eerdere hoofden dan Bolaño in tekst is gelukt – of ik als lezer aankon.

Als vierhonderd pagina’s slechts heel soms iets aardigs opleveren, dan stemt dat droef.

Leuk was bijvoorbeeld nog wel de passage over een literatuurwetenschapper die de Mexicaanse dichtersgroep gaat onderzoeken, en dan meteen alles beter weet dan de direct betrokkenen. Alleen zal ik dat leuk hebben gevonden omdat de pretentie van literatuurwetenschappers zo universeel is — anders dan de pretenties die dichters erop na kunnen houden.

Roberto Bolaño, The Savage Detectives
592 pagina’s
Picador, 2008
Vertaling van Natasha Wimmer van: Los detectives salvajes, 1998