Vakantie in eigen taal ~ Gaston Dorren

Boeken zijn een vreemd soort halffabrikaten. Ze lijken af, en zijn dat toch niet. Pas met een lezer erbij wordt een boek echt een boek. Alleen maakt vervolgens elke lezer er wel weer iets anders van; om hun persoonlijke bagage. Er zijn domweg niet zo veel onderwerpen die iedereen volslagen blanco benadert.

Vandaar misschien dat mijn afkeer toeneemt van de traditionele boekenrecensie. Niet alleen om te lezen. Ook om te schrijven.

Traditioneel wordt er in recensies veel aandacht besteed aan de inhoud van een boek. De slechtste boekbesprekingen bestaan voor mij dan ook uit enkel het navertellen van wat zo’n uitgave biedt. Zo veel informatie heb ik doorgaans namelijk niet nodig. Sterker nog, menig boek is voor mij door een recensie verneukt, omdat de bespreker van dienst dan net te veel nadruk had gelegd op éen inhoudelijk aspect van zo’n titel. Waardoor er vertekening optrad; en er verkeerde verwachtingen werden gewekt.

Enfin, dan begrijp ik ook dat het voor recensenten onmogelijk is om bij elk boek de meeste aandacht te geven aan wat zij er zelf aan hebben beleefd. Want, zo persoonlijk lezen zulke specialisten doorgaans niet, of niet meer.

Kan het bovendien nogal moeilijk zijn om aan te geven wáarom een boek je iets deed, als het je veel deed.

En toch…

Ik ga nu even zo uitvoerig op deze kwestie in omdat ik sinds 1 januari 2015 niet alles meer op boeklog bespreek wat gelezen werd. Over zo’n titel is dan domweg niet zo veel te zeggen. Dus dan zou ik hoogstens de inhoud kunnen gaan navertellen; wat vervelend huiswerk oplevert, en mij geen enkele nieuwe gedachte brengt.

Zo heb ik eigenlijk weinig te zeggen over de bundel Vakantie in eigen taal van Gaston Dorren. Dit boek heb ik weliswaar met plezier gelezen. De gedrevenheid van de auteur komt mooi over, en hij kan het leuk opschrijven. Alleen is me ook duidelijk dat me vrijwel niets van de inhoud zal bijblijven, omdat die allereerst uit losse columns bestaat — weliswaar netjes onderverdeeld in vijf hoofdgroepen, alleen zonder pretentie zo iets als een overzicht te bieden.1

Grotendeels zal deze inhoud door een grote mate van toeval tot stand zijn gekomen.

Eerder al in 2017 las ik de bundel Die taal, die weet wat van Jan Stroop, waarover al evenmin een boeklogje verscheen. Omdat bij dat boek precies dezelfde strikt particuliere bezwaren opgingen als bij Gaston Dorren’s werk. Mij zetten deze uitgaven niet tot gedachten aan — terwijl het vormen van nieuwe ideeën nu net is waarom ik lezen blijf.

Hoogstens welde de vraag op waarom taalonderzoek mij op het niveau waarop Dorren en Stroop bezig zijn me nog wel amuseert — al zal dit mede komen het grote vakmanschap van deze schrijvers — en zo zelden intrigeert.

Bij taal gaat het mij er zelden om wat er op het niveau van het woordje gebeurt; waar Dorren en Stroop vooral over schrijven. Misschien ligt het allemaal zo simpel. De magie, het moment waarop ik beter ga opletten, begint bij mij pas bij wat alinea’s doen, eerder nog dan zinnen. Alleen is op het niveau van de alinea de taal niet enkel taal meer, maar al een mededeling geworden, of zelfs een boodschap. Waarbij dan dus ook dat andere aspect meetelt, van de ontvanger; die de inhoud nog aan het decoderen moet gaan, en dit zelden volmaakt neutraal zal doen. Een subjectief proces dat nauwelijks te onderzoeken is, en dus ook niet even tot leuke columns leiden kan.

Gaston Dorren, Vakantie in eigen taal
Wat er mooi, gek en fout is aan ons Nederlands

208 pagina’s
Athenaeum–Polak & Van Gennep, 2016
  1. In een voetnoot dan, die vijf hoofdgroepen zijn:

    1. Schrijven en lezen
    2. Woorden
    3. Spraakkunst
    4. Klanken
    5. Meer dan Nederlands

    []