dit is het dossier:

K.P. Kaváfis

© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden

 

Gedichten ~ K.P. Kavafis

Twee vertalingen zijn er van alle gedichten van Kaváfis uit het Nieuwgrieks naar het Nederlands. In mijn bezit is die van Hans Warren en Mario Molegraaf uit de jaren tachtig; een tweetalige bundel met ook de originele tekst. Maar in 2004 verscheen bijvoorbeeld nog een herdruk van G.H. Blanken’s vertaling; die toen al zeventig jaar oud was, en vaak plechtiger is van toon.

Die statigheid kan veel van de poëzie opvallend goed hebben. Waarschijnlijk om Kaváfis’ keuze om de onderwerpen van zijn gedichten vaak in de klassieke oudheid te zoeken; van toen de Grieken nog iets te betekenen hadden.

De ideale vertaling zou daarom waarschijnlijk elementen van Blanken en Warren/Molegraaf mengen. En tegelijk is het onzin om over een ideale omzetting naar het Nederlands te spreken. Kaváfis’ regels rijmden bijvoorbeeld. In de omzetting naar het Nederlands lukt het niet om die eigenschap te handhaven.

Konstantinos Kaváfis [1863 — 1933] liet een goedgekeurd oeuvre na van 154 gedichten. Daarnaast zijn er nog tientallen aanzetten en afgekeurde verzen. Bovendien duiken telkens nog nieuwe schetsen op.

En die kern van 154 is op heel verschillende manieren te lezen. Mij interesseert het directe of veel vaker indirecte homo-erotische karakter van een groot aantal gedichten bijvoorbeeld niet heel erg. Mijn meters staan nu eenmaal op andere golflengten afgesteld. Mooie jonge helden doen mij niets. Levend noch dood.

Maar zelfs voor de liefdespoëzie geldt dat de dichter het daarbij vaak over de onmogelijke of de verdwenen liefde heeft. En dat aspect spreekt dan wel aan, want dat is nu eenmaal universeler.

Herinner je, lichaam…

Lichaam, herinner je, niet alleen hoezeer je werd liefgehad,
niet enkel de bedden waarop je bent gaan liggen,
maar ook die verlangens die om jou
duidelijk blonken in de ogen,
en trilden in de stem – en een
toevallige hindernis maakte ze vergeefs.
Nu dat alles in het verleden ligt,
lijkt het bijna of je die verlangens
ook ingewilligd hebt – herinner je,
hoe ze straalden in de ogen die je aankeken,
hoe ze trilden in de stem, om jou, herinner je, lichaam.

(1918)
scheiding

Remember, body…

Body, remember not only how much you were loved,
not only the beds on which you lay,
but also those desires which for you
plainly glowed in the eyes,
and trembled in the voice – and some
chance obstacle made them futile.
Now that all belongs to the past,
it is almost as if you had yielded
to those desires too – remember,
how they glowed, in the eyes looking at you;
how they trembled in the voice, for you, remember, body.

Constantine P. Cavafy (1918)

Kaváfis is voor mij daarom al zeker vijfentwintig jaar vooral de dichter van het menselijke tekort, en daarnaast ook het verval.

Alleen blijft hij dus ook een schrijver uit een taal die ik enkel benaderen kan via omzettingen door anderen. Vertalingen die altijd kenmerken lijken te missen van het origineel. Bij deze poëzie houd ik altijd het gevoel dat de vertalers enorm hebben zitten versimpelen.

Soms intrigeert me dit, vaak ook roept dit machteloze ergernis op.

Zoveel je kunt

Ook als je het leven niet inrichten kunt naar eigen wens,
span je dan tenminste hier voor in
zoveel je kunt: verlaag het niet
door te veel omgang met de mensen,
door te veel drukte en gepraat.

Verlaag het niet door het mee te slepen,
het dikwijls om te leiden en het bloot te stellen
aan de dagelijkse dwaasheid
van betrekkingen en omgang,
tot het lastig wordt als iets vreemds.

(1905)
K.P. Kavafis, Gedichten
in de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf
544 pagina’s
Bert Bakker 1991, oorspronkelijk 1984

Zuivere schim in een vervuilde schepping ~ Rudy Kousbroek

Was E.M. Forster niet ooit naar Alexandrië gegaan, dan had de wereld misschien nooit gehoord van de dichter Kaváfis. Rudy Kousbroek noemt het feit terloops, in de essaybundel Een zuivere schim in een vervuilde schepping. En het gegeven zet hem toch ook nog tot mijmeren aan.

Hoeveel dichters zijn er die nooit het geluk smaakten om hun E.M. Forster te ontmoeten?

Ik wist dat niet, van die ontdekking door een buitenstaander. Zelfs al is er dat raadsel hoe het kan dat een in het Grieks dichtende man uit een Arabisch sprekend land overal in de wereld bekend zou worden.

Kousbroek was verder niet heel gul met feiten in zijn essays. Dit boek bevat drie opstellen, en wat reacties daar dan op. En eigenlijk geldt voor alle stukken dat ze bedoeld zijn voor een al ingevoerde lezer.

De kwaliteit van Kaváfis’ gedichten spreekt bijvoorbeeld voor zich. Die hoeft niet te worden uitgelegd.

In het eerste essay is Kousbroek in Alexandrië, op bedevaart naar de plaats waar enkele van de mooiste regels ooit uit de wereldliteratuur geschreven zijn. Alleen is dat huis van Kaváfis vijftig jaar later nauwelijks te vinden, en voelt hij zich een indringer als hij uiteindelijk het vroegere appartement binnentreedt van de dichter. Dat is dan een armoedig en vol pension.

Het tweede essay is ietwat polemisch. Voor Rudy Kousbroek stond buiten kijf dat Kaváfis’ homosexualiteit, en zijn kwetsbare positie daardoor, meeweegt in de poëzie. Literatuurwetenschappers en ook vertalers willen daar niet echt aan.

In het derde essay wordt op deze kwestie voortgeborduurd. Want, doe het gedachtenexperiment eens, en vervang de ‘hij’ die de vertalers in de liefdesgedichten introduceren nu eens overal een door ‘zij’. Vertoont het object van de begeerte, of eerder de herinnering, dan mannelijk of vrouwelijk gedrag?

Waarmee dus ook weer eens voor mij gold: ik kan beter Kaváfis zelf herlezen. Anderen zien polemiseren over bepaalde aspecten van zijn oeuvre maken die gedichten niet beter. Of toegankelijker.

Dus speelt de aloude kwestie weer eens. Ergens tussen feit en mening dringt zich de interpretatie op, van een ander. En die gaat niet altijd een even interessante richting uit.

[ wordt vervolgd ]

Rudy Kousbroek, Een zuivere schim in een vervuilde schepping
Over het werk van Konstantinos Kavafis

95 pagina’s
Vriendenlust, 1988