dit is het dossier:

Marja Brouwers

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Casino ~ Marja Brouwers

Over geen Nederlandse auteur heb ik deze eeuw lovender kritieken vernomen dan over Marja Brouwers. En ondanks mijn onverschilligheid voor wat de literaire bijlagen nu weer hypen, blijft toch altijd iets van zo’n oordeel hangen. Een mens is een sociaal dier dat zich makkelijk schikt. Nadenken blijft moeilijk.

Casino was evenwel zo’n boek dat allereerst geschreven leek om enkel academisch gevormde critici te kietelen tot prijzende recensies. Zelden heb ik zulke pretentieuze edelkitsch gelezen als dit boek bevat. Ik dacht ook eerst satire te lezen — een humoristisch onderzoek naar wat het oplevert om Jackie Collins te kruisen met pamfletten over het einde-der-tijden — tot me langzaam de vrees besloop dat de schrijver weleens alles kon menen.

Maar, als schrijven de kunst is om steeds het meest tekende detail te geven, dan valt Marja Brouwers op door telkens het net verkeerde detail te benadrukken. Ze wil zo precies zijn als kan, en toont zo juist aan vaak over zaken te schrijven waar ze geen enkel verstand van heeft.

De zogenaamde kunstmatige intelligentie van computers is ten eerste niet kunstmatig en ten tweede geen intelligentie. Het is pure logica. [203]

Op vrijwel elke pagina staan zinnen waaraan mijn ogen tijdens het lezen bleven haken, omdat ze waar lijken, maar onzin bevatten.

Het zogenaamde kunstmatige intelligentie van computers is pure logica, schrijft mevrouw Brouwers bijvoorbeeld dan. Daarmee in slechts twintig woorden aantonend: a] slecht te verwijzen, en b] niet te beseffen dat niemand ooit spreekt over de ‘kunstmatige intelligentie van computers’. Plus c] blijkens haar voorbeelden ‘kunstmatige intelligentie’ geheel te beperken tot het wat bij het beheren van klantendatabases kan misgaan.

Ze gebruikt dus woorden die al een betekenis hebben, zonder die betekenis te kennen. Er waarschijnlijk daarbij op vertrouwend dat de lezer daarvan diep onder de indruk zal zijn. Imponeergebazel is dit.

Het kunstmatige in de intelligentie van Marja Brouwers werd zo geregeld nogal pijnlijk zichtbaar.

Deze roman wisselt namelijk telkens de verwikkelingen af van enkele uit clichés opgetrokken personages met hoogstwaarschijnlijk filosofisch bedoelde betogen. Wil de hoofdpersoon bijvoorbeeld neuken met de vriendin van een gevaarlijke man, dan volgt eerst nog een verhandeling over verschuivingen in de sexuele moraal sinds de jaren zestig.

Met de gesubsidieerde steun van onderwijs, buurtwerk, media, kunst, literatuur, alles wat een bijdrage kon leveren aan de vestiging van een nieuwe publieke moraal, is de dagelijkse wereld van jonge mensen langzaam maar zeker veranderd in een seksueel concentratiekamp, een unaniem nummertjesbedrijf van naakte lichamen met licht dat nooit meer uitgaat. [109]

Brouwers’ opvattingen over sex waren me overigens al eerder duidelijk geworden uit een pagina’s voortslepende scène, tussen de mannelijke hoofdpersoon en een Duitse starlet in Cannes. Door haar ideeën later nog eens uit te spellen lijkt de auteur er op te vertrouwen dat niemand die haar leest kan lezen. Dat is een andere schoffering van haar publiek.

Casino toont zich vooral door de stelligheid in de betogen een merkwaardig bevreesd boek. Waarin de auteur eerder haar angsten en frustraties op de werkelijkheid projecteert dan dat ze daar nu een verhelderend commentaar op geeft.

En het boek bevat nogal wat geleende en dus nodeloze vulling.

Schimmels vertegenwoordigen een aparte evolutionaire lijn door hun uitzonderlijke meercelligheid, die misschien beter als meerkernigheid aangeduid kan worden. [247]

Want om een slepend huurconflict aannemelijk te kunnen beschrijven, is het vanzelfsprekend nodig einden tekst uit Wikipedia of een ouderwets papieren encyclopedie te parafraseren.

Enfin, ambitie mag Marja Brouwers in elk geval niet ontzegd worden. Tegelijk is Casino het schoolvoorbeeld van een roman waarmee de auteur heel veel wilde, en daar zo slecht in slaagde dat al haar bluf opviel.

Wat me vooral verbaasde aan dit boek, is dat de auteur geen idee lijkt te hebben waar haar kracht ligt, en welke paden ze beter niet kan bewandelen.

Marja Brouwers, Casino
553 pagina’s
De Bezige Bij, 2004

Lichtjager ~ Marja Brouwers

Vrij lang was dit een genoeglijk boek om te lezen. Voor mij dan, hè. De hoofdpersoon maakte nogal een puinhoop van zijn leven, weer terug in Amsterdam na zeventien jaar in de VS. Maar in fictieboeken kan het nu eenmaal, dat de ellende van de ander voor een zeker welbehagen bij de lezer zorgt. Die hoeft de misère niet zelf door te maken.

Goed geschreven vond ik deze roman. Zo goed zelfs dat er best een journalistiek artikel over de Weinreb-affaire tussendoor kon, als pauzenummer in het boek. Een schrijver krijgt van mij alle krediet als die dat verdiend heeft.

En toen, ach ja, toen leek het nog of mevrouw Brouwers even wat te veel uit Bellow’s Herzog leende, door haar hoofdpersoon uitgebreid rare brieven te laten schrijven, zonder dat die verstuurd werden.

Ook dat was allemaal nog best te vergeven.

Maar toen kwam ik bij het vijfde en daarmee laatste deel uit deze roman, en was het mij ineens helemaal over. Voortijdig over. Dat Brouwers weer een nieuwe stem opvoert om het verhaal te doen, was nog daar aan toe. Dat gebeurde eerder. Alleen gaat de plot gewoon niet verder meer, terwijl het boek nog vijftig bladzijden voortduurt. De hoofdpersoon is al terloops uit het boek geschreven, maar er worden nog wat verhaallijntjes afgehecht. Volgt er uitleg bij het ene losse eindje na het andere.

Het was alsof ik een heerlijk gangendiner niet met een toetje besloot, maar in plaats daarvan de kok aan tafel kreeg, die uitlegde hoe hij eerst een koe had moeten doden voor de biefstuk. En daar vervolgens een half uur lang over doorzaagde in de meest overbodige details.

Wat een raar einde heeft dit boek.

Marja Brouwers, De lichtjager
327 pagina’s
De Bezige Bij, 1988