Alleen maar een fiets ~ Kees de Jong

Nederland zou 850.000 sportieve fietsers tellen, volgens dit boek. Ofwel, éen op iedere twintig Nederlanders heeft een sportieve fiets, en gebruikt deze ook.

Reken daar de grijze plaag in het weekend op hun e-bikes mee mee, dan wordt er wat afgesport op de fiets in het land.

Ontkennen dat ik niet éen van die twintig zou zijn, is zinloos. En volhouden dat ik liever hardloop dan fiets, maar dat dit helaas niet meer kan, levert hoogstens de halve waarheid op. De eerste fiets die ik kocht op mijn dertiende, na jaren van sparen, was van een sportief model, en had wat jaren later ook nog als vakantiefiets dienst te doen.

Gek is alleen dat er weinig sportieve fietsers zijn met wie ik spontaan een geestesverwantschap voel.

Het meest lijkt mijn fietsen nog op dat wat randonneurs doen — voor wie de leuke dagafstanden zo’n beetje beginnen bij tweehonderd kilometer in éen keer. Die mensen weten tenminste iets van fietsonderhoud, en hoe je lichamelijk heel en gezond blijft onderweg. Die vinden het tenminste niet raar om een hele dag onderweg te zijn, of soms nog langer. Die zeulen zonder schaamte grote tassen mee aan hun fiets.

Alleen komen randonnées, ook wel audax-ritten genaamd, met van die kleinzielige voorwaarden; wat ze voor mij onaantrekkelijk maakt. Van dat je je bij controleposten moet melden, of op andere manieren hebt te bewijzen ergens gepasseerd te zijn. Want enkel zo is aan te tonen dat je gefietst hebt wat je claimt te hebben gedaan. En alleen zo krijg je het zegeltje dat je dan op een spaarkaart kunt plakken, en na een seizoen van randonnées mag inwisselen voor iets groters.

Ik vond de verplichtingen tijdens de Avondvierdaagse op de basisschool al te kinderachtig voor woorden.

Het boek Alleen maar een fiets opent met een interview met éen van de bekendste randonneurs van Nederland, de wereldje-beroemde Ivo Miesen uit Maastricht. En grappig is dat het eigenlijk de enige keer is in de publicatie dat auteur Kees de Jong laat doorschemeren de besproken manier van fietsen niet helemaal te begrijpen. Zo lang op een fiets zitten, riekt hem toch te veel naar afzien.

Weten hoe je het een hele dag volhoudt, in het zadel, is dan ook een kunst.

En die kunst heeft heel weinig te maken met hard fietsen — terwijl nogal wat, zo niet de meeste sportieve fietsers in Nederland, juist dat zo graag doen. Snelheid maken. Almaar harder gaan. Profwielrennertje zijn in de verbeelding. Afstanden rijden ze dan ook zelden.

Alleen maar een fiets biedt via interviews een overzicht op wat er momenteel speelt in het wereldje van het sportieve fietsen. Dus daar hoort dan een ontwikkeling bij als Strava; een sociaal netwerk waarop sportievelingen hun ritten plaatsen, die via GPS zijn vastgelegd. En bij Strava horen dan ranglijstjes, van wie het snelst was over een bepaald stuk weg, en tegenwoordig ook opdrachten waarmee dan denkbeeldige digitale bekers zijn te verdienen.

Alsof het fietsen zelve de beloning niet zijn mag.

En een ander relatief nieuw sociaal fenomeen is Zwift, waarmee je thuis, in de warmte, uit de regen, op een rollenbank tegen andere fietsers kunt racen; terwijl je op een beeldscherm jezelf tussen die anderen ziet rijden. Maakt de technologie het mogelijk om allemaal tegelijk dezelfde weerstand te voelen; waardoor het lijkt of iedereen bij dezelfde berg omhoog rijdt.

Kees de Jong had gelijk met zijn observatie dat er een boek als dit miste in het aanbod. Alleen maar een fiets biedt informatie die begint op een heel basaal niveau over wat er bij sportief fietsen kan spelen; zoals wat het framemateriaal uitmaakt, wat een bikefit is, en waarom het doorgaans loont speciale kleding te kopen met enige kwaliteit. Hoe de etiquette luidt onderweg ook. En het boek laat eveneens zien hoe raar het eigenlijk is om een oordeel klaar te hebben over wat een ander prettig fietsen vindt.

Toont het boek ook nog iets van al de verschillende mogelijkheden die er zijn om er sportief op uit te gaan. Deze uitgave wordt daarbij onder meer verlevendigd met De Jong’s eigen fietservaringen — zo zou hij niet gauw meer aan een georganiseerde wielerklassieker voor fietstoeristen meedoen, vanwege de massaliteit.

Niet alle in het boek opgenomen interviews met deskundigen, oud-profs, of praktijkexperts waren even nuttig, evenwel. Veel daarvan ontbrak het te zeer aan lengte.

Kees de Jong, Alleen maar een fiets
Wielrennen als lifestyle

211 pagina’s
Ambo | Anthos, 2018