Here at The New Yorker ~ Brendan Gill

Door de mirakels van het webwinkelen kwam me voor een pond een boek uit 1975 in handen dat nog ongelezen was en zelf niet aangeraakt. Op het stofkaft na dan, dat er wel degelijk 35 jaar oud uitzag. Het boek rook nog nieuw.

En dit beïnvloedde op een merkwaardige wijze het lezen. Ik meende onbewust steeds met een recent boek van doen te hebben. Terwijl de inhoud over een duidelijk voorbije tijd gaat — een tijdschrift maken zou in het digitale tijdperk heel anders worden — en vrijwel alle mensen die op de pagina nog zo levend lijken inmiddels dood zijn.

Zoals de auteur, Brendan Gill [1914 – 1997]. Die was 21 jaar oud toen hij na zijn studie aan Yale werd aangenomen als redacteur van New Yorker, en al bijna zestig toen hij dit boek schreef. Het tijdschrift stevende toen op het vijftigjarige jubileum af.

Here at the New Yorker ontpopte zich als een curieuze mix van autobiografie, bedrijfsgeschiedenis, en portretteringskunst; terwijl de tekst lijkt te zijn opgebouwd uit een reeks tijdschriftartikelen. Tientallen mensen die voor het blad werkten, en schreven, komen langs in het boek. Meestal in tekenende anekdoten, waarbij Gill geen moeite deed om zijn animositeit voor sommigen — zoals James Thurber — te verbergen.

Wel schreef Gill een mannenboek. Als hij ergens zonder voorbehoud een goed woord over heeft gehad voor een vrouw, is me dat niet opgevallen. Als hij al eens een compliment uitdeelde, werd daar namelijk in een volgende alinea wel weer van afgedaan. Bovendien komt iemand als Maeve Brennan in het hele boek niet eens voor; ondanks al haar heimwee naar de New Yorker.

De New Yorker had bij het vijftigjarige jubileum nog maar twee hoofdredacteuren gehad. Dit waren de oprichter Harold Ross, en diens opvolger William Shawn. Veel aandacht gaat er uit naar hun karaktereigenschappen, en invloed op de redactie. Wat mij betreft te veel.

Interessant vond ik het boek vooral in de terzijdes. Bijvoorbeeld door de constatering hoe de Tweede Wereldoorlog van enorme invloed is geweest op de statuur van het blad. Voordien was het tijdschrift redelijk provinciaal, en was een belangrijk doel om humor te brengen. Door die oorlog ging de journalistieke en literaire kwaliteit van de bijdragen ineens enorm omhoog.

Interessant waren ook de vele foto’s en illustraties; mede omdat die enkele vaak geboeklogde auteurs in een heel nieuwe pose toonden. Maar eigenlijk lees ik daarvoor geen boek.

Brendan Gill, Here at The New Yorker
406 pagina’s
Random House, 1975