Ik zie scherper door de taal ~ Jan G. Elburg

Een boek dat me eigenlijk niets meer bood dan een aardige titel. Ook tijdens de tiende jaargang van dit weblog is het dus nog mogelijk om nieuwe ontdekkingen te doen, en te merken dat er boeklogjes te wijden zijn aan éen enkele regel van een auteur.

Niet dat Jan van der Vegt geen aardig portretterend essay zou hebben geschreven over de dichter en beeldend kunstenaar Jan Gommert Elburg [1919 — 1992] voor deze uitgave. Diens dichtkunst zei me alleen vrijwel niets — en daar draait deze bloemlezing toch allereerst om.

Bij dichters kan het soms lonen om je in hun werk te verdiepen als er niets is dat direct aanspreekt. Niet ieders maniërismen zijn onmiddellijk te doorgronden. Punt wordt dan dat er ook iets moet komen dat zo’n inspanning de moeite waard maakt. Dat leek me er niet te zijn. Wat Elburg beschreef, werd mij al gauw te particulier verwoord.

In elk geval was er niets zoals de schijnbare paradox die de titel van deze bloemlezing biedt.

Elburg was sinds 1950 éen van de vernieuwers van de Nederlandse poëzie. En in mijn beleving betekent dit doorgaans dat gedichten zich niet éen maar liefst twee abstractiegraden verwijderen van directe communicatie. Dit maakt de kans groot dat ze eerder modieuze tijdverschijnsels zijn dan dat ze iets met een blijvende statuur opleveren.

Poëziekenner Komrij nam slechts drie verzen van Elburg op in zijn canon, en dit bevestigt me slechts in dat vooroordeel.

Dus hield ik aan deze bloemlezing enkel over dat Jan G. Elburg ooit een bundel uitbracht met de titel: De quark en de Grootsmurf. Zonder vervolgens enige behoefte te hebben deze bundel nog eens in huis te halen.

De titel van dit boek daarentegen zette me wel tot gedachten aan. Omdat die raakt aan wat ik over boeklog heb opgemerkt. Door hier telkens mijn ideeën over boeken uit te schrijven, en tot een vaste vorm te dwingen, ben ik beter gaan lezen.

En goed, dan gaan schrijven en lezen beiden over taal. Maar beiden gaan nu juist ook over kijken.

Poëzie moet me iets tonen dat ik nog niet eerder zo zag — dat zou een heel basale eis kunnen zijn die ik stel aan het genre. Iets wat dan werkelijk wordt, doordat juist de taal het zichtbaar maakt.

Overigens heb ik op boeklog eerder wiskunde ook een manier van zien genoemd. En netzo draagt kennis bij aan het kijken. De geïnformeerde blik weet pas waar op te letten. In dien verstande dat daarbij geldt dat een te groot gewicht aan kennis ook het zien te zeer kan leiden; en iemand daarmee dan tot partiële blindheid slaat.

Veel is er dat mensen scherper kan laten zien. Al heeft eenieder vervolgens ook de plicht om zijn of haar blik niet te laten verstarren. Onbevangenheid blijft eeuwig nodig. Dus zal ik gerust ook de volgende bloemlezing oppakken van alweer een half vergeten experimenteel dichter uit de vorige eeuw. Zelfs al is er het vermoeden vooraf dat die inspanning me weinig tot niets opleveren zal.

Jan G. Elburg, Ik zie scherper door de taal
Een bloemlezing uit zijn gedichten
samengesteld en ingeleid door Jan van der Vegt

255 pagina’s
Meulenhoff, 2011