dit is het dossier:

Maeve Brennan

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Maeve Brennan: Homesick at the New Yorker ~ Angela Bourke

Was Maeve Brennan [1917 – 1993] een biografie waard? Dit lijkt een wat rare vraag. Er is over iedereen een biografie te schrijven, en mits dit dan maar goed gedaan wordt, kan niemand daar ook maar een tel bezwaar tegen hebben.

Maar toch. Wat maakte Brennan een biografie waard? Behalve haar treurige einde? Ze heeft bij leven twee verhalenbundels geschreven, die postuum herontdekt werden, en toen pas succes kregen. Ze was lang verbonden aan de New Yorker, waarvoor zij veelal anoniem korte boeksignalementen schreef, en zo nu en dan lange persoonlijke columns publiceerde onder het pseudoniem ‘The Long-Winded Lady’.

Toegegeven, geheel onzichtbaar heeft ze daarmee niet geleefd. Maar er zijn zo veel schrijvers en journalisten geweest, met een grotere productie, en opmerkelijker publicaties, waarover niemand ooit een biografie schrijven zal.

Had ik desalniettemin nooit de hook kunnen verzinnen die Angela Bourke gebruikte om deze levensschets op te zetten. Maeve Brennan was een geboren Ierse, die succes kreeg in de Verenigde Staten. Dat werd de voornaamste aanleiding voor dit boek.

Daarom bevat deze biografie opvallend veel recente Ierse geschiedenis. Over de onafhankelijkheidsstrijd bijvoorbeeld, en wat Maeve daar als kind nog van mee kreeg. Dus komt er ook veel familiegeschiedenis langs, omdat delen daarvan verwerkt zijn in de korte verhalen.

Toen Maeve 17 was, trok zij met haar ouders naar Washington, waar haar vader een onofficiële ambassadeur voor Ierland werd — de internationale diplomatiek was nog niet rijp voor een officiële vertegenwoordiging.

Opvallend genoeg verdwijnt Maeve Brennan met de verhuizing ook wat uit het boek. Alleen de geregistreerde feiten staan er vervolgens nog in. Plus de algemene zaken. Toen ze, via een Ierse connectie, voor Harper’s Bazaar ging werken, zal ze witte handschoenen hebben gedragen, en ook op de redactie een hoed hebben opgehad. Zo waren de zeden onder de dames in de jaren veertig. Maar tot haarzelf komt de biografe vanaf dan niet vreselijk nader. Er is eens een brief, om uit te citeren. Er is dat gepubliceerde werk. Dus kan gemeld worden wanneer een kort verhaal voor het eerst gepubliceerd werd, en waar het over ging. Maar met wie Maeve Brennan was, en zelfs waar ze woonde, bleek lang niet altijd duidelijk.

Maeve Brennan was nogal op zichzelf. Wat zich later in haar leven nogal wreekte, toen ze wanen kreeg, verslonsde, en aan de alcohol verslaafd raakte. Soms werd ze dan opgenomen in een psychiatrische kliniek, maar dit was iets dat zijzelf moest beslissen.

Over de treurige laatste twintig jaar van dit leven is Angela Bourke weinig meedeelzaam. Terwijl elders wel anekdotes te lezen zijn over het obsessieve gedrag dat Maeve Brennan ontwikkelde. Ook wordt door de terughoudendheid van de biografe niet echt de mythe ontkracht dat Maeve Brennan op een gegeven moment een ‘bag lady’ was geworden; een dakloze zwerfster met weinig meer bezit dan wat ze mee zeulde. En sliep ze ’s nachts weleens op de damestoiletten van de New Yorker? Of werd haar enkel de toegang tot de redactie ontzegd door haar onhebbelijkheden, zoals Angela Bourke wil.

Maar misschien speelde bij al deze prudentie dan ook weer de schaamte mee, van alle mensen die haar gekend hadden, en toch zo weinig konden betekenen toen het eenmaal mis was gegaan.

Maeve Brennan: Homesick at the New Yorker bleek, zeker gezien de blijkbaar grote schaarste aan directe bronnen, een knappe biografie. Wel zijn de vragen die ik had, na het lezen van éen van haar verhalenbundels, onbeantwoord gebleven. Wat autobiografisch is aan die verhalen, werd me iets duidelijker. Maar meer ook niet.

Angela Bourke, Maeve Brennan: Homesick at the New Yorker
333 pagina’s
Counterpoint, 2004

Rose Garden ~ Maeve Brennan

Ik ken geen onbarmhartiger lezen dan lezen in het openbaar vervoer. Het liefst lees ik natuurlijk gewoon thuis. Ontspannen achterover. Helaas lenen lang alle teksten zich niet om in volledige ontspanning gelezen te worden.

Daaronder was dit deze verzameling van de oorspronkelijk Ierse auteur Maeve Brennan [1917 – 1993]. Al minstens een jaar lag dit boek op mijn nachtkastje, en hoogstens eens in de zoveel weken lukte het me om een verhaal ervan uit te lezen. Veel vaker haakte ik al na een halve pagina af.

Zoals normaal is met boeken die iets ontoegankelijks houden, heb ik het op een gegeven moment meegenomen op een treinreis. Er is namelijk iets aan het lezen in de trein dat me scherp maakt. Ik moet mijn omgeving uitbannen, door me volledig te concentreren op het boek. En door die intense concentratie wordt vaak heel veel duidelijk.

Ik begreep daardoor dat mijn voornaamste bezwaar tegen Maeve Brennan is dat ze telkens in éen tempo schrijft, waardoor het lijkt of haar verhalen op gletschersnelheid voorbijgaan.

Komt nog bij dat, zeker in de eerste helft van dit boek, haar onderwerpen me zelden boeiden.

Brennan trouwde ooit met de directeur van de New Yorker, wat haar niet in de weg zal hebben gezeten om in dat tijdschrift gepubliceerd te worden. Met deze St. Clair McKelway verhuisde ze naar een rijkeluisreservaat buiten de stad, dat prompt tot onderwerp werd in veel van haar korte verhalen.

Waar ik me doorgaan wel in vrouwenproblemen kan verplaatsen, viel het me moeilijk interesse te houden voor het getrut over de levens in die gouden kooitjes — met al die zelfopgelegde mores, en het gepronk tegenover de buren.

In deze bundel staan eenentwintig verhalen, waarvan me uiteindelijk twee konden boeien; omdat die over de jeugd van de schrijfster in het arme Ierland gingen. Twee verhalen is weinig.

Misschien volstaat het dan maar om te weten dat bijvoorbeeld Alice Munro zich door Maeve Brennan inspireren liet, en dit betere verhalen opleverde.

Maeve Brennan, The Rose Garden
Short stories

312 pagina’s
Counterpoint, 2000